Grondgebruikers kunnen meer faunaschade melden voor verbetering beleid
04 november 2024Grondgebruikers kunnen vanaf nu meer schade melden die dieren hebben veroorzaakt aan...
Lees meer
Om meer kennis op te doen over het effectief voorkomen en bestrijden van faunaschade, doet BIJ12 in opdracht van de provincies onderzoek. Dit onderzoek vindt plaats op basis van een Onderzoeksagenda die door de provincies wordt vastgesteld. Het onderzoek van BIJ12 is gericht op het ondersteunen van het provinciaal faunabeleid, het faciliteren van maatschappelijke discussies daarover en het verder ontwikkelen van het BIJ12 instrumentarium om schade te bepalen.
Bij het uitzetten en begeleiden van onderzoeken laat BIJ12 zich bijstaan door een Commissie Onderzoek. De Commissie bestaat uit deskundigen uit de geledingen natuurbescherming, jacht, dierenbescherming, landbouw en wetenschap. Leden van de commissie onderzoek doen dit op persoonlijke titel. Ook is een afgevaardigde van de provincies vertegenwoordigd in de Commissie Onderzoek.
Het delen van kennis die is opgedaan met deze onderzoeken is een belangrijk aandachtspunt. Onderzoeken worden altijd gepubliceerd op de website van BIJ12. Daarnaast organiseert BIJ12 onderzoekpresentaties en kennissymposia. Lees hier het verslag van het kennissymposium in 2021Deze link opent in een nieuw tabblad en het 2023Deze link opent in een nieuw tabblad.
BIJ12 heeft een rapport en een factsheet gepubliceerd over wolvenaanvallen op runderen en paarden in Nederland.
Het onderzoek geeft inzicht in de omvang van deze aanvallen en identificeert welke dieren het grootste risico lopen om slachtoffer te worden. Daarnaast adviseert het dierhouders over effectieve maatregelen om runderen en paarden te beschermen tegen wolvenschade.
Van Bommel Faunawerk
BIJ12 heeft een modelmatige studie gepubliceerd over de mogelijke ontwikkeling en verspreiding van de Nederlandse wolvenpopulatie.
Het onderzoek biedt waardevolle inzichten over de mogelijke toekomst van de wolf in Nederland. Het gebruik van modellen betekent dat de uitkomsten indicatief zijn; er kunnen geen harde conclusies aan dit onderzoek worden verbonden. Voor de studie zijn wolvendata gebruikt uit zowel Nederland als omliggende landen. Lees hier het volledige nieuwsbericht.Deze link opent in een nieuw tabblad
Adviesbureau Jasja Dekker Dierecologie in samenwerking met Ecompliant en Bestia et Lex.
Jaarlijks worden naar schatting 10.000 reeën aangereden. BIJ12 liet onderzoek doen naar het verminderen van verkeersslachtoffers onder reeën. Daarbij werden twee maatregelen getoetst in de praktijk: maatwerkbeheer en een virtueel hekwerk. In dit onderzoek is van beide maatregelen de effectiviteit niet aangetoond. Toch biedt het rapport waardevolle inzichten in onze omgang met wilde dieren.
Wageningen University & Research (WENR).
De systematiek voor tegemoetkomingen in faunaschade wordt uitgebreid met omgevingsfactoren. Door rekening te houden met specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld de mogelijkheden om schade te voorkomen en bestrijden, wordt de systematiek eerlijker en efficiënter. Dat is besloten door de provincies op basis van een verkenning door CLM Onderzoek en Advies. BIJ12 maakt per omgevingsfactor een plan van aanpak voor implementatie. De herziening wordt gefaseerd ingevoerd in overleg met de provincies en na afstemming met stakeholders. Lees hier het volledige nieuwsbericht.Deze link opent in een nieuw tabblad
Bij de verkenning van CLM waren verschillende stakeholders nauw betrokken: de provincies, LTO Nederland, Dierenbescherming, Jagersvereniging, Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG). Zij droegen bij via een provinciale begeleidingsgroep en een klankbordgroep. Vele grondgebruikers en jagers namen deel aan enquêtes en interviews.
