Meeuwen

Bijgewerkt op: 24 juli 2024

De ‘Faunaschade PreventieKit’ voor meeuwen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door kokmeeuw, zilvermeeuw en grote en kleine mantelmeeuw kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig vanaf november 2024

1. Inleiding

Soorten die in Nederland schade veroorzaken zijn kokmeeuw, zilvermeeuw, stormmeeuw, kleine en grote mantelmeeuw. Jaarrond zijn individuen van deze soorten aanwezig. Meeuwen leven vooral langs de kust, maar worden ook gezien in waterrijke graslandgebieden en in steden. Het zijn alleseters. Ze eten een natuurlijk menu van vis, schaaldieren en krabben, maar ook insecten en aas. Met name in de zaai- en kiemperiode is er sprake van vraatschade en vertrapping.

In de Omgevingswet is vastgelegd dat iedereen zorg draagt voor levende dieren en planten en hun directe omgeving. Dit noemen we de zorgplicht voor natuur. De Beschermde Soorten Indicator (BeSi) helpt om aan deze zorgplicht te voldoen.

2. Gewasschade verspreid over het jaar

Akkerbouw Soort schade Soort meeuw Seizoen
Wintergraan Incidentele vraatschade Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Herfst, winter
Zomergraan Incidentele vertrapping Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Lente, zomer
Maïs Incidentele vraatschade Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Lente, zomer
Peulvruchten Incidentele vraatschade Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Lente
Grasland Soort schade Soort meeuw Seizoen
Blijvend grasland Incidentele vertrapping Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Jaarrond
Graszaad, graszoden en ingezaaid grasland Vertrapping Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Lente t/m herfst
Overige gewassen Soort schade Soort meeuw Seizoen
Helm en griend/riet en biezen Incidentele vraatschade Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Jaarrond
Landbouwhuisdieren Vraatschade, predatie Kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw Jaarrond

Tabel 1 t/m 3: Gewasschade verspreid over het jaar.

3. Preventieve maatregelen

De maatregelen ter voorkoming van gewasschade zijn verdeeld in vier categorieën: visuele maatregelen, akoestische maatregelen, aantrekken van natuurlijke vijanden en beheermaatregelen. Per maatregel wordt de ecologische effectiviteit, de praktische inzetbaarheid en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Het referentiejaar voor alle genoemde prijzen is 2024.

De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en ervaringen van agrariërs uit de praktijk. Vaak zal het nemen van een enkele maatregel schade niet kunnen voorkomen. Het wordt aanbevolen om een combinatie van maatregelen te nemen, maar ook dat biedt geen volledige garantie om schade te voorkomen.

In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores (laag, gemiddeld en hoog) geven aan hoe deze maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.

MAATREGELEN ECOLOGISCHE EFFECTIVITEIT TIJDSINSPANNING AGRARIËR KOSTEN AGRARIËR
Visueel
Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen Gemiddeld Laag Gemiddeld
Getrainde honden Hoog Laag Hoog
Akoestisch
Knalapparaat Hoog Hoog Gemiddeld
Vogelafweerpistool Hoog Hoog Laag
Aantrekken natuurlijke vijanden
Zitpalen roofvogels Laag Gemiddeld Gemiddeld
Beheer
Ondersteunend afschot Hoog Laag Laag

Tabel 4: Overzicht preventieve maatregelen voor meeuwen.

3.1 Visuele maatregelen

De visuele maatregelen behalen hun effect door op zichtbare wijze schadeveroorzakende dieren te weren of verjagen. In deze paragraaf zullen de effectief beoordeelde visuele maatregelen worden toegelicht.

3.1.1 Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen (zoals de Scary Man) verjagen meeuwen door middel van geluid en visuele prikkels.

Tabel 5: Score voor vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 5: Score voor vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen zijn ontworpen om vogels af te schrikken door onverwachte bewegingen en geluiden te produceren en hebben een directe effectiviteit. De vogelverschrikkers zijn het effectiefst wanneer die uit zoveel mogelijk onvoorspelbare elementen bestaan, zoals abrupte geluiden of periodiek volledig opblazen, zoals bij de Scary Man. Aangezien veel soorten vogels snel gewend raken aan verstoring in de omgeving (er ontstaat een verminderd schrikeffect als de verstoringsbron geen invloed heeft op de overleving van het individu), is het van belang dat deze onverwachte gebeurtenissen meermaals (binnen een uur) plaatsvinden. Daarbij dient de vogelverschrikker minimaal om de vijf dagen te worden verplaatst, zodat de ‘angst voor het nieuwe’ blijft bestaan. Onder deze voorwaarden varieert de duur van het verjagingseffect bij meeuwen van enkele dagen tot weken, en is daarom ecologisch effectief te noemen.

Voor grondgebonden teelt kan de vogelverschrikker op grondniveau worden geplaatst. De geschatte dekking van deze maatregel is 1 tot 4 hectare. Het is belangrijk dat de grondgebruiker zich bewust is van mogelijk negatieve effecten van het gebruik van dit middel op andere aanwezige diersoorten. Zo zou de inzet van een vogelverschrikker met akoestische en bewegende delen in het voorjaar weidevogels of doortrekkende steltlopers (o.a. kievit, wulp, goudplevier) kunnen verstoren, maar dit is nog onvoldoende onderzocht. Tegelijkertijd kan het ook een wenselijk neveneffect opleveren wanneer andere overlastgevende dieren (o.a. duiven, kleine zangvogels, koeten, kraaiachtigen, eenden, meeuwen) wel verjaagd worden. Het is mogelijk om deze maatregel te combineren met andere verjagingsmaatregelen, zoals het aantrekken/inzetten van roofvogels en lasers.

Praktische inzetbaarheid

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen worden elektrisch bediend en opgeblazen in minder dan 30 seconden. Gebruikers kunnen bij de modernere versies van de Scary Man intervallen en aanvangs- en eindtijden zelf instellen.

De Scary Man produceert een luid geluid en beschikt over verlichting. Beide kunnen onafhankelijk van elkaar aan- of uitgeschakeld worden. De Scary Man werkt op een accu van 12 volt. Als dat niet wenselijk is kan een 220V/12V-adapter worden gebruikt. Deze maatregel is toepasbaar op alle vormen van landgebruik. Indien de vogelverschrikker niet zichtbaar of hoorbaar is voor de ganzen (bijvoorbeeld door maïsteelt) is de maatregel minder goed toepasbaar.

Het apparaat is gemakkelijk te installeren en dit duurt ongeveer 10 tot 30 minuten. De verdere tijdsinspanning is afhankelijk van de gewenste frequentie van verplaatsing en afstelling. De aanschafkosten voor dit type vogelverschrikker kunnen uiteenlopen van €500 tot €700. De body is afzonderlijk aan te schaffen voor €75 tot €100. Er dient wel een accu van 12 volt te worden aangeschaft om de Scary Man te laten werken. Daarvoor liggen de kosten tussen de €100 en €250. De accu van de Scary Man kan ook worden geladen door middel van een zonnepaneel. De kosten hiervan zijn ongeveer €140. In plaats van een accu kan ook een adapter (220V/12V) worden gebruikt. Deze kost ongeveer €200.

Een Scary Man heeft een levensduur van 10 tot 15 jaar. Mogelijk is de body eerder aan vervanging toe. De onderhoudskosten zijn laag. Indien er een klein gat in de body ontstaat, kan dit met gewone tape worden verholpen.

De Scary Man kan ongewenste effecten hebben op mensen (in de vorm van overlast) als het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied staat. Houd er bij het gebruik van een knalapparaat rekening mee dat dit schrikreacties en klachten kan veroorzaken van mensen uit de nabije omgeving. De Scary Man is het gehele jaar inzetbaar en is gemakkelijk in gebruik. Het instellen van de juiste waarden (tijden, geluid, licht) kan complex zijn indien de gebruiker daar nog geen ervaring mee heeft.

Wet- en regelgeving

Er zullen voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen die afhankelijk zijn van de aard van de visuele maatregelen. Bij plaatsing in bermen zal bovendien toestemming van de wegbeheerder vereist zijn. De toepassing van visuele verjagingsmiddelen valt over het algemeen onder agrarisch gebruik en is daarom toegestaan.

