Het agrarisch natuurtype open grasland bestaat uit open landschappen met overwegend grasland, waarvan een substantieel deel uit vochtig en kruidenrijk grasland bestaat. Vaak is dit leefgebied doorsneden met een fijnmazig netwerk van lijnvormige wateren: sloten, weteringen en vaarten. Er kan in beperkte mate opgaande begroeiing aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de vorm van beplanting rond erven of bomenlanen.

De prioriteit bij het beheer ligt bij broedende weidevogels, maar ook wintergasten worden door dit leefgebied bediend. Voor wat betreft de broedende weidevogels is Nederland internationaal gezien vooral van belang voor de grutto, maar ook voor bijvoorbeeld de scholekster, slobeend en tureluur. Beheer voor soorten van open grasland is gericht op het creëren en handhaven van een aantrekkelijk vestigingsbiotoop, een rustperiode waarin veilig kan worden gebroed en kuikens voldoende voedsel kunnen vinden en veilig opgroeien. Op die manier kan er voldoende nageslacht komen.

 

Gerelateerde kennis