Welke invloed heeft ganzenvraat op grasgroei en in hoeverre kan grasschade herstellen? En wat is de invloed van wisselende temperaturen en neerslag op grasgroei in combinatie met ganzenschade? Het meerjarig onderzoek dat BIJ12 hiernaar liet doen, is onlangs afgerond. Het wordt een belangrijke bouwsteen voor de nieuwe taxatierichtlijn gras die in 2024 wordt opgesteld.
Altenburg & Wymenga in samenwerking met SOVON. Andere deelnemende organisaties: agrarische natuurvereniging Rûnom De Deelen, LTO Noord-Nederland, ganzencollectief Fryslân, taxatiebureau Van Ameyde en de deelnemende boeren in Fryslân en Noord-Holland.
Ganzen kunnen veel schade veroorzaken in de landbouw. Vooral in het voorjaar wanneer ze het verse gras eten dat net begint te groeien. Veehouders moeten dan vervangend voer voor hun vee bijkopen, zoals mais of ander voer. Voor de geleden schade ontvangen ze een tegemoetkoming van de provincie. Deze tegemoetkoming is gebaseerd op de kosten die gemaakt worden voor het kopen van vervangend voer.
Het bepalen van de exacte omvang van grasschade gebeurt aan de hand van taxatierichtlijnen die door BIJ12, in opdracht van de provincies, zijn vastgesteld. Voor het opstellen van deze richtlijnen is actuele kennis nodig, bijvoorbeeld over grasgroei. Daarom liet BIJ12 de afgelopen jaren hier nieuw, aanvullend onderzoek naar doen door SOVON Vogelonderzoek Nederland en onderzoeksbureau Altenburg en Wymenga. Dit onderzoek richtte zich op de relatie tussen de groei van gras en de mate waarin dit door ganzen begraasd wordt. Met andere woorden: groeit gras na begrazing weer door of niet en zo ja, in welke mate? In het onderzoek werd ook gekeken naar factoren als wisselingen in temperatuur en neerslag en de invloed daarvan op grasgroei, in combinatie met ganzenvraat.
Joris Latour: ‘Dit onderzoek legt het complexe samenspel bloot van grasgroei, ganzenvraat, temperatuur, vochtigheid en aanwezigheid van ganzen.’
Het onderzoek vond plaats in de periode 2019-2022 op graslandpercelen in drie deelgebieden: twee in de provincies Fryslân en één in de provincie Noord-Holland. Naast de onderzoekers waren dat agrarische natuurvereniging Rûnom De Deelen, LTO Noord-Nederland, ganzencollectief Fryslân, taxatiebureau Van Ameyde en de deelnemende boeren in Fryslân en Noord-Holland. De intensieve en goede samenwerking tussen de partijen was cruciaal voor het resultaat.
Het grootschalige onderzoek heeft geleid tot een grote database met veel data over verschillende gebieden en jaren. Onderzoekers hebben hieruit onderstaande algemene bevindingen afgeleid:
‘Deze bevindingen zijn logisch en ondersteunen de ideeën die bij betrokkenen leven’, zegt Joris Latour, een van de onderzoekers. ‘Een belangrijk verschil is echter dat ze nu onderbouwd zijn door data en statische analyse. Ondanks dat deze bevindingen op het oog algemeen van aard zijn leggen ze wel het complexe samenspel bloot van grasgroei, ganzenvraat, temperatuur, vochtigheid en aanwezigheid van ganzen.’
Een BirdAlert mét knalapparaat is een effectief middel voor het verjagen van ganzen op graslanden. Dit blijkt uit een onderzoek dat BIJ12 liet uitvoeren naar de werking van de BirdAlert.
Een BirdAlert is een apparaat dat kan worden ingezet om vogels – zoals ganzen – te verjagen wanneer zij schade veroorzaken aan landbouwpercelen. De BirdAlert is een soort kistje voorzien van zonnepanelen voor het opwekken van eigen stroom. Het apparaat is effectief binnen een straal van 250 meter. Op de BirdAlert kunnen andere apparaten worden aangesloten, zoals een knalapparaat, een opblaasbare vogelverschrikker of een luidspreker met afschrikkende geluiden. Deze apparaten worden geactiveerd op het moment dat de BirdAlert vogelgeluiden hoort.
