Kenmerken: slanke en sierlijke roofvogel van open gebieden. Man grijsachtig met zwarte vleugelpunten en zwarte streep over de vleugel, vrouwtje bruingestreept met witte stuit. Grondbroeder, nest in hoge vegetaties, in grootschalig open cultuurland in gewassen als wintertarwe, koolzaad en luzerne.

  • Wanneer aanwezig: eind april t/m half september. Overwintert ten zuiden van Sahara in Sudano-Sahel zone.
  • Habitatvoorkeur: open landschappen, zowel natuurgebieden als cultuurlandschappen. Nestelt vaak met enige paren op relatief korte afstand.
  • Broedhabitat: oorspronkelijk broedend in veengebieden, natte hooilanden en vochtige duinvalleien. Tegenwoordig echter (net als elders in Europa en als gevolg van sterke afname/ecologische degradatie van natuurlijke habitat) in open akkerbouwgebieden. Nederlandse broedpopulatie geconcentreerd in grootschalige akkerbouwgebied van Groningen, daarnaast een handvol broedparen in Flevoland en Incidenteel in andere provincies.
  • Winterhabitat: Savanne in Sudano-Sahelzone
  • Voedsel zomer: Kleine zoogdieren (vooral veldmuis), zangvogels, reptielen, grote insecten.
  • Voedsel jongen: zelfde.
  • Voedsel winter: Grote insecten, vooral sprinkhanen.
    Foerageerwijze: jaagt in vlucht laag boven de grond.

Komt voor in/op

Open akkerland, open grasland

Periode

Mei-augustus

Doelsoortspecifieke terreinkenmerken

Broedseizoen (mei-augustus)
Nestgelegenheid:

  • In boerenland nestelend in opgaande cultuurgewassen. Benut voor nestbouw vnl. wintergranen en koolzaad, soms ook luzerne.

Broedseizoen (mei-augustus)
Voedsel:

  • Open landschappen met voldoende hoog voedselaanbod, de belangrijkste factor voor reproductiesucces. Prooien worden verzameld in tot tientallen vierkante kilometers groot jachtgebied rondom territorium, zowel in cultuurland (graslanden, akkers, ruderale terreinen) als in natuurterreinen. Veldmuis is stapelvoedsel. In daljaren van veldmuis moeten alternatieve prooien (vooral zangvogels) beschikbaar zijn.

Soortspecifieke maatregelen

Broedseizoen (mei-augustus)
Nestgelegenheid:

  • Voortbestaan van de soort is sterk gebonden aan actieve nestbescherming. Oogsten en maaien van gewassen is geen probleem, mits het nest ruim voor de oogstwerkzaamheden wordt beschermd. Neem contact op met Werkgroep Grauwe Kiekendief.

Broedseizoen (mei-augustus)
Voedsel:

  • Zorg voor voldoende hoog prooiaanbod via grootschalige, meerjarige grasbraak, luzerne- en graanculturen in brede randen (>10 m) of volveldse percelen, vooral in omgeving van traditionele of potentiële nestplaatsen. ‘Nieuwe’ maatregel ter verhoging van muizen- en vogelaanbod is de ‘vogelakker’, bestaande uit strokenteelt van meerjarig natuurbraakmengsel afgewisseld met meerjarig periodiek te oogsten gewas als klaver of luzerne. Vooral faunaranden en vogelakkers van belang. Behoud openheid landschap (vermijd bebouwing, aanplant bosschages e.d.). Besef dat braakhabitat alleen foerageergebied is, geen broedgebied.

Factoren populatieontwikkeling

Verlies van geschikt leefgebied door te laag voedselaanbod in landbouwgebieden. Zowel vestiging van broedparen als broedsucces op korte en lange termijn sterk afhankelijk van:

  • Voedselaanbod, vooral veldmuizen en vogels.
  • Populaties in landbouwgebied zijn sterk afhankelijk van actieve nestbescherming. Zonder zulke bescherming worden nestenverstoord bij landbouwkundige werkzaamheden of door roofdieren gepredeerd.

Staat van instandhouding (per 2022)

Broedvogel: Zeer ongunstig
Verspreiding: gunstig
Populatie: zeer ongunstig
Leefgebied: matig ongunstig
Toekomstverwachting: zeer ongunstig

Meer informatie

  • SOVON (2023). https://stats.sovon.nl/stats/soort/2630
  • Alterra 2008. www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=profielen
  • Bijlsma R.G. 1993. Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels. Schuyt en Co., Haarlem.
  • Koks B. 2008. Case: Beschermingsproject Grauwe kiekendief als opmaat voor effectieve akkervogelbescherming. De Levende Natuur 208: 109-112.
  • Koks B.J., Trierweiler C., Visser E.G., Dijkstra C. & Komdeur J. 2007. Do voles make agricultural habitat attractive to Montagu’s Harrier Circus pygargus?. Ibis 149(3): 575-586.
  • Koks B.J. & Visser E.G. 2002. Montagu’s Harrier Circus pygargus in the Netherlands: Does nest protection prevent extinction? Ornithologischer Anzeiger 41: 159-166.
  • Mebs T. & Schmidt D. 2006. Greifvögel Europas, Nordafrikas und Vorderasiens: Biologie. Bestandsverhältnisse. Bestandsgefährdung. Kosmos, Stuttgart.
  • Trierweiler C. 2010. Travels to feed and food to breed: The annual cycle of a migratory raptor, Montagu’s Harrier, in a modern world. PhD thesis, University Library Groningen.
  • Trierweiler C., Mullié W.C., Drent R.H., Exo K.M., Komdeur J., Bairlein F., Harouna A., Bakker M. & Koks B.J. 2013. A Palaearctic migratory raptor species tracks shifting prey availability within its wintering range in the Sahel. Journal of Animal Ecology 82(1): 107-120.
  • Wiersma P., Ottens H.J., Kuiper M., Schlaich A.E., Klaassen R.H.G., Vlaanderen O., Postma M. & Koks B.J. 2014. Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in de Provincie Groningen. Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief, Scheemda.

Gerelateerde kennis