De monitoring van wintergastenweide moet nog correct worden omschreven. Het onderstaande concept is niet bedoeld voor de monitoring in 2014. Monitoring van wintergastenweides kan voorlopig plaats blijven vinden zoals ook vóór 2014 al het geval was.
Structuur
Wintergastenweiden zijn productieve graslanden die als foerageergebied dienen voor ganzen, zwanen en eenden. Ze liggen in open landschappen op voedselrijke bodems binnen het landschapstype Laagveen en zeeklei, en het Rivierengebied. Om geschikt te zijn als foerageergebied moet de zode kort zijn en het gras eiwitrijk. Daarom is er een intensief maaibeheer nodig en enige bijmesting. De grasmat dient kort de winter in te gaan. Goede wintergastenweiden staan ’s winters vaak deels onder water, of liggen in de omgeving van open water; dit biedt een rustmogelijkheid voor het waterwild.
Om te kwalificeren als wintergastenweide moet tenminste één van de hieronder genoemde wintergasten in één wintermaand in een kwalificerend aantal¹ voorkomen. Verder is er een minimumeis voor de oppervlakte: dat moet tenminste 100 ha zijn.
In de vegetatie zijn grassen dominant (kort gras is op meer dan 90% van de oppervlakte) en is het aandeel van andere planten gering. Het belang van wintergastenweiden voor andere soorten dan overwinterend waterwild is gering. Structuurvariatie is voor de wintergastenweide daarmee ook niet van belang en zelfs minder wenselijk.
¹Onder kwalificerend aantal wordt verstaan dat van een soort op enig moment gedurende het winterhalfjaar tenminste 1 % van de gehele Europese populatie aanwezig dient te zijn.
Flora en fauna
De biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende soorten van de volgende soortgroep:
N13.02 Wintergastenweide – Flora en fauna
Soortgroep |
Soorten |
Wintergasten: |
brandgans, dwerggans, grauwe gans, kleine rietgans, kleine zwaan, kolgans, rotgans, smient, taigarietgans, toendrarietgans, wilde zwaan |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minstens één van de genoemde soorten gemiddeld ² meer dan 1 maand per winter* in een kwalificerend aantal voorkomt.
- “Laag”: indien minstens één van de genoemde soorten gemiddeld minder dan 1 maand per winter* in een kwalificerend aantal voorkomt.
- TELWIJZE TOELICHTEN
² Dit betreft een gemiddelde van een tijdvak van 6 jaar.
Milieu- en watercondities
Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitord.
Ruimtelijke condities
N13.02 Wintergastenweide – Ruimtelijke condities
Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang |
>300 ha |
< 300 ha en dichter dan 5 km vanaf slaapplaats |
<300 ha en verder dan 5 km vanaf slaapplaats |
<25 ha |
Verbonden(binnen 30 meter) met andere graslandbeheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Hoog |
Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere graslandbeheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Midden |
Laag |
Geïsoleerd |
Hoog |
Midden |
Laag |
Laag |
* Naast N10.01 t/m N13.02 mag hierbij ook het de Ganzenfoerageergebied (A01.03) uit het agrarisch natuurbeheer gerekend worden. In dit GIS rekentool is dit op dit moment nog niet gedaan. Dit kan als expertoordeel toegevoegd worden, zie ook toelichting hoofddocument.
Monitoring
N13.02 Wintergastenweide – Monitoring
Parameter |
Methode |
Frequentie |
Ruimtelijke condities |
GIS-analyse en veldwaarneming |
6 jaar |
Wintergasten |
Wintertelling |
1 jaar |