Eenden

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor eenden laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door wilde eenden en smienten kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Algemeen

De wilde eend komt algemeen en talrijk voor in Nederland. De Nederlandse broedvogels zijn over het algemeen standvogels. Wilde eenden die broeden in Noord- en Noordoost-Europa trekken na het broedseizoen naar West- en Zuidwest-Europa. Een deel van deze eenden brengt de winter binnen onze landgrenzen door. In Nederland verblijven in de winter circa 1 miljoen exemplaren.
Wilde eenden zijn herbivoren die zowel op groene plantendelen foerageren als op zaden. Vanwege de vruchtbare landbouwgebieden en zachte winters is er in Nederland een continu aanbod van voedsel. Bovendien is er in ons land veel water, waar de vogels veilig kunnen overnachten. De wilde eend kan schade aanrichten aan onder andere grasland, graszaad, peulvruchten, vollegrondsgroenten en granen.

De smient komt in de herfst- en winterperiode algemeen en talrijk voor in Nederland. Broeden doet hij vooral in Scandinavië en Rusland. De eerste doorstrekkers en overwinteraars arriveren al in september, in maart en april verlaten de meeste smienten ons land. Als broedvogel is de soort in Nederland bijzonder schaars.
Smienten zijn herbivoren. Bepaalde smienten, de zogenaamde poldersmienten, blijven de gehele dag in de polder op weteringen en andere grotere waterlopen en foerageren ook overdag. De plassmienten bevinden zich in grote aantallen op de grote open wateren. Zij foerageren vooral na zonsondergang. Vanwege de vruchtbare landbouwgebieden en zachte winters vinden smienten in Nederland een continu aanbod van voedsel. Bovendien is er in ons land veel water, waar de vogels overdag rusten. Smienten kunnen schade aanrichten aan onder meer grasland, graszaad, granen en vollegrondsgroenten (vooral bij extreme winterse omstandigheden).

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.

2.1 Visuele middelen

Nota bene: visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.


Vogelverschrikkers

Vogelverschrikker

Een vogelverschrikker bootst een menselijke gedaante na. Vogelverschrikkers worden met name gebruikt om vogelschade in zaaibedden en afrijpende gewassen te voorkomen.

Vogelverschrikkers bestaan vaak uit oude kleren om een houten frame, opgestopt met stro of iets dergelijks. Loshangende mouwen en broekspijpen die wapperen in de wind, versterken het effect. U moet vogelverschrikkers regelmatig verplaatsen om gewenning te voorkomen.

Er zijn vogelverschrikkers die zich na een bepaald tijdsinterval automatisch opblazen/oprichten. Dit soort vogelverschrikkers heeft een (uitschakelbare) sirene en lamp met dag/nachtschakeling. Volgens de fabrikant is deze vogelverschrikker effectief voor diverse vogelsoorten en ’s nachts (door de ingebouwde lamp) ook voor reeën en konijnen. Eén vogelverschrikker is voldoende voor een gebied van 1 tot 4 hectare.

In aanvulling op vogelverschrikkers kunt u nog landbouwvoertuigen op percelen zetten. Eenden kunnen zich ook laten afschrikken door nabootsingen van ‘jachthutjes’ in de vorm van rietmatten en dergelijke.

Richtlijn BIJ12

  • normale vogelverschrikkers: plaats vier stuks per hectare, regelmatig verspreid over het perceel;
  • opblaasbare vogelverschrikkers: volg de voorschriften van de fabrikant.

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de vlaggen vrij kunnen wapperen en de wind er zoveel mogelijk vat op heeft. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.

Richtlijn BIJ12

  • hang vier stuks op per hectare, regelmatig verspreid over het perceel daar waar schade te verwachten valt:
  • afmetingen rechthoekige vlaggen: minimaal 60 x 90 cm;
  • afmetingen linten: minimaal 7 x 150 cm;
  • lengte paal: minimaal 1,5 meter;
  • Percelen groter dan 5 ha: minimaal één vlag/lint per 100 meter.

Ballonnen

Ballonnen

Ook ballonnen gevuld met helium worden wel boven het gewas opgelaten om vogels te verjagen. U kunt de ballonnen voorzien van staarten (buisvormig of een windzak), waardoor een grillig vliegpatroon ontstaat. Er zijn ook ballonnen met ‘roofdierogen’ verkrijgbaar.
Ballonnen verjagen effectief maar zijn kwetsbaar bij harde wind (> 6 Beaufort). Bij regen en mist vliegen ballonnen niet of minder goed.

Richtlijn BIJ12

  • laat vier ballonnen op per hectare, regelmatig verspreid over het perceel.

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen kunnen effectief gebruikt worden om eenden in de nachtelijke uren te verjagen. Ze werken op batterijen of accu en worden ook wel gebruikt om herten en wilde zwijnen te weren van landbouwpercelen. U moet ze in combinatie met andere middelen gebruiken om gewenning te voorkomen.

Flitsmolens bestaan uit drie vanen (zes vlakken), afwisselend zwart en fel gekleurd of voorzien van een reflectiefolie. De molentjes staan op een poot van circa 1,50 meter en draaien op de wind. De afwisseling in kleurvlakken veroorzaakt bij het draaien een soort flitsen. Er zijn ook molens die voorzien zijn van een roofvogelsilhouet.

Richtlijn BIJ12

  • gebruik de flitslampen conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant/leverancier;
  • gebruik tenminste vier flitsmolens per hectare, regelmatig verspreid over het perceel;
  • voor beide middelen geldt dat de flitsen vanaf elke positie op het perceel zichtbaar moeten zijn.

2.2 Akoestische middelen

Knalapparaat

Knalapparaat

Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Gebruik het knalapparaat uitsluitend op die momenten dat u de eenden verwacht, dus met name in de ochtend en avondschemering. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.

Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.

Richtlijn BIJ12

  • het tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen;
    verder geldt:
  • < 5 ha 1 knalapparaat;
  • > 5 ha 1 knalapparaat per 5 ha;
  • overig: verplaats de apparaten iedere 2 tot 3 dagen.

Vogelafweerpistool

Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.

Richtlijn BIJ12

Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.

  • u moet de percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • u moet er als grondgebruiker voor zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).

Kleppermolentjes/rammelblikjes

Kleppermolentjes – rammelblikjes

Zowel kleppermolentjes als rammelblikjes worden gebruikt om vogels uit boomgaarden en kleinfruitpercelen te verjagen. Kleppermolentjes worden door de wind aangedreven. U moet de molentjes op een paal monteren waarbij ze boven het gewas uitsteken. Nadeel van deze methode is een snelle gewenning. Bovendien werken ze niet als het windstil is.

Bij de zogenaamde rammelblikjes wordt een groot aantal rammelblikjes (bijvoorbeeld metalen blikjes met knikkers) opgehangen tussen de fruitbomen of –struiken. De blikjes worden vanuit een centrale uitkijkpost bediend door aan touwen te trekken. Het systeem dient overdag continu bemand te worden en is zeer arbeidsintensief. De methode is wel effectief omdat de verstoring alleen in de directe omgeving van de aanwezige vogels plaatsvindt. Hierdoor treedt nauwelijks gewenning op.


Schriklint/-koord

Schriklint/-koord

Schriklint (ook wel bromlint of zoemlint genoemd) bestaat uit een speciaal lint dat langs perceelsranden of tussen gewasrijen wordt gespannen. Het gaat door de wind trillen en brommen. Schriklint wordt toegepast om vogelschade in kleinschalige teelten (kleinfruitpercelen, bloemen- en bloemzaadteelt) te voorkomen. Het is ook geschikt voor het verjagen van watervogels op percelen langs water.

In plaats van schriklint kunt u strakgespannen nylonkoord (2 mm dik) gebruiken, op circa 80 cm hoogte. Ook dit maakt een zingend geluid in de wind. Deze koorden geven bij aanraking door vogels een extra schrikreactie.

Richtlijn BIJ12

  • breng de linten over de gehele lengte of breedte van het perceel aan;
  • zorg ervoor dat de onderlinge afstand tussen de linten maximaal 15 meter bedraagt.

2.3. Teeltechnische maatregelen

Percelen gelijktijdig inzaaien

Percelen gelijktijdig inzaaien

Door uw gewas(sen) op alle percelen gelijktijdig in te zaaien, verkleint u de kans op schade.


Zaaizaadbehandeling conditionering (smaak)

Behandeling zaadmengsels

Door aan zaadmengsels van gewassen soorten toe te voegen die minder aantrekkelijk zijn voor eenden, kan vraat aan schadegevoelige percelen beperkt worden. Percelen van gras en klaver blijken minder aantrekkelijk voor foeragerende sneeuwganzen als daaraan luzerne of gewone rolklaver is toegevoegd. Deze methode kan ook gebruikt worden in percelen waar eenden zich moeilijk laten wegjagen, bijvoorbeeld in gebieden die grenzen aan opvanggebieden.


Vliesdoek

Vliesdoek beschermt jonge planten en gekiemd zaad tegen schade van wind, storm, vorst, hagel, hitte, (slag)regens en zonnebrand, tegen insecten en tegen vogelvraat (duiven, fazanten en eenden). Ook tegen hazen kan het effectief zijn.

Vliesdoek is zeer licht. Het is lucht- en waterdoorlatend en uv-bestendig. Vliesdoek laat 90 procent van het licht door en beperkt ook het vochtverlies. In het voorjaar kan het aanbrengen van vliesdoek de teelt van verschillende groenten, bijvoorbeeld wortelen, bieten en bloemkolen, en planten in de sierteelt met één tot drie weken vervroegen.

2.4. Geur- en smaakmiddelen

Negatieve Conditionering (smaak)

Negatieve Conditionering

Bij conditionering leert u dieren gedrag aan als reactie op een bepaalde prikkel. In dit geval brengt u smaakmiddelen aan op uw gewas die zorgen voor een bittere of afstotende smaak. Dieren die van het gewas eten krijgen negatieve associaties bij het gewas. Daardoor gaan zij het gewas in de toekomst mijden.

Richtlijn BIJ12

De gewasbehandeling dient volgens beproefde methodiek en met behulp van toegelaten middelen te gebeuren.

2.5. Beheer

Ondersteunend afschot

Ondersteunend afschot

U kunt het geweer inzetten voor afschot om verjaging te ondersteunen. Hierbij schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel.
U mag het geweer alleen zelf gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen.
De wilde eend mag in het jachtseizoen bejaagd worden. Daarbuiten en voor de andere soorten hebt u vaak een ontheffing of machtiging nodig om daadwerkelijk afschot te mogen plegen.

Richtlijn BIJ12

  • minimaal twee keer per week schade bestrijden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt;
  • op grotere percelen, bij kwetsbare gewassen, of bij veel schadeveroorzakers moet u een grotere inspanning leveren (hogere frequentie); ook de inzet van meerdere schadebestrijders (meer geweren) ligt dan voor de hand.

Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Met de volgende link vindt u meer informatie over het adequaat gebruik van de ontheffing.

2.6. Overige middelen

Drone

Nader te specificeren

Nader te specificeren middelen zijn alle legale middelen die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventie Kit (FPK) staan, maar waarvan BIJ12 wél een realistische werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, laser en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan naar zo’n kansrijk, preventief middel experimenteel onderzoek laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve verjaagmaatregelen die door grondgebruikers zelf zijn ontwikkeld. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.

Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u vooraf de verwachte werking met een consulent van BIJ12 bespreken. Als u aanspraak wilt houden op een tegemoetkoming, vraag dan schriftelijke toestemming voor de inzet van het betreffende middel.

3. Soorten faunaschade

Bij verschillende gewassoorten kunnen er over het algemeen drie soorten schade aangericht worden door eenden: vraatschade, vertrapping en bevuiling.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Extra informatie

Granen (wilde eend): schade met name aan gelegerd graan, soms in combinatie met vertrappings- en of bevuilingsschade.

Granen (smient): schade aan wintergranen, soms in combinatie met bevuilingsschade en/of verslemping van de bodem.

Peulen (wilde eend): in de afrijpperiode, vaak in combinatie met bevuilingsschade en vertrappingsschade door openspringen van rijpe peulen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.2 Schade aan grasland

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.3 Schade aan vollegrondsgroenten

Extra informatie

Kool (wilde eend): boerenkool is schadegevoelig, met name bij extreme winterse weersomstandigheden.

Kool (smient): boerenkool is schadegevoelig, met name bij extreme winterse weersomstandigheden.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Wat te doen bij schade

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schade percelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.

Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer: 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4.2 Ontheffing

Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Eenden’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over team Faunazaken

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).