Structuur
Kenmerkend voor een zand- en kalklandschap is o. a. de aanwezigheid van natuurlijke successie, de variatie aan levensgemeenschappen en de turnover in deze levensgemeenschappen. De in dit landschap aanwezige beheertypen kunnen dan ook als de kenmerkende onderdelen van de structuur worden gezien:
N01.04 Zand- en kalklandschap – Structuur
Structuurelement |
Min. % |
Max. % |
N03.01 Beek en bron |
1 |
50 |
N04.02 Zoete plas |
1 |
20 |
N06.03 Hoogveen |
1 |
80 |
N06.05 Zwakgebufferd ven |
1 |
50 |
N07.01 Droge heide |
1 |
50 |
N07.02 Zandverstuiving |
1 |
50 |
N11.01 Droog schraalland |
1 |
20 |
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland |
1 |
20 |
N12.06 Ruigteveld |
1 |
20 |
N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos |
1 |
80 |
N14.02 Hoog- en laagveenbos |
1 |
80 |
N14.03 Haagbeuken- en essenbos |
1 |
80 |
N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos |
1 |
80 |
¹De hier genoemde structuurelementen zijn de genummerde beheertypen zoals deze gedefinieerd staan in de index.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.
- “Midden”: indien 4-6 van de kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.
- “Laag”: indien 1-3 kwalificerende beheertypen aanwezig zijn.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van een selectie van karakteristiek geachte en kwalificerende flora- en faunasoorten uit de kleinschalige beheertypen. De soortenkeuze is gebaseerd op de lijsten van de typen N03.01, N04.02, N06.03, N06.05, N06.06, N07.01, N07.02, N 11.01, N12.02, N12.06, N14.01, N14.02, N14.03 en N15.02. De hieronder weergegeven soorten (flora en broedvogels) tellen mee.
N01.04 Zand- en kalklandschap Flora en Fauna
Soortgroep |
Soorten |
Planten: |
beenbreek, bottelroos, dennenwolfsklauw, dichte bermzegge, draadgentiaan, drijvende egelskop, drijvende waterweegbree, dwergbloem, dwergvlas, fraai hertshooi, groenknolorchis, grote leeuwenklauw, grote wolfsklauw, klavervreter, klein wintergroen, kleinste egelskop, kluwenklokje, knikkend nagelkruid, knolsteenbreek, lange zonnedauw, langstengelig fonteinkruid, ongelijkbladig fonteinkruid, overblijvende hardbloem, riempjes, rijsbes, ruige anjer, slank wollegras, spits havikskruid, stengelloze sleutelbloem, stofzaad, teer vederkruid, torenkruid, tweehuizige zegge, valse zandzegge, veenbloembies, veenmosorchis, vlottende waterranonkel, vogelnestje, weideklokje, weide-vergeet-mij-nietjeKranswieren: brakwater kransblad, brokkelig kransblad, fijnstekelig kransblad, gebogen kransblad, harig kransblad, groot boomglanswier, klein boomglanswier, kleinhoofdig glanswier, kustkransblad, stekelharig kransblad, sterkranswier, ruw kransblad, vertakt boomglanswier |
Broedvogels: |
appelvink, blauwborst, boomklever, boomkruiper, boomleeuwerik, bosrietzanger, draaihals, duinpieper, fluiter, geelgors, gekraagde roodstaart, geoorde fuut, goudplevier, grasmus, grauwe klauwier, grauwe vliegenvanger, groene specht, grote bonte specht, klapekster, kleine bonte specht, kneu, korhoen, kraanvogel, kwak, matkop, middelste bonte specht, nachtegaal, paapje, putter, raaf, roodborsttapuit, spotvogel, sprinkhaanzanger, tapuit, veldleeuwerik, watersnip, wespendief, wielewaal, wulp, zwarte specht |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 35 kwalificerende soorten voorkomen en beide soortgroepen vertegenwoordigd zijn
- “Midden”: indien 25-34 kwalificerende soorten voorkomen of wanneer 35 of meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen voor Hoog wordt voldaan.
- “Laag”: indien minder dan 25 kwalificerende soorten voorkomen
* De kwaliteitsbepaling flora en fauna voor de grootschalige typen moet nog in de praktijk worden getest en kan in de toekomst nog worden aangepast.
Natuurlijkheid
Om de natuurlijkheid van landschappen te duiden zijn twee ingangen gekozen. Enerzijds de processen die in een grootschalig landschap de ruimte zouden moeten hebben, anderzijds de aanwezigheid van karakteristiek geachte en kwalificerende sleutelsoorten uit functionele groepen die met natuurlijke processen in grootschalige natuur te maken hebben: predatoren, aaseters en grazers.
Processen
Het type Zand- en kalklandschap kent verschillen tussen nat en droog, deels door de aanwezigheid van oppervlaktewateren zoals beken of vennen, deels door plekken die (tijdelijk) hoge grondwaterstanden kennen. Om dynamiek en bijbehorende successie een plek te geven in deze landschappen, zijn ook erosieprocessen van belang. Wind en water moeten vrij spel hebben, begrazing kan een vergelijkbaar effect hebben.
