N01.04 Zand- en kalklandschap

Zand- en kalklandschap omvat de meer natuurlijke gebieden in het zand- en het kalklandschap waar vooral grondwaterstandfluctuaties, successie en waterdynamiek van beken in combinatie met integrale begrazing het landschap vormen.

Algemene beschrijving

Al naar gelang de ligging van het gebied bestaat het uit een groot scala van andere in zand- en kalkgebieden voorkomende beheertypen (zoals Beek en Bron, Hoogveen. Vochtige heide, Zuur ven of hoogveenven, Droge heide, Droog schraalland, Haagbeuken- en essenbos en Dennen- eiken en beukenbos) die echter vanwege continue veranderingen in het landschap niet in omvang en ligging apart in het beheer kunnen worden vastgelegd.

Om natuurlijke processen in dit beheertype het landschap te kunnen laten bepalen is een grote oppervlakte nodig. Er is hiervoor in Nederland slechts weinig ruimte overgebleven. De natuurwaarden hangen vooral samen met de variatie in de ruimtelijke gradiënt in vochthuishouding en successiestadia. Bij ontwikkeling vanuit een in het recente verleden intensief geëxploiteerd landschap zijn met name oude ontwikkelingsstadia met bijvoorbeeld dikke en dode bomen van belang voor de biodiversiteit. Naar verloop van tijd wordt het voldoende ontstaan van pioniersituaties voor de biodiversiteit belangrijk, die door begrazing ook langer aanwezig kunnen blijven. Met de mate waarin begrazing in dit landschapstype een rol speelt in relatie tot de biodiversiteit is nog veel onbekend, omdat dit landschapstype in Europa al lange tijd niet meer voorkomt en er slechts recent gestart is met de ontwikkeling ervan. De mate waarin bomen het landschapsbeeld in dit verband zullen domineren is nog onzeker maar zal naar waarschijnlijkheid in ruimte en tijd fluctueren.

Karakteristieke soorten zijn al degenen die voor de andere beheertypen van zand- en kalkgebieden genoemd zijn. Specifieke soorten die als karakteristiek voor het grootschalig voorkomen van dit type kunnen worden gezien zijn nog grotendeels onbekend, maar omvatten waarschijnlijk een aantal grote roofvogels en top-predatoren als de lynx. Verder zijn meer natuurlijke dichtheden van wild zwijn en Eedelhert van belang.

Afbakening

  • Het beheertype Zand- en kalklandschap is gelegen in de Zandlandschappen of het Heuvellandschap en omvat in tijd en ruimte wisselende in dit landschap thuishorende typen.
  • Het landschap wordt gevormd door natuurlijke processen zoals de werking van wind, water (o. a. periodiek hoge grondwaterstanden) en/of grote grazers.
  • De tot dit type behorende eenheid is tenminste 500 ha groot of maakt onderdeel uit van een groter gebied behorend bij grootschalige dynamische natuur.

Voorbeeldgebieden

Veluwezoom.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N01.04 Zand- en kalklandschap.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Kenmerkend voor een zand- en kalklandschap is o. a. de aanwezigheid van natuurlijke successie, de variatie aan levensgemeenschappen en de turnover in deze levensgemeenschappen. De in dit landschap aanwezige beheertypen kunnen dan ook als de kenmerkende onderdelen van de structuur worden gezien:

N01.04 Zand- en kalklandschap – Structuur

Structuurelement Min. % Max. %
N03.01 Beek en bron 1 50
N04.02 Zoete plas 1 20
N06.03 Hoogveen 1 80
N06.05 Zwakgebufferd ven 1 50
N07.01 Droge heide 1 50
N07.02 Zandverstuiving 1 50
N11.01 Droog schraalland 1 20
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland 1 20
N12.06 Ruigteveld 1 20
N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos 1 80
N14.02 Hoog- en laagveenbos 1 80
N14.03 Haagbeuken- en essenbos 1 80
N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos 1 80

¹De hier genoemde structuurelementen zijn de genummerde beheertypen zoals deze gedefinieerd staan in de index.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.
  • “Midden”: indien 4-6 van de kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.
  • “Laag”: indien 1-3 kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.

Flora en fauna

Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van een selectie van karakteristiek geachte en kwalificerende flora- en faunasoorten uit de kleinschalige beheertypen. De soortenkeuze is gebaseerd op de lijsten van de typen N03.01, N04.02, N06.03, N06.05, N06.06, N07.01, N07.02, N 11.01, N12.02, N12.06, N14.01, N14.02, N14.03 en N15.02. De hieronder weergegeven soorten (flora en broedvogels) tellen mee.

N01.04 Zand- en kalklandschap Flora en Fauna

Soortgroep Soorten
Planten: beenbreek, bottelroos, dennenwolfsklauw, dichte bermzegge, draadgentiaan, drijvende egelskop, drijvende waterweegbree, dwergbloem, dwergvlas, fraai hertshooi, groenknolorchis, grote leeuwenklauw, grote wolfsklauw, klavervreter, klein wintergroen, kleinste egelskop, kluwenklokje, knikkend nagelkruid, knolsteenbreek, lange zonnedauw, langstengelig fonteinkruid, ongelijkbladig fonteinkruid, overblijvende hardbloem, riempjes, rijsbes, ruige anjer, slank wollegras, spits havikskruid, stengelloze sleutelbloem, stofzaad, teer vederkruid, torenkruid, tweehuizige zegge, valse zandzegge, veenbloembies, veenmosorchis, vlottende waterranonkel, vogelnestje, weideklokje, weide-vergeet-mij-nietjeKranswieren: brakwater kransblad, brokkelig kransblad, fijnstekelig kransblad, gebogen kransblad, harig kransblad, groot boomglanswier, klein boomglanswier, kleinhoofdig glanswier, kustkransblad, stekelharig kransblad, sterkranswier, ruw kransblad, vertakt boomglanswier
Broedvogels: appelvink, blauwborst, boomklever, boomkruiper, boomleeuwerik, bosrietzanger, draaihals, duinpieper, fluiter, geelgors, gekraagde roodstaart, geoorde fuut, goudplevier, grasmus, grauwe klauwier, grauwe vliegenvanger, groene specht, grote bonte specht, klapekster, kleine bonte specht, kneu, korhoen, kraanvogel, kwak, matkop, middelste bonte specht, nachtegaal, paapje, putter, raaf, roodborsttapuit, spotvogel, sprinkhaanzanger, tapuit, veldleeuwerik, watersnip, wespendief, wielewaal, wulp, zwarte specht

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 35 kwalificerende soorten voorkomen en beide soortgroepen vertegenwoordigd zijn
  • “Midden”: indien 25-34 kwalificerende soorten voorkomen of wanneer 35 of meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen voor Hoog wordt voldaan.
  • “Laag”: indien minder dan 25 kwalificerende soorten voorkomen

* De kwaliteitsbepaling flora en fauna voor de grootschalige typen moet nog in de praktijk worden getest en kan in de toekomst nog worden aangepast.

Natuurlijkheid

Om de natuurlijkheid van landschappen te duiden zijn twee ingangen gekozen. Enerzijds de processen die in een grootschalig landschap de ruimte zouden moeten hebben, anderzijds de aanwezigheid van karakteristiek geachte en kwalificerende sleutelsoorten uit functionele groepen die met natuurlijke processen in grootschalige natuur te maken hebben: predatoren, aaseters en grazers.

Processen

Het type Zand- en kalklandschap kent verschillen tussen nat en droog, deels door de aanwezigheid van oppervlaktewateren zoals beken of vennen, deels door plekken die (tijdelijk) hoge grondwaterstanden kennen. Om dynamiek en bijbehorende successie een plek te geven in deze landschappen, zijn ook erosieprocessen van belang. Wind en water moeten vrij spel hebben, begrazing kan een vergelijkbaar effect hebben.

In dit beheertype speelt de stikstofdepositie een belangrijke rol bij de kwaliteitsbepaling:

N01.04 Zand- en kalklandschap

Hoog Midden Laag
Stikstofdepositie* < 5 kg N ha-1 y < 360 mol N ha-1 y-1 5-10 kg N ha-1 y-1

360-710 mol N ha-1 y-1

> 10 kg N ha-1 y-1

> 710 mol N ha-1 y-1

* Waarde voor (Zeer) Zwakgebufferde vennen (5,8 kg) en actieve hoogvenen (5 kg) en herstellende hoogvenen (5 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).

De volgende punten spelen een rol bij de bepaling van grootschaligheid:

  1. Een natuurlijke afwatering en/of inzijging van water, dus ook het ontbreken van lokale ingrepen die het waterpeil kunnen verlagen (lokale wateronttrekking van oppervlaktewater, de aanwezigheid van sloten/greppels).
  2. Processen van bodemvorming moeten ongehinderd plaats kunnen vinden (dit wil zeggen dat geen ingrepen gepleegd worden die deze processen hinderen, zoals graafwerkzaamheden, strooiselverwijdering of kunstmatige aanpassingen van de (grond)waterstand).
  3. Processen van erosie en sedimentatie worden binnen het gebied niet gehinderd door menselijke ingrepen.
  4. Stikstofdepositie: het niveau van depositie voldoet tenminste aan het criterium “Midden”.
  5. Bodemvormende processen en vegetatieontwikkeling worden niet gehinderd door stikstofdepositie; het niveau van depositie voldoet aan het criterium “Hoog”.

Kwalificerende sleutelsoorten van grootschalig, natuurlijk landschap:

  1. Zeearend (broedend).
  2. Oehoe (broedend).
  3. Raaf (broedend).
  4. Grote grazers¹: rund, paard en/of wisent (ook wanneer meerdere typen grazers voorkomen telt “grote grazers” nog steeds als 1 “soort” in de kwaliteitsbepaling mee).
  5. Edelhert en/of damhert (wanneer beide soorten voorkomen, telt “edelhert en/of damhert steeds als 1 “soort” in de kwaliteitsbepaling mee).
  6. Wild zwijn.
  7. Bever.
  8. Otter.

¹Dit betreft grazers met een natuurlijke populatiesamenstelling die ongehinderd, het hele jaar in het hele gebied kunnen begrazen.

Kwaliteitsbepaling

  • Hoog: indien ten minste 4 procesfactoren en minimaal 5 kwalificerende soorten voorkomen.
  • Midden: indien ten minste 4 procesfactoren, maar minder dan 5 kwalificerende soorten voorkomen óf indien ten minste 3 procecfactoren en minimaal 5 kwalificerende soorten voorkomen.
  • Laag: indien niet aan de klasse matig of goed voldaan is.

* de procesfactoren 4 en 5 kúnnen gelijktijdig voorkomen en tellen dan beide mee.

Ruimtelijke condities

Bij de interpretatie van verbondenheid dient rekening te worden gehouden met aanwezige barrières in de vorm van bebouwing, infrastructuur of brede wateren die voor veel fauna niet of moeilijk overbrugbaar zijn.

De ruimtelijke condities van dit beheertype worden nog niet berekend in de beschikbare GIS-tool ruimtelijke condities. Bij vlakken kleiner dan 500 ha (afbakeningseis) is het namelijk belangrijk om te bepalen welk oppervlakte de vlakken hebben waarmee het vlak verbonden is. Dit wordt niet gedaan in de rekentool. De ruimtelijke condities dienen daarom op basis van de beheertypekaart en onderstaand toetsingskader apart beoordeeld te worden.

N01.04 Zand- en kalklandschap – Ruimtelijke condities

Oppervlakte / ruimtelijke samenhang >10.000 ha 10.000 – 1000 ha 1000 – 250 ha < 250 ha
Verbonden (afstand max. 30 meter) met dit of onderliggende beheertypen* Hoog Hoog Hoog Midden
In nabijheid (binnen 1 km) van dit of onderliggende beheertypen Hoog Hoog Midden Laag
Geïsoleerd Hoog Midden Laag Laag

Aanvullende eis: Een vlak kan pas “Hoog” of “Midden” scoren als het groter is dan 500 ha of verbonden is met een ander vlak (dit of een onderliggend beheertype) en deze vlakken samen meer dan 500 ha zijn.

Monitoring

N01.04 Zand- en kalklandschap – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar
Natuurlijkheid incl. stikstofdepositie Bepalen aanwezigheid soorten en procesfactoren 6 jaar
Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Broedvogels Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar