Structuur
Tot dit beheertype behoren over grote oppervlakken voorkomende ruigtevelden die voor minstens 60% bestaan uit hoog opschietende ruigtekruiden. Plaatselijk kunnen verspreide struiken opslaan (zoals vlier) of kan struweel (meestal wilg) voorkomen. Ruigtevelden ontstaan meestal na grootschalige ingrepen, zoals grote peilveranderingen of plotselinge extensivering na een intensief agrarisch beheer. In vochtige en natte omstandigheden kunnen soortenarme grasland- of rietruigtes ontstaan waarin bijvoorbeeld pitrus, kale jonker, rietgras of riet domineren.
De successie naar bos kan in ruigtes soms lang achterwege blijven. Vooral open ruigtes die zijn ontstaan na verdroging van veenbodems kunnen lang blijven voortbestaan. Ruigtes kunnen ook openblijven door een beheer van begrazing. In deze omstandigheden hebben ze een grazig karakter en kunnen dan ruimte bieden aan veel kruiden.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende broedvogelsoorten:
N12.06 Ruigteveld – Flora en fauna
Soortgroep |
Soorten |
Broedvogels: |
bosrietzanger, geelgors, grasmus, grauwe klauwier, kneu, nachtegaal, paapje, putter, roodborsttapuit, spotvogel, sprinkhaanzanger |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien 4 of meer kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 3 op >15% van de oppervlakte van het beheertype.
- “Midden”: indien 3 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar deze niet voldoende verspreid aanwezig zijn.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
Voor dit beheertype worden geen milieu- en watercondities gemonitord.
Ruimtelijke condities
Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitord.
Monitoring
N12.06 Ruigteveld – Monitoring
Parameter |
Methode |
Frequentie |
Broedvogels |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |