Forten zijn vaak uitgebreide complexen bestaande uit gebouwen, wallen en grachten. De Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie kennen tientallen van dergelijke forten, maar ook losse forten komen voor. Fortterreinen hadden diverse functies: wallen dienden ter verdediging, maar er waren ook vlakke gedeelten voor exercitie, beplanting voor de aanwezigheid van gebruikshout en camouflage.
Voornaamste onderdeel van fortterreinen vormen de vaak complexe stelsels van wallen, waarin de gebouwen vaak liggen ingebed. Ook opstelplaatsen voor geschut zijn in de wallen te vinden.
Beplanting vormt vaak een belangrijk onderdeel van fortterreinen. Van de forten van de grote waterlinies is bekend, dat deze forten een planmatige beplanting kenden: deels als camouflage, maar vooral ook om gebruikshout beschikbaar te hebben. Restanten van deze beplantingen zijn nog op diverse forten te vinden.
Concentraties van fortterreinen zijn te vinden rondom de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, maar verspreid door het land komen ook elders forten voor, soms geïsoleerd, soms deel uit makend van een linie. Voorbeelden zijn Fort Sint Pieter op de Sint Pietersberg bij Maastricht of Fort Rammekens bij Vlissingen.
Belangrijkste beheermaatregelen bestaan uit het onderhouden van de wallen en bijbehorende graslanden en de (al dan niet historische) beplanting. Maaien en afvoeren van het maaisel van de wallen is één van de belangrijkste beheermaatregelen. De schuine taluds van de wallen maken maaien vaak moeilijk.
Fortterreinen hangen sterk samen met de fortgebouwen, de fortgracht en het buitenfort. Forten kennen meestal een sterke relatie met het omliggende landschap, zoals bijvoorbeeld de strategische ligging en nabijheid van het te verdedigen object, zoals een weg, dijk of stad. Fortterreinen hebben meestal een belangrijke functie als rustgebied voor fauna in het cultuurlandschap. De erop aanwezige gebouwen vormen belangrijke voortplantings- en overwinteringsplekken voor vleermuizen.