3.1.2 Getrainde honden

Deze maatregel betreft het inhuren van een deskundig hondenbegeleider met een groep honden voor een bepaalde periode. Bij deze maatregel wordt aangeraden om gebiedsgericht vogels te verjagen op een schaal van meerdere bedrijven, met de fulltime inzet van de hondenbegeleider en zijn honden.

Tabel 6: Score voor getrainde honden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 6: Score voor getrainde honden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Uit onderzoek blijkt dat vogels zich goed laten verjagen door één of meerdere honden (zoals getrainde border collies), waarbij een grotere groep vogels vaak op meerdere delen van het perceel moet worden verjaagd. Er lijken wel verschillen te bestaan in de effectiviteit van het gebruik van honden tussen verschillende vogelsoorten (de ene soort vlucht sneller dan de andere). De directe effectiviteit is hoog, omdat vogels een hond als een duidelijk gevaar zien en ervoor opvliegen. Desalniettemin strijken de vogels meestal op vrij korte afstand weer neer en keren de vogels vaak in de loop van de dag weer terug als de hond uit het gebied is verdwenen. De duur van het verjagingseffect is daarbij enkele uren tot een dag.

Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat deze maatregel een hoge mate van ecologische effectiviteit heeft. Het is echter onduidelijk hoe groot de afname van de schade door meeuwen werkelijks is. Het verjaaggebied dient zoveel mogelijk aaneengesloten en duidelijk begrensd te zijn.

Deze maatregel kan worden ingezet op een gebied tot 2.000 hectare, waar een verjaagteam verjaagacties kan uitvoeren op de schaal van meerdere bedrijven. Border Collies kunnen daarbij sloten tot 4 meter breed overbruggen.

De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van (getrainde) honden indien er zich weidevogels in het gebied bevinden, omdat er mogelijk ongewenste effecten kunnen optreden.

De inzet van (getrainde) honden kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals ganzen, koeten, zwanen, kraaiachtigen en eenden.

De inzet van (getrainde) honden heeft voor grote oppervlakken nog meer potentie in combinatie met andere maatregelen, zoals het vogelafweerpistool of ondersteunend afschot. Deze methoden vullen elkaar goed aan, omdat bijvoorbeeld een vogelafweerpistool snel kan worden ingezet, waarbij de honden kunnen worden gebruikt op percelen met vee of nabij de bebouwde omgeving. Een verjager met vogelafweerpistool en honden kan een veel groter verjaaggebied beslaan.

Praktische inzetbaarheid

De hondenbegeleider rijdt rond in de omgeving en is beschikbaar wanneer er een melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van schadeveroorzakende vogels door een grondgebruiker. Vervolgens wordt onder leiding van de hondenbegeleider een groep honden het perceel opgestuurd om de vogels te verjagen.

De methode is goed toepasbaar op agrarisch grasland. Op akkers met (kwetsbare) gewassen zou het een probleem kunnen vormen dat honden tijdens de verjaging gewassen kapot kunnen lopen. Voor de meeste gewassen zal het naar verwachting echter geen probleem zijn om getrainde honden in te zetten. Het wordt afgeraden om getrainde honden in te zetten als akkers nat en modderig zijn, omdat de honden dan makkelijker blessures kunnen oplopen.

De tijdsbesteding van de agrariër bij deze methode bedraagt 30 tot 60 minuten per week. Dit betreft de afstemming met het verjaagteam, het verlenen van toegang en een rondleiding over het terrein. De inzet van een hondenbegeleider en een groep getrainde honden is erg duur. De kosten voor een maand intensieve verjaging kunnen al gauw oplopen tot €35.000 à €50.000 voor een gebied van 2.000 hectare.

Er worden geen ongewenste neveneffecten verwacht voor mensen bij de inzet van deze methode. Mensen kunnen angstig zijn voor honden of het geblaf als hinderlijk ervaren, maar dit effect zal zeer beperkt zijn aangezien de honden goed getraind zijn, strak worden begeleid door een deskundige trainer en zich bovendien alleen op landbouwpercelen begeven.

Het wordt aanbevolen om voornamelijk schade te verminderen in winter en voorjaar. Deze toepassing wordt specifiek aanbevolen van januari tot en met april in gebieden met forse schade. Het ideale moment van toepassing is in februari. Deze methode is niet complex voor agrariërs aangezien een deskundig hondenbegeleider wordt ingehuurd voor de toepassing.

3.2 Akoestische maatregelen

Akoestische maatregelen behalen hun effect door middel van geluiden. Schadeveroorzakende dieren worden hierdoor afgeschrikt. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.2.1 Knalapparaat

Een knalapparaat is een gaskanon dat luide explosies of knallen voortbrengt.

Tabel 7: Score voor knalapparaat op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 7: Score voor knalapparaat op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 1: Knalapparaat tegen meeuwen

Figuur 1: Knalapparaat tegen meeuwen

Ecologische effectiviteit

Een knalapparaat heeft een hoge, directe effectiviteit, mits onvoorspelbaar en onregelmatig gebruikt, en kan de meeuwen voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen. Na deze periode bestaat de kans dat de dieren opnieuw op het perceel zullen neerstrijken. Er treedt een lage mate van gewenning op, mits het knalapparaat willekeurig wordt gebruikt. Meeuwen raken echter snel gewend aan niet-levensgevaarlijke invloeden zoals een knalapparaat. Daarom wordt geadviseerd deze maatregel te combineren met andere verjagingstechnieken. Het knalapparaat werkt op perceelsniveau.

De grondgebruiker moet bij het gebruik rekening houden met andere dieren in het gebied. Het knalapparaat kan hier namelijk ongewenste effecten (geluidsoverlast) op hebben.

Het knalapparaat kan ook wenselijke neveneffecten hebben op andere overlastgevende dieren op het land, zoals duiven, koeten, ganzen, eenden, kleine zangvogels en kraaiachtigen.

Uit onderzoek blijkt dat het knalapparaat potentie heeft om in combinatie met andere maatregelen te worden gebruikt, zoals een Scary Man (visueel middel). Dit zal het succes van verjaging vergroten en de kans op gewenning verkleinen.

Praktische inzetbaarheid

Door de inzet van een knalapparaat worden de dieren weggejaagd maar niet verwond. Om gewenning te voorkomen wordt het aangeraden om het apparaat elke twee tot drie dagen te verplaatsen.

Het knalapparaat is goed toepasbaar in de akkerbouw en fruitteelt. Bij veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.

Het installeren van een knalapparaat kost gemiddeld 30 tot 60 minuten. Frequente (liefst dagelijkse) verplaatsing is vereist om gewenning bij ganzen te voorkomen.

De aanschafkosten van het apparaat variëren van €300 tot €800, afhankelijk van de opties die het knalapparaat heeft, willekeurige intervallen tussen de knallen en automatische programma’s via apps. De levensduur van het knalapparaat is 10 tot 15 jaar. De gasfles moet (afhankelijk van het model) na 15.000 tot 17.000 knallen worden vervangen. Dit kost ongeveer €50. Als het toestel schoon wordt gehouden is verder geen onderhoud noodzakelijk. Als de hoogspanningsgenerator defect gaat, kost vervanging €75 tot €100.

Het knalapparaat heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied staat. Houd er bij het gebruik van het apparaat rekening mee dat knallen schrikreacties en klachten kunnen geven van mensen uit de omgeving. Het knalapparaat is niet het gehele jaar inzetbaar. Dit is afhankelijk van wanneer de gewassen op het veld staan en de regels van de gemeente.

Een simpele variant van het knalapparaat is gemakkelijk te gebruiken. Een geavanceerder model biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld intervallen en tijdsloten in te stellen. Indien de gebruiker geen ervaring heeft met het afstellen van een knalapparaat kan dat mogelijk enige complexiteit geven. Sommige knalapparaten maken ook gebruik van een app.

De richtlijnen voor het gebruik van het knalapparaat zijn:

  • tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen;
  • < 5 hectare – 1 knalapparaat;
  • > 5 hectare – minimaal 1 knalapparaat per 5 hectare;
  • verplaats de apparaten iedere twee tot drie dagen.

Wet- en regelgeving

Het is aannemelijk dat de regelgeving uit het omgevingsplan of plaatselijke verordening medebepalend is voor welke akoestische maatregelen kunnen worden toegepast. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen gelden voor het gebruik van bepaalde apparatuur ten aanzien van de locatie, periode en het soort apparatuur. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.

Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000) en binnen stiltegebieden die door provincies zijn aangewezen (waar eveneens beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden om de stilte binnen deze gebieden te bewaren).

3.2.2 Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis.

Tabel 8: Score voor vogelafweerpistool op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 8: Score voor vogelafweerpistool op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Een vogelafweerpistool heeft een sterk direct effect dat slechts voor enkele uren tot een dag blijft bestaan. Er is een gemiddelde mate van gewenning, vooral als er variatie plaatsvindt in plek en tijd. Meeuwen raken echter snel gewend raken aan niet-levensgevaarlijke invloeden, zoals een vogelafweerpistool. Daarom wordt geadviseerd deze maatregel te combineren met andere verjagingstechnieken. Naar verwachting zal een enkel schot van een vogelafweerpistool effectief zijn op de schaal van een perceel van enkele hectare.

Het is belangrijk dat de grondgebruiker zich bewust is van mogelijke negatieve effecten van een vogelafweerpistool op andere diersoorten. Tegelijkertijd kan het ook een wenselijk bijkomend effect opleveren wanneer andere overlastgevende dieren worden verjaagd, zoals duiven, koeten, kraaiachtigen, eenden, kleine zangvogels en ganzen.

De maatregel moet worden gecombineerd met andere verjagingsmaatregelen om tot succesvolle schadepreventie te komen. Uit onderzoek blijkt dat het vogelafweerpistool het best werkt in combinatie met andere maatregelen, zoals een Scary Man (visueel middel).

Praktische inzetbaarheid

De schutter schiet twee tot drie vogelafweerpatronen per perceel per keer met het pistool. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is goed toepasbaar op alle landgebruiksvormen. In de veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.

Het gebruik van een vogelafweerpistool is arbeidsintensief, omdat percelen minimaal tweemaal per dag moeten worden gecontroleerd en eventuele aanwezige vogels moeten worden verjaagd. Het gebruik van een vogelafweerpistool neemt slechts enkele minuten in beslag op het perceel, maar afhankelijk van de afstand tot het perceel kan de tijdsinspanning toenemen.

De aanschafkosten bedragen ongeveer €135 tot €150. Daarnaast moet de verjager jaarlijks ongeveer €65 betalen voor de verlenging van zijn wapenvergunning. Het pistool schiet met losse flodders, waarvoor de kosten variëren van €1 tot €2 per patroon. De levensduur is afhankelijk van de frequentie van het gebruik. De verwachting is dat het pistool bij intensief gebruik minimaal 5 jaar mee kan gaan en bij beperkt gebruik tot wel 20 jaar. Als het pistool regelmatig wordt schoongemaakt hoeft verder geen onderhoud plaats te vinden.

Het vogelafweerpistool heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Houd er bij het gebruik van een vogelafweerpistool rekening mee dat het geluid schrikreacties en klachten kan geven door mensen uit de omgeving. Een vogelafweerpistool mag in de basis het gehele jaar worden gebruikt.

De richtlijnen voor het gebruik van het vogelafweerpistool zijn:

  • percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).

Wet- en regelgeving

Het is aannemelijk dat de regelgeving uit het omgevingsplan of plaatselijke verordening medebepalend is voor welke akoestische maatregelen kunnen worden toegepast. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen gelden voor het gebruik van bepaalde apparatuur ten aanzien van de locatie, periode en het soort apparatuur. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.

Het vogelafweerpistool kent nadere regelgeving voor rechtmatig gebruik. Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en te gebruiken. In sommige gemeenten kunnen aanvullende eisen gelden ten aanzien van het gebruik op specifieke locaties.

Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000) en binnen stiltegebieden die door provincies zijn aangewezen (waar eveneens beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden om de stilte binnen deze gebieden te bewaren). Bij gebruik van akoestische maatregelen moet ook rekening worden gehouden met mogelijke schrikreacties van weidend vee.

3.3 Maatregelen waarbij natuurlijke vijanden worden aangetrokken

Door het aantrekken van natuurlijke vijanden kan fauna worden geweerd of verjaagd. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.3.1 Zitpalen Roofvogels

Een zitpaal voor roofvogels kan worden geplaatst op het perceel om roofvogels aan te trekken. De plaatsing van zitpalen biedt geen garantie voor het aantrekken van roofvogels, daarom dient deze maatregel altijd gecombineerd te worden met andere verjaagmiddelen.