In dit beheertype speelt de stikstofdepositie een belangrijke rol bij de kwaliteitsbepaling:
N01.04 Zand- en kalklandschap
|
Hoog |
Midden |
Laag |
Stikstofdepositie* |
< 5 kg N ha-1 y
< 360 mol N ha-1 y-1 |
5-10 kg N ha-1 y-1
360-710 mol N ha-1 y-1 |
> 10 kg N ha-1 y-1
> 710 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor (Zeer) Zwakgebufferde vennen (5,8 kg) en actieve hoogvenen (5 kg) en herstellende hoogvenen (5 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
De volgende punten spelen een rol bij de bepaling van grootschaligheid:
- Een natuurlijke afwatering en/of inzijging van water, dus ook het ontbreken van lokale ingrepen die het waterpeil kunnen verlagen (lokale wateronttrekking van oppervlaktewater, de aanwezigheid van sloten/greppels).
- Processen van bodemvorming moeten ongehinderd plaats kunnen vinden (dit wil zeggen dat geen ingrepen gepleegd worden die deze processen hinderen, zoals graafwerkzaamheden, strooiselverwijdering of kunstmatige aanpassingen van de (grond)waterstand).
- Processen van erosie en sedimentatie worden binnen het gebied niet gehinderd door menselijke ingrepen.
- Stikstofdepositie: het niveau van depositie voldoet tenminste aan het criterium “Midden”.
- Bodemvormende processen en vegetatieontwikkeling worden niet gehinderd door stikstofdepositie; het niveau van depositie voldoet aan het criterium “Hoog”.
Kwalificerende sleutelsoorten van grootschalig, natuurlijk landschap:
- Zeearend (broedend).
- Oehoe (broedend).
- Raaf (broedend).
- Grote grazers¹: rund, paard en/of wisent (ook wanneer meerdere typen grazers voorkomen telt “grote grazers” nog steeds als 1 “soort” in de kwaliteitsbepaling mee).
- Edelhert en/of damhert (wanneer beide soorten voorkomen, telt “edelhert en/of damhert steeds als 1 “soort” in de kwaliteitsbepaling mee).
- Wild zwijn.
- Bever.
- Otter.
¹Dit betreft grazers met een natuurlijke populatiesamenstelling die ongehinderd, het hele jaar in het hele gebied kunnen begrazen.
Kwaliteitsbepaling
- Hoog: indien ten minste 4 procesfactoren en minimaal 5 kwalificerende soorten voorkomen.
- Midden: indien ten minste 4 procesfactoren, maar minder dan 5 kwalificerende soorten voorkomen óf indien ten minste 3 procecfactoren en minimaal 5 kwalificerende soorten voorkomen.
- Laag: indien niet aan de klasse matig of goed voldaan is.
* de procesfactoren 4 en 5 kúnnen gelijktijdig voorkomen en tellen dan beide mee.
Ruimtelijke condities
Bij de interpretatie van verbondenheid dient rekening te worden gehouden met aanwezige barrières in de vorm van bebouwing, infrastructuur of brede wateren die voor veel fauna niet of moeilijk overbrugbaar zijn.
De ruimtelijke condities van dit beheertype worden nog niet berekend in de beschikbare GIS-tool ruimtelijke condities. Bij vlakken kleiner dan 500 ha (afbakeningseis) is het namelijk belangrijk om te bepalen welk oppervlakte de vlakken hebben waarmee het vlak verbonden is. Dit wordt niet gedaan in de rekentool. De ruimtelijke condities dienen daarom op basis van de beheertypekaart en onderstaand toetsingskader apart beoordeeld te worden.
N01.04 Zand- en kalklandschap – Ruimtelijke condities
Oppervlakte / ruimtelijke samenhang |
>10.000 ha |
10.000 – 1000 ha |
1000 – 250 ha |
< 250 ha |
Verbonden (afstand max. 30 meter) met dit of onderliggende beheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Hoog |
Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van dit of onderliggende beheertypen |
Hoog |
Hoog |
Midden |
Laag |
Geïsoleerd |
Hoog |
Midden |
Laag |
Laag |
Aanvullende eis: Een vlak kan pas “Hoog” of “Midden” scoren als het groter is dan 500 ha of verbonden is met een ander vlak (dit of een onderliggend beheertype) en deze vlakken samen meer dan 500 ha zijn.
Monitoring
N01.04 Zand- en kalklandschap – Monitoring
Parameter |
Methode |
Frequentie |
Structuurelementen |
Bepaling bedekking |
6 jaar |
Natuurlijkheid incl. stikstofdepositie |
Bepalen aanwezigheid soorten en procesfactoren |
6 jaar |
Planten |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Broedvogels |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Ruimtelijke condities |
GIS-analyse en veldwaarneming |
6 jaar |