Altenburg & Wymenga in samenwerking met Sovon.
De BirdAlert komt pas in actie wanneer er vogels op de percelen komen. De bijbehorende acties – zoals knallen – volgen elkaar daarna op onregelmatige, onvoorspelbare wijze op. Hierdoor treedt er niet snel gewenning op onder de vogels. Bij veel andere maatregelen gebeurt dit wel, waardoor ze al snel niet meer effectief zijn. Het voordeel van de BirdAlert is dat het de geluiden herkent van specifieke vogels. Het is dus mogelijk de BirdAlert alleen in actie te laten komen wanneer er bijvoorbeeld ganzen aanwezig zijn, maar juist niet wanneer er weidevogels zitten.
Binnen het onderzoek dat gehouden werd door onderzoeksbureau Altenburg & Wymenga, in samenwerking met SOVON, is de BirdAlert getest op graslandpercelen waar veel ganzen komen. Ganzen kunnen op grasland veel schade aanrichten. Grondgebruikers, maar ook provincies, zoeken daarom naar middelen om ganzen effectief te kunnen verjagen. In sommige gevallen is de inzet van verjagende middelen een voorwaarde om voor een tegemoetkoming in de faunaschade in aanmerking te komen. Vaak worden vlaggen en lintjes ingezet, maar bijvoorbeeld ook knalapparaten, vogelverschrikkers en lazers. Een grondgebruiker kan ook zelf het veld in gaan om te verjagen met bijvoorbeeld drones, honden of een lichtpistool. Maar dit kost veel tijd. Bij de andere genoemde middelen treedt snel gewenning op. Ganzen negeren die middelen na verloop van tijd.
De BirdAlert is getest op in totaal 65 graslandpercelen. Dit was in het voorjaar, zomer en winter van 2021 en in het voorjaar van 2022, in de provincies Noord-Holland, Friesland, Zeeland, Zuid-Holland en Utrecht. In sommige gevallen was er op de BirdAlert een knalapparaat aangesloten, in sommige gevallen niet. De reden daarvoor is dat omwonenden soms klaagden over het lawaai. Vervolgens is gekeken naar het aantal aanwezige ganzen op de percelen. Dit gebeurde door directe veldobservaties en ganzenkeuteltellingen. Ganzen poepen met vaste regelmaat (iedere 3 minuten) een keutel uit. Het aantal keutels is dus een goede maat voor de aanwezigheid van ganzen. Er is niet gekeken naar het verlies aan gras. Dit is namelijk ook sterk afhankelijk van de grasgroei. En grasgroei wordt weer sterk bepaald door het weer, de bodem en het beheer.
Met de veldproef is overtuigend aangetoond dat de BirdAlert mét knalapparaat een effectief middel is om ganzen te verjagen. Uit telling bleek dat er na gebruik van de BirdAlert aanzienlijk minder ganzen aanwezig waren op de percelen. Zonder knalapparaat is het verjagende effect te klein om statistisch te kunnen bewijzen. Weidevogels lijken niet verstoord te worden door de BirdAlert. Vanwege deze uitkomsten zal BIJ12 de BirdAlert nu opnemen als verjagend middel in de faunaschade preventiekits. Ook wordt in voorlichting over verjagende middelen aandacht gegeven aan de Birdalert. In de provincie Utrecht wordt onderzocht of de BirdAlert ook gebiedsgericht ingezet kan worden. Dit om te voorkomen dat de ganzen wel worden verjaagd, maar zich vervolgens bij de buurman vestigen.
Er zijn nog geen goede alternatieven gevonden om schade aan mais door roeken te voorkomen sinds het gewasbeschermingsmiddel Mesurol verboden is. Dit blijkt uit een onderzoek in opdracht van BIJ12.
Tot 2021 werd mais als bescherming tegen vogelvraat behandeld met Mesurol. Uit milieuoverwegingen is niet meer toegestaan. Nu Mesurol niet weer wordt gebruikt, is de schade die vooral roeken toebrengen aan mais in heel Nederland aanzienlijk toegenomenDeze link opent in een nieuw tabblad. In 2021 veroorzaakten ze voor ruim 600.000 euro aan schade aan maisplanten.
DLV Advies door S. Haarhuis-Veldma
De roek – een vogelsoort die lijkt op een kraai – komt voor in kolonies die soms uit honderden nesten kunnen bestaan. De roek heeft een gevarieerd dieet. Hij komt allereerst af op bodemdiertjes die zich rond pas ingezaaid mais ophouden. Het gaat met name om ritnaalden, larven van de kniptor. Om bij de ritnaalden te komen, trekt de roek de pas ontkiemde maisplantjes uit de grond. Daarnaast eet de roek de maisplantjes zelf op.
In opdracht van BIJ12 deed het bureau DLV in 2022 een veldproef met alternatieve maatregelen om maisschade door roeken te voorkomen. Er zijn verschillende middelen getoetst zoals het dieper zaaien van mais (10 cm in plaats van 5 cm), het gebruik van verschillende zaaibedden, verschillende maissoorten en behandeling met biologische gewasbeschermingsmiddelen. De maatregelen zijn in verschillende combinaties op stroken toegepast op een boerderij in Friesland waar veel schade door roeken optreedt. Helaas bleek geen van de maatregelen 100% effectief. Bij start van de proef bleek als snel dat roeken 80% van alle maisplantjes beschadigd hadden.
Na de eerste proef is het perceel opnieuw ingezaaid en zijn onder meer linten gespannen en een laserapparaat geplaatst. Ook werd een BirdAlert ingezet. Dit apparaat kan vogels kan detecteren op basis van geluiden, waaraan zowel visuele als akoestische verjagingsmiddelen kunnen worden gekoppeld. Na deze maatregelen is slechts rond de 10% van de aanplant door roeken beschadigd. Deze uitkomsten geven aanleiding voor een vervolgonderzoek. Omdat deze maatregelen het gehele perceel bestrijken, is niet aan te tonen wat de werking van ieder van deze middelen is geweest. Ook is niet aan te tonen wat het effect is geweest van het latere zaaimoment op de opgetreden roekenschade.
BIJ12 heeft speciaal voor roeken een Faunaschade PreventieKit opgesteld. Hierin staat welke preventieve maatregelen genomen kunnen worden. In sommige provincies is het toegestaan om roeken te bejagen.
Wanneer zijn geweerschoten verstorend voor vogelsoorten in en rond natuurgebieden? En wat is het effect op met name beschermde vogelsoorten? Hierover is nog weinig bekend. Daarom liet BIJ12 hier onderzoek naar doen.
BIJ12 vroeg onderzoeksbureau Altenburg & Wymenga om samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland onderzoek te doen naar de verstorende effecten van geweerschoten op verschillende vogelsoorten in en rond natuurgebieden. Deze natuurgebieden, waaronder Natura 2000-gebieden, bieden rust, nestgelegenheid en eetgelegenheid aan een veelvoud aan vogelsoorten. Buiten die natuurgebieden vindt in sommige gevallen afschot plaats voor beheer of schadebestrijding. Ook wordt in gebieden die voor weidevogels bestemd zijn, op predatoren zoals vossen gejaagd. Als er te weinig afstand van de natuurgebieden wordt genomen, kunnen de beschermde vogelsoorten die in de natuurgebieden broeden of overnachten verstoord worden.
J.B. Latour, M. Frauendorf, E.F. Kappers, N. Fieten, T. Smink, Y. van der Heide, J. Stahl 2022. Verstoringseffecten van het schot rond Natura 2000 gebieden. A&W-rapport 3357. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden.
De onderzoekers hebben alle beschikbare informatie uit literatuur bijeengebracht en geanalyseerd. Op basis daarvan is bepaald welk type verstoring op kan treden en hoe die in het veld waar te nemen is. Er is onderscheid in directe effecten na het lossen van het schot (opkijken, opvliegen, wegvliegen) en effecten op de populatie (het verlaten van nesten en geschikt leefgebied, verlies van conditie vanwege veelvuldig opvliegen en afname van de populatie in algemene zin). De directe effecten zijn in een veldonderzoek onderzocht.
Rond twee natuurgebieden in Noord-Holland hebben de onderzoekers gedurende twee winterperioden in het veld het gedrag van vogels geobserveerd terwijl een jager in de lucht geweerschoten loste. Er is gekeken naar de afstand tussen de vogels en de jager en de reactie van de vogels (niets doen, opkijken en opvliegen). Het onderzoek is geheel uitgevoerd binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden. Voor dit onderzoek zijn geen dieren gedood.
De onderzoekers hebben in totaal het gedrag van 28 vogelsoorten kunnen bestuderen. De belangrijkste soorten zijn grauwe gans, wilde eend, smient, kolgans, brandgans, nijlgans en bergeend. Er zit veel variatie in de reacties van vogels op het schot. Sommige soorten reageren sneller dan andere soorten. Ook binnen een soort is veel variatie te vinden. Ganzen kunnen op 50 meter blijven zitten maar ook op 800 meter afstand nog opvliegen. Vogels in grote groepen vliegen eerder op dan vogels in kleine groepen. Ook omgevingskenmerken zoals windrichting, vegetatie en achtergrondgeluid zijn van invloed. Dat is logisch, want die beïnvloeden hoever het geluid draagt. Maar ook wanneer al deze factoren worden meegenomen, is het lastig om de grote variatie van de reacties op het schot goed te verklaren. Daarbij speelt ook mee dat er ook nog andere verstoring in het gebied is als gevolg van recreatie, verkeer, landbouwkundige activiteiten en luchtvaart.
Voor de vastgestelde variatie in reacties is het niet mogelijk om een eenduidige afstand per soort te bepalen waarmee negatieve effecten op de soort en de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden uitgesloten. Deze vertaling wordt ook bemoeilijkt doordat verstoring door geweerschoten bovendien vaak niet de meest bepalende factor is waarom soorten wel of niet een goede staat van de instandhouding verkeren. Hoewel het lastig is om op basis daarvan een algemene stelregel vast te stellen, geeft het onderzoek wel meer inzicht in de reactie van vogels dan we tot nu toe hadden. Het onderzoek geeft veel informatie over hoe de relatie tussen het schot en de reactie van vogels in verschillende situaties te voorspellen en te duiden is. In de praktijk moet per gebied worden bezien hoe erg eventuele verstoring is. Het ligt bijvoorbeeld voor de hand om rond broedgebieden met kwetsbare soorten terughoudender te zijn dan rond foerageergebieden met robuustere soorten.
Geert Groot Bruinderink, FaunaPartner (eindredactie), Rik Schoon, Natuurlijk! fauna-advies, Luuk Boerema, Boerema & van den Brink B.V.
Veel boeren ervaren gewasschade door ganzen als een groot probleem. Maar ze hebben het gevoel er alleen voor te staan. Ook zijn er te veel ganzen. Daarom zien boeren het inzetten van preventieve maatregelen vaak niet als zinvol. Dit blijkt uit een onderzoek dat BIJ12 onlangs liet uitvoeren.
Ganzen richten jaarlijks voor tientallen miljoenen euro’s aan schade aan, met name aan grasland. Hiervoor kunnen zij een tegemoetkoming aanvragenDeze link opent in een nieuw tabblad bij BIJ12, die de tegemoetkomingsregeling namens de 12 provincies uitvoert. Een boer is volgens de wet zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van grasschade. Dit kan door de inzet van preventieve middelen, zoals vlaggen, linten, knalapparaten of lasers. Ook kunnen boeren aan verjaging ondersteunend afschot inzetten om schade te voorkomen. In sommige gevallen mogen ganzen ook in kader van populatiebeheer neergeschoten worden. Desondanks blijft de ganzenschade jaar over jaar toenemen.
Preventie, schadebestrijding en beheer van de ganzenpopulatie. Ronald Lanters, Leonie Venhoeven, Céline Hoon, Dominik Simler, Joost van Heiningen, Maritt Overkamp. Wing en D&B.
BIJ12 gaf de bureaus Wing en D&B opdracht te onderzoeken hoe boeren en jagers aankijken tegen het voorkomen van schade aan landbouwgewassen door ganzen. Provincies willen namelijk graag dat boeren zich meer inzetten voor het voorkomen van ganzenschade. Om dit te bevorderen moeten boeren in sommige provincies een deel eigen risico betalen bij ganzenschade.
In het onderzoek ‘Van gansrijk naar kansrijk’ is gekeken hoe boeren en jagers aankijken tegen de mogelijkheden om schade te voorkomen. Ook is gekeken naar de rol die zij daarin voor zichzelf zien weggelegd. Hiervoor werd met boeren en jagers gesprekken gevoerd en een schriftelijke enquête uitgezet. Er werd gevraagd wat boeren en jagers op dit moment zelf doen om schade te voorkomen. En waarom zij bepaalde instrumenten wel of niet inzetten. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van theorieën uit de gedragswetenschap.
Uit het onderzoek blijkt dat veel boeren schade door ganzen als een probleem ervaren, maar het gevoel hebben dat het inzetten van preventieve maatregelen weinig zinvol is, zolang andere partijen niet ook hun steentje bijdragen. Bovendien zijn er te veel ganzen om effectief schadepreventie in te kunnen zetten. Ganzenschade is een probleem dat niet alleen door boeren kan worden opgelost. Jagers geven aan dat ze vanuit de samenleving en de politiek weinig steun ervaren voor hun inzet om schade te bestrijden. De regelgeving en administratieve druk wordt als complex ervaren. Toch voelen jagers een belangrijke mate van verantwoordelijkheid tegenover de boer.
De onderzoekers raden aan om lokaal met alle partijen de handen ineen te slaan. Ook moet gesproken worden over ieders verantwoordelijkheid en de onderlinge verwachtingen. Verder moeten boeren en jagers het vertrouwen en de vrijheid krijgen om binnen de gestelde kaders hun eigen keuzes maken. Ook hebben boeren en jagers behoefte aan meer en betere informatie. Het is voor boeren en jagers niet altijd duidelijk wat het effect is van hun acties.
De Maatschappelijke Adviesraad Faunaschade (MARF) adviseerde provincies van 2017 tot 2022 over het voorkomen en bestrijden van faunaschade, het onderzoek daarnaar en faciliteerde hen in het maatschappelijk debat erover.
Opgeleverde adviezen en onderzoeken:
Waakhonden zijn een prima middel om in Nederland schapen te beschermen tegen wolvenaanvallen. Wel is het een relatief dure oplossing. Bovendien blijkt de inzet van deze speciale kuddewaakhonden in ons dichtbevolkte land niet overal toepasbaar, omdat het kan botsen met belangen als wonen, recreatie en toerisme. Dat is de conclusie van een pilot die onlangs in opdracht van BIJ12 werd uitgevoerd.
Kuddewaakhonden worden in landen als Roemenië en Turkije al heel lang ingezet bij het beschermen van schaapskuddes tegen de wolf. Ook Duitsland doet hier steeds meer ervaring mee op. Inmiddels heeft de wolf zich in ons land gevestigd en moeten schapenhouders maatregelen nemen om hun dieren te beschermen. Om te onderzoeken of de inzet van kuddewaakhonden geschikt is voor ons land, heeft BIJ12 een tweejarige pilot uit laten voeren. De pilot had als doel praktijkervaring op te doen met kuddewaakhonden binnen de Nederlandse context. Daarnaast wilde BIJ12 het draagvlak voor de inzet van kuddewaakhonden vergroten en meer aandacht creëren voor deze manier van schadepreventie.
Praktijkervaring met kuddewaakhonden werd opgedaan bij twee schaapskuddes die voor natuurbegrazing zorgen in de natuurgebieden het Wierdense Veld en de Sallandse Heuvelrug. Voor de bewaking werden verschillende kuddewaakhondenrassen ingezet zoals de Pyrenese Berghond, de Hongaarse Kuvasz en de Turkse Akbash. Tijdens de pilot is gekeken hoe de schapen op de honden reageren, wat de reactie is van recreanten en omwonenden en hoeveel tijd en geld het kost om de honden te onderhouden. Tijdens de pilot hebben zich geen aanvallen van wolven, vossen of honden op de schapen voorgedaan.
Uit de pilot blijkt dat het inzetten van de honden veel tijd en toewijding kost van de schapenhouder. Ook zijn er de nodige kosten aan verbonden, zoals aanschaf en training van de honden. De waakhonden zijn van een speciaal hondenras en maken onderdeel uit van de kudde. Ze zijn daardoor zeer waakzaam en mogen bijvoorbeeld niet geaaid worden. Voorlichting aan recreanten en passanten is van belang om risico’s zoveel mogelijk te vermijden. Uit de pilot bleek dat het plaatsen van waarschuwingsbordjes niet altijd voldoende is. Recreanten moesten vaak actief worden aangesproken. Bezoekers en omwonenden zijn nog onvoldoende bekend met het fenomeen kuddewaakhond. Nederland is een intensief benut land, waar weinig uitgestrekte gebieden liggen met een lage bevolkingsdichtheid. Extra voorlichting naar bezoekers en omwonenden is dus noodzakelijk, aldus de conclusie van de pilot.
Verslagen van in opdracht van BIJ12 uitgevoerde of (mede)gefinancierde onderzoeken of symposia zijn hieronder te vinden.
BIJ12 heeft bijgedragen aan de Goose Management workshop, georganiseerd door de Universiteit van Aarhus. De “Goose Management Conference” vond plaats op 27-29 oktober 2015 in Gram Slot, Denemarken. Doel van de bijeenkomst was het delen van ervaringen van nationale acties in het ganzenbeheer en het nagaan van de mogelijkheden voor een meer strategische benadering van de lokale / regionale aanpakken van het ganzenbeheer op een meer samenhangend schaalniveau. De samenvatting van de uitkomst van deze bijeenkomst leest u hier:
BIJ12 heeft bijgedragen aan het symposium ‘The Changing World of the Goose’. Op 14 maart 2014 vond dit symposium plaats in Wageningen. Professor dr. Ronald Ydenberg – de dagvoorzitter – heeft de presentaties en een toelichting op de website www.geeseresearch.nlDeze link opent in een nieuw tabblad gezet.
In samenspraak met Gallagher Europe heeft het Faunafonds een handreiking voor het plaatsen van elektrische afrasteringen laten ontwikkelen:
De Goose Specialist Group van Wetlands International en het IUCN Species Survival Committee streeft er naar de contacten en informatieuitwisseling te versterken tussen onderzoekers van ganzenpopulaties op het noordelijk halfrond.
Vangen en merken kolganzen Hongarije in winterseizoen 2012/13, Alterra, NIOO en BirdLife Hungary. Project beoogt een beter begrip te krijgen van de uitwisseling tussen de westelijke (Baltische – Noordzee) flyway en de meer oostelijke (Pannonische) flyway van kolganzen, zie ook www.blessgans.deDeze link opent in een nieuw tabblad. Dit project levert onder meer input aan de reeds gefinancierde postdoc positie aan het samenwerkingsverband Radboud Universiteit – NIOO – Sovon Vogelonderzoek Nederland.
Op 27 t/m 29 september 2013 is het 1ste Internationales Wolfsymposium gehouden in het Wolfcenter te Dörverden. Met het oog op de mogelijke komst van de wolf waren hierbij verschillende Nederlandse organisaties, waaronder Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, KNJV, Ark Natuurontwikkeling en Faunafonds, vertegenwoordigd.
Tijdens de door Vereniging Het Reewild (VHR) in samenwerking met het Faunafonds georganiseerde workshop stond het gecoördineerd beheer van reeënpopulaties op hun leefgebied centraal. Hierover is gediscussieerd met provincies, Faunabeheereenheden (FBE’s), terreineigenaren (TBO’s en FPG) en vertegenwoordigers van o.m. KNJV en NOJG.
BIJ12 draagt bij aan het monitoringsprogramma geese.org, waarbij waarnemers de locaties van individueel gemerkte ganzen kunnen doorgeven. Het doel is een gegevensbestand van gemerkte ganzen te genereren, waarmee de jaarlijkse overleving, de ruimtelijke verspreiding en de trekbewegingen in kaart kunnen worden gebracht. De gegevens worden gebruikt voor analyses ten behoeve van wetenschap, beleid en bescherming.
BIJ12 heeft het door SOVON geïnitieerde ringonderzoek van nijlgans en Canadese gans ondersteund, dat ten doel heeft de migratie, dispersie en de populatieopbouw vast te stellen. In 2011 zijn 415 nijlganzen en 248 Canadese ganzen in verschillende steden in Nederland van kleurringen voorzien.
De Goose Specialist Group van Wetlands International en het IUCN Species Survival Committee streeft er naar de contacten en informatie-uitwisseling te versterken tussen onderzoekers van ganzenpopulaties op het noordelijk halfrond.
Door BIJ12 uitgegeven brochure gericht op de onderzoekstaak van het Faunazaken. De brochure geeft informatie over lopende onderzoeken, onderzoeksresultaten en bevat een oproep voor het aandragen van alternatieve preventieve middelen. De brochure is via de volgende link te downloaden: Tegemoetkomingen in faunaschade gestegen naar 44 miljoenDeze link opent in een nieuw tabblad(bijgewerkt op 13-12-2023)
BIJ12 draagt bij aan het monitoringsprogramma geese.org, waarbij waarnemers de locaties van individueel gemerkte ganzen kunnen doorgeven. Het doel is een gegevensbestand van gemerkte ganzen te genereren, waarmee de jaarlijkse overleving, de ruimtelijke verspreiding en de trekbewegingen in kaart kunnen worden gebracht. De gegevens worden gebruikt voor analyses ten behoeve van wetenschap, beleid en bescherming.
Faunazaken heeft bijgedragen aan de publicatie van het populair-wetenschappelijke boek Wilde Zwijnen. Wilde Zwijnen is een toegankelijk boek voor een breed publiek en belicht objectief de positieve en negatieve kanten. Het boek verhaalt in begrijpelijke taal en wetenschappelijk onderbouwd over thema’s als populatiedynamiek, ziekten en landbouw. Uitgave in samenwerking met de Zoogdiervereniging. Referentie: Groot Bruinderink, G.W.T.A. & J.J.A. Dekker (Eds.), Wilde Zwijnen. KNNV Uitgeverij, Zeist, pp. 83-95.
Faunazaken financiert een tweejarige postdoc onderzoeksplaats aan de bijzonder leerstoelgroep Faunabeheer van Wageningen Universiteit. Deze postdoc werkt aan het ontwikkelen van protocollen voor tellingen van vogels en zoogdieren om de omvang en ontwikkeling van populaties van schadesoorten te schatten. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van zowel gegevens van SOVON als van Wildbeheereenheden.
Faunazaken financiert een Assistent in Opleiding (AIO) plaats aan de bijzonder leerstoelgroep Faunabeheer van Wageningen Universiteit. Deze AIO heeft inmiddels een aantal wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, te weten:
Faunazaken heeft bijgedragen aan het speciale themanummer van de Levende Natuur over ganzen. Referentie: Bommel, F.P.J. van & T.M. van der Have (2010) Toenemende aantallen ganzen, toenemende kosten? De Levende Natuur 111(1): Themanummer Ganzen in Nederland en Vlaanderen.
BIJ12 heeft een bijdrage geleverd aan de tussentijdse evaluatie van het beleidskader faunabeheer. In het kader van de evaluatie zijn een twaalftal deelrapporten geleverd door o.m. Alterra, SOVON, Altenburg & Wymenga, CLM. Voor de evaluatie en het overzicht van de rapporten zie ook: