N08.01 Strand en embryonaal duin
Bijgewerkt op: 19 december 2023Strand en embryonaal duin bevat onbegroeide of spaarzaam begroeide stranden, strandplaten en de daarop voorkomende jonge duinen.
Strand en embryonaal duin bevat onbegroeide of spaarzaam begroeide stranden, strandplaten en de daarop voorkomende jonge duinen.
Ze komen meestal aan de zeezijde van de buitenste duinenrij voor, maar soms bij inbraken van de zee, ook aan de binnenkant van deze duinenrij. Wind en getijde zorgen voor een voortdurend veranderend uiterlijk. Veel embryonale duinen en stranden bestaan slechts kortstondig door toedoen van storm of springvloed.
De duinen en stranden kunnen zowel droog als nat zijn. Door de dominante invloed van het zoute water en de geselende werking van het stuivende zand, is de begroeiing zeer open en schaars. Waar het zeewater niet komt en de duintjes iets hoger worden komt biestarwegras voor. Dit zeer geharde gras houdt zand vast. De duintjes worden daardoor nog hoger en er ontstaan luwe plekken. Hier kan helm zich vestingen en wordt nog meer zand ingevangen. Op het vloedmerk, door het water afgezette plantenresten, vestigen zich andere karakteristieke soorten zoals zeeraket, loogkruid en zeepostelein. De meer beschut liggende embryonale duinen aan de binnenzijde van de buitenste duinenrij vormen een overgang naar open duin.
Strand en embryonaal duin staan aan het begin van de duinvorming en leggen daarmee de basis voor de biodiversiteit van de begroeiingsreeksen van de duinen Europees gezien zijn de embryonale duinen en stranden van bijzondere waarde. Strand en embryonaal duin zijn van belang voor broedende en foeragerende kustvogels, zoals dwergstern, eider, kleine mantelmeeuw en de strandplevier. Rust is een belangrijke voorwaarde voor hun aanwezigheid. Ook enkele ongewervelde dieren zijn aangepast aan de omstandigheden van embryonale duinen en stranden. Strand en embryonaal duin komen aan de kust voor, maar vaak ontbreekt goede kwaliteit door de hoge recreatiedruk en de beperkte ruimte voor natuurlijke processen.
De Hors en Onrust (Texel), Vliehors (Vlieland), Kwade Hoek, Schiermonnikoog, Griend, Koegelwiek en de Boschplaat.
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N08.01 Strand en embryonaal duin.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Het beheertype strand en embryonaal duin is onderhevig aan dynamiek door wind- en getijdenwerking. Hierdoor kan de structuur regelmatig wijzigen. Het beheertype bestaat voornamelijk uit kaal zand en plaatselijk kan een pioniervegetatie voorkomen met biestarwegras, helm en vloedmerkplanten.
Omdat structuurelementen voor dit type lastig te kwantificeren zijn, snel kunnen wijzigen en inherent onderdeel van het type zijn, wordt structuur hier niet gemonitord.
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | blauwe zeedistel, duinrus s.s., gele hoornpapaver, gelobde melde, stekend loogkruid, strandduizendguldenkruid, zeekool, zeepostelein, zeeraket, zeewinde, zeewolfsmelk |
Broedvogels: | bontbekplevier, dwergstern, grote stern, kluut, noordse stern, strandplevier, visdief |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
a) Standplaatsfactoren
Voor dit beheertype worden geen standplaatsfactoren gemonitord.
b) Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdespositie* | < 10 kg N ha-1 y-1 < 710 mol N ha-1y-1 | 10 – 20 kg N ha-1 y-1
710-1420 mol N ha-1 y-1 |
> 20 kg N ha-1 y-1
> 1420 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor Embryonale duinen (20 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitord.
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Broedvogels | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |