N09.01 Schor of kwelder
Bijgewerkt op: 19 december 2023Schor en kwelder zijn verschillenden benamingen voor hetzelfde ecosysteem. Kwelder is het woord dat in Noord-Nederland gebruikt wordt en schor in Zuidwest Nederland.
Schor en kwelder zijn verschillenden benamingen voor hetzelfde ecosysteem. Kwelder is het woord dat in Noord-Nederland gebruikt wordt en schor in Zuidwest Nederland.
Het gaat om laaggelegen zandige of slikkige gronden onder invloed van getijde met pioniergemeenschappen, ruigten en graslanden van zoutminnende en zouttolerante vegetaties. De laagste delen worden dagelijks overstroomd door zeewater, de hoogste delen slechts af en toe. Bodemdeeltjes die bij iedere overstroming met hoogwater achterblijven vormen schor of kwelder.
Schor of kwelder toont een duidelijke zonering die bepaald wordt door de mate van overstroming. Pioniervegetaties met zeekraal komen voor op de dagelijks overstroomde lage kwelders. De middelhoge kwelder wordt nog wel regelmatig overstroomd, hier heersen kweldergrassen, lamsoor en zeeweegbree. De hoge kwelders zijn begroeid met dichte matten van grassen en russen. Door lage duintjes; kommen met slik; kreken en kleine getijdengeultjes, is het landschap zeer gevarieerd. Op de oeverwallen staat zeealsem, ruigten komen voor op linten van aangespoelde planten. Slijkgrassen en ruigtekruiden komen vooral voor op kwelders en slikken die eroderen, waardoor kleine kliffen ontstaan en de bodem wat droger wordt. Er zijn grote regionale verschillen. In het Noorden vormen kwelders de geleidelijke overgang van land naar de waddenzee. Hier gaat het om grote vrij vlakke gebieden. De kwelders van de eilanden zijn op een vrij natuurlijke manier ontstaan, langs de Gronings-Friese kust zijn ze door landaanwinningswerken kunstmatig opgehoogd.
In het zuiden spelen de estuaria van de rivieren een belangrijke rol. Het getijdenverschil in de estuaria heel groot en kan 8 á 9 meter bedragen. De rivieren voeren slib aan en het water van de schorren in de estuaria kan brak zijn. Schorren hebben meer hoogte verschil dan kwelders, de hoge delen van het schor zijn zandig, de lage delen bevatte juist heel veel slib. Begrazing en overstroming met sedimentatie van zand en slib zorgen er voor dat deze natuurlijke graslanden niet door ruigten overgenomen worden. Schor of kwelder zijn als overwinteringgebied van groot belang voor ganzen en als broedgebied voor bergeend, grote stern, dwergstern, visdief en lepelaar. Het zijn vrijwel de enige gebieden op het land waar nog relatief ongehinderd geologische processen plaatsvinden, ze zijn daarom aardkundig van grote betekenis. Kwelders en schorren komen veel voor langs de Europese kusten, maar meestal in kleine oppervlakten. De aanzienlijke oppervlakte van het type in Nederland in combinatie met de centrale ligging in Europa maakt onze kwelders en schorren van internationaal belang. Door landaanwinning, ontginning en door het afsluiten van zeegaten is het areaal afgenomen. Herstel van natuurlijke erosie en sedimentatie is van belang, aangezien oudere, soortenarme stadia toenemen.
Boschplaat, Oosterkwelder De Hon, Oosterschelde en Verdronken Land van Saeftinghe.
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N09.01 Schor of kwelder.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Het beheertype bestaat voor minstens 60% uit meer of minder gesloten vegetaties van grassen, russen of kruiden, of uit lage open pioniervegetatie (en bij voorkeur juist een combinatie van een graslandvegetatie en een open pioniervegetatie). Daarnaast kunnen de volgende kwalificerende structuurelementen voorkomen:
Structuurelement | Min. % | Max. % |
---|---|---|
Kreken of vergelijkbare watergangen | 5 | 20 |
Kale bodem en/of open pioniervegetaties | 1 | 10 |
Riet, hoge zeggen en/of hoge biezen | 5 | 25 |
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | bitterling (zomer- en herfst), Deens lepelblad, dunstaart, echt lepelblad, Engels gras, Engels lepelblad, fraai duizendguldenkruid, fijn goudscherm, geelhartje, gesteelde zoutmelde, gewone zoutmelde, ijle lamsoor, klein slijkgras, knolvossenstaart, kwelderzegge, laksteeltje, lamsoor, noordse rus, parnassia, platte bies, rode bies, selderij, sierlijke vetmuur, stekende bies, stijve ogentroost, strandduizenguldenkruid, zeegerst, zilt torkruid, zilte zegge |
Broedvogels: | bergeend, blauwe kiekendief, grutto, kluut, lepelaar, scholekster, tureluur, visdief |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
Voor dit type is vooralsnog besloten om standplaatsfactoren niet bij de beoordeling te betrekken. De afbakening van het type en de structuurbeschrijving is naar verwachting voldoende.
Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitord.
N09.01 Schor of kwelder – Monitoring
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bepaling bedekking | 6 jaar |
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Broedvogels | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |