Kenmerken: onderscheidt zich van Huismus door fris roodbruine kruin, witte nekband en donkere wangvlek. Vaak in groepjes, in nazomer en winter soms tientallen tot honderden. Wanneer aanwezig: gehele jaar aanwezig, overwegend standvogel, vermoedelijk erg plaatstrouw, ook in winter.
Habitatvoorkeur: plattelander, geen stadsbewoner.
Broedhabitat: kleinschalig agrarisch cultuurlandschap met voldoende voedsel, dekking en nestgelegenheid; ook rond boerderijen. Meer in bouwland dan in grasland. Aantal broedsels: 2-3, aantal eieren 3-7, broedduur 11-14 dagen, nestjongenperiode 15-20 dagen. Broedperiode: april-augustus.
Winterhabitat: kleinschalig cultuurlandschap met voldoende beschikbare zaden.
Voedsel zomer: insecten en zaden. Voedsel winter: vooral granen, ook zaden. Voedsel jongen: insecten. Foerageermethode: zoekt voedsel op de grond of in vegetatie (heggen, struiken).
Komt voor in/op
Open akkerland, droge dooradering erfvogel en boerenlandvogel
Periode
April-augustus
Doelsoortspecifieke terreinkenmerken
Broedseizoen (april-augustus)
Nestgelegenheid:
Vooral in kleinschalig cultuurlandschap met verspreide bebouwing nabij bouwland. Aanwezigheid van dichte heggen en houtwallen met ondergroei van struiken is van belang (dekking voor roofvogels). Nestelt vooral in gaten of spleten in menselijke bebouwing, en in holen van (knot)bomen. Soms in randen van grote oude nesten (roofvogels, kraaien) of in oeverzwaluwkolonies. Enkele tientallen jaren geleden ook talrijk in (voor mezen geplaatste) nestkasten.
Broedseizoen (april-augustus)
Voedsel:
Open landschappen, vooral bouwland. Voldoende beschikbaarheid insecten voor de jongen essentieel. Volwassen dieren eten het gehele jaar door zaden, maar ook insecten in de zomer.
Herfst/winter (oktober-maart)
Open landschappen, vooral bouwland. Beschikbaarheid van zaden is essentieel. Reageert sterk op toename wintervoedselaanbod
Soortspecifieke maatregelen
Broedseizoen (april-augustus)
Nestgelegenheid:
Kleinschaligheid van landschap behouden. Aanleg, behoud en herstel van kleine landschapselementen (dichte heggen, houtwallen van tenminste 10 m). Oude schuurtjes en krakkemikkige bomen laten staan (geliefde nestplekken). Vestigingen in mezenkasten tolereren. LET OP: verstoringsgevoelig bij nest.
Broedseizoen (april-augustus)
Voedsel:
Vermijd of verminder het gebruik van pesticiden, zodat de insectenbeschikbaarheid kan toenemen. Braakleggen van akkerrand (3-9 m) of perceel (<100 m van nestplaats). Alternatief: gewasmengsel inzaaien of onkruiden spontaan (dus zonder inzaaiing) laten groeien na bewerking van het land. Aanleggen van grazige of bloemrijke akkerranden rond akkers heeft mogelijk een gunstig effect.
Herfst/winter (oktober-maart):
Zadenrijk gewasmengsel inzaaien (5% van het areaal waarschijnlijk voldoende). Stoppelvelden laten staan en zo laat mogelijk bewerken, liefst na 15 maart. Braakleggen van randen (zie hierboven).
Factoren populatieontwikkeling
Beschikbaarheid zaden winter; afgenomen door o.a. verdwijnen graanstoppels, efficiëntere oogstmethoden.
Beschikbaarheid insecten en zaden in broedseizoen;afgenomen door intensief grondgebruik, waaronder grootschalige inzet van pesticiden.
Beschikbaarheid nestholtes; afgenomen door opruimen van kleine landschapselementen (o.a. hoogstamboomgaarden, solitaire oude bomen).
Staat van instandhouding (per 2022)
Broedvogel: Zeer ongunstig
Verspreiding: matig ongunstig
Populatie: Zeer ongunstig
Leefgebied: Zeer ongunstig
Toekomstverwachting: Zeer ongunstig
Niet-broedvogel: Zeer ongunstig
Verspreiding: Gunstig
Populatie: Zeer ongunstig
Leefgebied: Zeer ongunstig
Toekomstverwachting: Zeer ongunstig
Kleijn D., Hammers M. & Teunissen W. et al. 2013. Effect inzaaien gewasmengsels op akkervogels in de winter. Symposium akkervogels. Alterra, Wageningen. 12 december 2013.
Newton I. 2004. The recent declines of farmland bird populations in Britain: an appraisal of causal factors and conservation actions. Ibis 146: 579-600.
van Noorden B. 2013. Tien winters akkersvogels in het hamsterreservaat Sibbe. Limosa 86: 153-168.
Ottens H.J., Wiersma P. & Koks B.J. 2013. Wintervoedsel voor Groningse en Drentse akkervogels. Limosa 86: 192-202.
Stip A., Kleijn D. & Teunissen W. 2013. Effecten van het aanbieden van voedselgewassen op de talrijkheid van overwinterende akkervogels: een eerste analyse. Limosa 86: 132-139.