Voorkomen in Nederland beperkt tot Limburg en zuidoostelijk Noord-Brabant. Twee grote kraamkolonies (voormalige klooster Mariahoop en Abdij Lilbosch) bekend in Midden-Limburg (Roerstreek); In 2013 zijn hieraan enkele nieuwe (kraam)kolonies in de omgeving van Echt en Mariahoop toegevoegd. Winterkwartieren in mergelgroeven in Zuid-Limburg en in het grensgebied met Vlaanderen/Wallonië. Overwintert nog relatief laat in het voorjaar, tot in mei. Trekt tussen zomerleefgebied en winterkwartieren over afstanden tot 25-50 km. In de periode juli-oktober zijn zwermlocaties gelegen voor de ingang van mergelgroeven. Kraamperiode in juni-augustus, één jong per vrouwtje.

Zomerverblijfplaatsen zijn gelegen op goed toegankelijke, rustige, donkere tot schemerduistere, droge en zeer warme verblijfplaatsen op ruime zolders van kerken, kloosters (bij voorkeur leigedekt) en grote woonhuizen en dergelijke en in schuren met runderen of paarden op stro. Een kraamkolonie gebruikt een netwerk van verblijfplaatsen, jachtgebieden en verbindingsroutes in het landschap. Verschillende verblijfplaatsen staan in een metapopulatie-verband in verbinding met elkaar.

Jaagt in bossen, lanen en stallen (met runderen of ander vee met stro) tot op 15 km vanaf de zomerverblijfplaats. Ook boven beekloopjes, als die beschut zijn en overgroeid met bomen en struiken. Vliegroutes door halfopen gebied liggen langs lanen, houtsingels en heggen. Soort verplaatst zich eerder in en door de boomkronen dan erlangs. Ingekorven vleermuis is een ‘gleaner’ die niet-actieve insecten van vaste substraten zoals bladeren en muren plukt. Dieet bestaat voor groot aandeel uit niet-vliegende, dagactieve en relatief grote prooidieren (spinnen, vliegen, gaasvliegen en vlinders). Er worden afstanden tot ongeveer 100 km afgelegd naar de winterverblijven. De Ingekorven vleermuis wordt gemiddeld 3 jaar oud, maar de hoogst waargenomen leeftijd bedraagt maar liefst 18 jaar.

Komt voor in/op

Droge dooradering.

Periode

Mei-augustus.

Doelsoortspecifieke terreinkenmerken

Kraamperiode (mei-augustus):

  • Heggen, houtwallen, singels, en lanen in het agrarisch gebied.
  • Specifieke eisen aan de landschapselementen worden niet gesteld (hoge en brede elementen hebben de voorkeur boven lage en smalle elementen omdat deze meer dekking bieden en een groter voedselaanbod).
  • Alleen de locatiekeuze is van belang om de functie als verbindend element in de verbindingszone tussen verblijfplaatsen en jachtgebieden maximaal te kunnen ondersteunen.
  • Zomerverblijfplaatsen in koeienstallen, op zolders van kerken, kloosters en grotere woonhuizen moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen ten aanzien van rust, grootte, lichtintensiteit en toegankelijkheid.
  • Koeien- en paardenstallen op stro fungeren tevens als jachtgebied.
  • Aan het beheer van bossen als jachtgebied voor de ingekorven vleermuis worden geen specifieke voorwaarden gesteld.
  • De soort jaagt in zowel naald- als loofbos.
  • Voor de waterhuishouding van bossen lijkt hij ongevoelig.

Overwintering (november-april):

  • Grotere mergelgroeven met een stabiel klimaat.
  • De ingekorven vleermuis overwintert doorgaans in de meest warme gedeelten achterin de groeve.
  • Incidenteel overwinterend in kleinere objecten.
  • In Nederland zelden in forten of ruines.

Soortspecifieke maatregelen

Kraamperiode (mei-augustus):

  • Predatie door steenmarters of kerkuilen in verblijfplaatsen (indien nodig) voorkomen door ze af te sluiten voor deze soorten.
  • Koeienstallen in agrarisch gebied toegankelijk houden en handhaven als jachtgebied of als zomerverblijfplaats.
  • Kleinschalige erfinrichting is positief, oude mestvaten, opvallend lichte zolder en kleinschalige werven.
  • Ruimtelijk netwerk van met bomen en/of struiken begroeide landschapselementen aanleggen tussen verblijfplaatsen en jachtgebieden. Heeft vooral verbindingen in het landschap nodig.
  • Ingekorven vleermuizen zijn gevoelig voor lichtverstoring op vliegroutes en in jachtgebieden.
  • De toepassing van vleermuisvriendelijke verlichting (zoals amberkleurig licht) dient structureel overwogen te worden op plekken met essentiële jachtgebieden en vliegroutes.