Tabel 9: Score voor zitpalen roofvogels op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 9: Score voor zitpalen roofvogels op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 2: Zitpalen roofvogels tegen meeuwen

Figuur 2: Zitpalen roofvogels tegen meeuwen

Ecologische effectiviteit

De aanwezigheid van roofvogels maakt een gebied minder aantrekkelijk voor andere vogels, waaronder (kleinere) meeuwensoorten. Het plaatsen van zitpalen kan roofvogels aantrekken, maar biedt geen garanties. Daarnaast zijn roofvogels niet continu aanwezig, waardoor bij afwezigheid van roofvogels de meeuwen zullen terugkeren. Het is daarom lastig om de duur en effectiviteit van deze maatregel te bepalen. Als het lukt om roofvogels aan te trekken, wordt er uitgegaan van een relatief hoge effectiviteit gedurende enkele uren tot dagen. Meeuwen raken niet zozeer gewend aan de aanwezigheid van roofvogels, maar zullen wel snel in de gaten hebben wanneer er geen roofvogels in de buurt zijn en dan weer op het perceel neerstrijken.

Grondgebruikers moeten bij de aantrekking van roofvogels rekening houden met weidevogels in het gebied. Roofvogels kunnen namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (predatie).

Het aantrekken van roofvogels kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals duiven, kleine zangvogels, koeten, eenden en kraaiachtigen.

Deze maatregel moet altijd worden gecombineerd met akoestische of overige verjaagmiddelen, omdat de plaatsing van zitpalen geen garantie biedt op het aantrekken van roofvogels.

Praktische inzetbaarheid

De aanwezigheid van een natuurlijke vijand kan voor veel dieren voldoende zijn om hun heil elders te zoeken. Roofvogels kunnen worden aangetrokken met zitpalen. Dit is echter niet altijd wenselijk, bijvoorbeeld in verband met weidevogelpopulaties. Een zitpaal bestaat uit een paal van 4 tot 5 meter hoog met aan de bovenzijde een horizontale zitstok (diameter 3 tot 5 centimeter). De paal dient op minimaal 80 centimeter diepte te worden geplaatst in de grond zodat die stabiel blijft staan.

Zitpalen voor roofvogels kunnen worden ingezet op alle landgebruiksvormen. Het is verstandig om eerst te onderzoeken of het wenselijk is dat roofvogels worden aangetrokken met het oog op de landgebruiksvorm. Het installeren van een zitpaal kost maximaal een half uur tijd.

Een acaciahouten zitpaal kost ongeveer €150 tot €200 per stuk. U kunt ook zelf een zitpaal maken, zodat de kosten een stuk lager uitvallen. Acaciahouten zitpalen kunnen tientallen jaren meegaan en vergen geen onderhoud als deze op correcte wijze worden geplaatst.

3.4 Beheermaatregelen

Beheermaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te doden. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.4.1 Ondersteunend afschot

Bij ondersteunend afschot worden er dieren geschoten en gaat het om directe schadebestrijding.

Tabel 10: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 10: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Ondersteunend afschot heeft een zeer hoge directe effectiviteit, door een hoge schrikreactie (een soortgenoot wordt afgeschoten). De kans op gewenning is laag, met name als het afschot op willekeurige basis is (onvoorspelbaar). Ondersteunend afschot kan vogels voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen. Na die periode bestaat de kans dat de dieren opnieuw zullen neerstrijken op het perceel. Er bij meeuwen snel gewenning optreden als ondersteunend afschot op vaste momenten in de week plaatsvindt. Ondersteunend afschot werkt op perceelsniveau.

De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van ondersteunend afschot indien er zich weidevogels in het gebied bevinden. Ondersteunend afschot kan namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (geluidsoverlast en schrikreactie).

Het toepassen van ondersteunend afschot kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals duiven, koeten, zwanen, ganzen, eenden en kraaiachtigen.

Verjaging met ondersteunend afschot blijkt effectiever dan verjaging zonder afschot vanwege de afschrikkende werking en de associatie die vogels daardoor leggen met niet-dodelijke verjaagmiddelen. Afschot kan dus goed gecombineerd worden met andere maatregelen.