NB: bij verlichting van netwerk van wegen rondom de (potentiële) jachtgebieden en verblijfplaatsen in/op agrarische bedrijven zorgen dat er vleermuisvriendelijk wordt gewerkt.

  • Zorg dus dat erf:
    • Met vegetatie verbonden is met omgeving;
    • Vleermuisvriendelijk wordt verlicht.
    • Renovatie alleen in periodes dat vleermuizen afwezig zijn.
    • Altijd de ruimtes goed toegankelijk houden.
    • Geen giftige houtverduurzamingsmiddelen gebruiken.

Overwintering (november-april):

  • Groeves dienen afgesloten te worden of beperkt toegankelijk te worden gesteld voor recreatieve activiteiten tijdens de winterslaap.
  • Groeven (waar nodig) met opgaande structuren verbinden met omgeving; daar waar groeves in of bij de bebouwde kom liggen, ervoor zorgen dat er donkere verbindingen van omgevend landschap naar de ingangen en zwermzones zijn.

Staat van instandhouding (per 2018)

Totaal: Zeer ongunstig
Verspreidingsgebied: Onbekend
Populatie: Gunstig
Leefgebied: Zeer ongunstig
Toekomstverwachting: Zeer ongunstig

Meer informatie

  • Dekker J.J.A., Regelink J.R. & Jansen E.A. 2008. Actieplan voor de ingekorven vleermuis. VZZ rapport 2008.22. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
  • Dekker J.J.A., Regelink J.R. & Janssen E.A. 2008. De ingekorven vleermuis in Limburg. Beschermingsmaatregelen naar aanleiding van inventarisaties en onderzoek in 2007 en 2008. VZZ rapport 2008.36. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
  • Dekker J.J.A., Janssen R., Molenaar T. & Regelink J.R. 2014. Populatieontwikkeling ingekorven vleermuizen in Midden-Limburg. Rapport RA12119-01, Regelink Ecologie & Landschap (Mheer), Jasja
  • Dekker Dierecologie (Arnhem) & Bionet Natuuronderzoek (Stein).
  • Dekker J.J.A. & Regelink J.R. 2010. Pp. 147-152 in: Huizenga C.E., Akkermans R.W., Buys J.C., van der Coelen J., Morelissen H. & Verheggen L.S.G.M. Zoogdieren van Limburg. Verspreiding en ecologie in de periode 1980-2007. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht.
  • Dekker J.J.A., Regelink J.R., Jansen E.A., Brinkmann R. & Limpens H.J.G.A. 2013. Habitat use by female Geoffroy’s bats (Myotis emarginatus) at its two northernmost maternity roosts and the implications for their conservation. Lutra 56 (2): 111-120.
  • Dienst Landelijk Gebied 2014. Natura 2000 beheerplan Abdij Lilbosch & voormalig klooster Maria-hoop. IN opdracht van Provincie Limburg
  • Vergoossen W., Dekker J.J.A., Regelink J.R., Verheggen L. & van der Meij T. 2009. De Ingekorven vleermuizen van Midden-Limburg, Natuurhistorisch maandblad 98(11): 209-214.
  • Janssen R., Dekker J., Molenaar T. & Regelink J. 2014. Ingekorven vleermuis in Midden-Limburg. Populatieontwikking van de ingekorven vleermuis in Midden-Limburg in 2012 en de uitgevoerde acties. Bionet (Stein), Jasja Dekker Dierecologie (Arnhem) & Regelink
  • Ecologie & Landschap (Mheer).
  • Limpens H.G.J.A., Dekker J.J.A., Jansen E.A. & Huitema H. 2011. Lichtproef meervleermuizen Kuindervaart – Vergelijking van de effecten van verschillende kleuren straatverlichting op de vliegroute van meervleermuizen op de Kuindervaart. Rapport 2011.18 Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • Limpens H.J.G.A., 2012. Mitigatie van effecten van de aanleg en inrichting van fietspaden op vliegroutes van de ingekorven vleermuis rondom de verblijfplaats in Mariahoop. Notitie 2012.030 Zoogdiervereniging i.o. van Econsultancy.
  • Schillemans M.J., Koelman R. & Limpens H.J.G.A. 2014. Analyse effecten en oplossingsrichtingen voor verlichting bij N572 nabij Echt ten aanzien van vleermuiswaarden. Rapportnummer 2014.006. Bureau van de Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • Verkem S. & Moermans T. 2002. The influence of artificial light on the emerging time of Geoffroyy’s Bat Myotis emarginatus. Abstracts from the IXth European Bat Research Symposium, Le Havre 26-30 August 2002. University of Le Havre, Le Havre.

Gerelateerde kennis