Praktische inzetbaarheid

Ondersteunend afschot vindt plaats op het perceel. De richtlijn die van toepassing is, schrijft voor dat er minimaal twee keer per week schade wordt bestreden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt.

Ondersteunend afschot kan worden toegepast op alle landgebruiksvormen, hoewel die methode afhankelijk van het seizoen enorm wordt bemoeilijkt vanwege dekking en belemmering van zicht (denk bijvoorbeeld aan de maïsteelt).

De tijdsinspanning van de agrariër bij ondersteunend afschot is beperkt tot het overleg met de jager. Er zijn voor agrariërs momenteel geen kosten verbonden aan de uitvoering van ondersteunend afschot door jagers. De (indirecte) kosten en tijdsbesteding voor de uitvoering van deze maatregel zijn hoog en komen ten laste van de jager.

Ondersteunend afschot heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Er dient rekening te worden gehouden met de veiligheid van mensen, maar ook met mogelijke schrikreacties en klachten. Dodelijk afschot sluit mogelijk minder goed aan bij de visie op natuur en dierenwelzijn van een aantal gebiedspartijen.

Wet- en regelgeving

Ondersteunend afschot is alleen mogelijk indien een specifieke toestemming op basis van de Omgevingswet is verkregen. Dit kan gaan om een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van een schadeveroorzakende soort, of een aanwijzing als vergunningvrije activiteit voor bepaalde soorten in een omgevingsverordening. Ook aan het gebruik van een (jacht)geweer zijn voorwaarden verbonden, voortvloeiend uit de Wet Wapens en Munitie en de Omgevingswet.

Voor ondersteunend afschot bij meeuwen is een vergunning of machtiging nodig. Provincies kunnen voor sommige soorten een vrijstelling van de vergunningplicht geven voor het verjagen met ondersteunend afschot door dat aan te wijzen als vergunningvrije activiteit. Dit mag alleen onder de voorwaarde dat er een faunabeheerplan voor de betreffende soort door de betreffende provincie is goedgekeurd. In beginsel hoeft bij het plegen van afschot op basis van deze goedkeuring geen rekening te worden gehouden met het effect van afschot op andere soorten.

Let op: mogelijk wordt in de vereisten van de omgevingsvergunning aangegeven dat twee preventieve maatregelen dienen te worden genomen. In deze context kan ondersteunend afschot geen deel uitmaken van de twee preventieve maatregelen.

4. Algemene juridische opmerkingen

Enkele algemene juridische opmerkingen rond het toepassen van preventieve middelen ter voorkoming van faunaschade

Er geldt een eigen verantwoordelijkheid voor het voorkomen of beperken van faunaschade aan eigendommen, gewassen of vee. Om voor een tegemoetkoming in faunaschade in aanmerking te komen, is het nemen van niet-dodelijke preventieve maatregelen daarom in de meeste gevallen vereist. In de Faunaschade Preventiekit voor verschillende diersoorten leest u hier meer over. Soms valt onder deze preventieplicht ook het doden van dieren. Het vangen en doden van beschermde dieren is in veel gevallen omgevingsvergunningplichtig. Soms geldt voor een specifieke soort binnen de provincie een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de provinciale omgevingsverordening. Het is steeds van belang om te onderzoeken of een soort op grond van een dergelijke regel mag worden gevangen of gedood, of dat er sprake is van een omgevingsvergunningsplicht.


Verjaging en verstoring nabij natuurgebieden

Op de Informatiekaart Natuur (IKN) op de website van BIJ12 is veel informatie te vinden over waar natuurgebieden liggen en welke beperkingen daar gelden. Hier kun je bijvoorbeeld de ligging van ganzenfoerageergebieden, Natuurnetwerk Nederland (ecologische hoofdstructuur) of Natura2000-gebieden aantreffen. Ook informatie over no-fly-zones voor drones is daar gepubliceerd. Actieve verstoring door verjaging met ondersteunend afschot of het gebruik van verstorende middelen kan omgevingsvergunningplichtig zijn in of nabij Natura2000-gebieden. Hier moet onderzoek naar worden gedaan door degene die de activiteit wil verrichten.