Meeuwen
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor meeuwen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door kokmeeuw, zilvermeeuw en grote en kleine mantelmeeuw kunt voorkomen of beperken.
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor meeuwen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door kokmeeuw, zilvermeeuw en grote en kleine mantelmeeuw kunt voorkomen of beperken.
Meeuwen kunnen schade aanrichten aan diverse teelten. Vraatschade kan worden veroorzaakt aan granen, maïs en peulvruchten, met name in de zaai- en kiemperiode. Tevens kunnen meeuwen schade aanrichten aan grasland, vooral aan pas ingezaaid grasland door vertrapping. Incidenteel vindt pikschade aan helm en griend plaats.
Meeuwen veroorzaken ook overlast vanwege vervuiling van hun omgeving. Met hun uitwerpselen bevuilen ze daken, auto’s en trottoirs. Daarnaast pikken meeuwen op zoek naar voedsel plastic vuilniszakken kapot of halen ze open vuilnisbakken leeg. Door het aanbod van natuurlijk voedsel te vergroten en afval slechter bereikbaar te maken, kan overlast worden voorkomen.
Soorten die in Nederland schade veroorzaken zijn kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine en grote mantelmeeuw. Jaarrond zijn individuen van deze soorten aanwezig. Meeuwen leven vooral langs de kust, maar worden ook gezien in waterrijke graslandgebieden en in steden. Het zijn alleseters. Ze eten een natuurlijk menu van vis, schaaldieren en krabben, maar ook emelten, insecten en aas. Dit menu wordt aangevuld met menselijk afval zoals brood, patat en andere eetbare resten.
Soms wordt een ontheffing verleend om schade aan gewassen te voorkomen en te bestrijden of om de volksgezondheid en openbare veiligheid te beschermen. Zo werd bijvoorbeeld een ontheffing verleend voor het beheer van de Grote- en kleine mantelmeeuw in het havengebied van Rotterdam, Dordrecht en Alblasserdam.
Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en bovendien te combineren met afschot met het geweer, verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.
Nota bene: visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.
Een vogelverschrikker bootst een menselijke gedaante na. Vogelverschrikkers worden met name gebruikt om vogelschade in zaaibedden en afrijpende gewassen te voorkomen.
Vogelverschrikkers bestaan vaak uit oude kleren om een houten frame, opgestopt met stro of iets dergelijks. Loshangende mouwen en broekspijpen die wapperen in de wind, versterken het effect. U moet vogelverschrikkers regelmatig verplaatsen om gewenning te voorkomen.
Er zijn vogelverschrikkers die zich na een bepaald tijdsinterval automatisch opblazen/oprichten. Dit soort vogelverschrikkers heeft een (uitschakelbare) sirene en lamp met dag/nachtschakeling. Volgens de fabrikant is deze vogelverschrikker effectief voor diverse vogelsoorten en ’s nachts (door de ingebouwde lamp). Eén vogelverschrikker is voldoende voor een gebied van 1 tot 4 hectare.
In aanvulling op vogelverschrikkers kunt u nog landbouwvoertuigen op percelen zetten. Bejaagde diersoorten kunnen zich ook laten afschrikken door nabootsingen van ‘jachthutjes’ in de vorm van rietmatten, camouflagenetten en dergelijke.
Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de vlaggen vrij kunnen wapperen en de wind er zoveel mogelijk vat op heeft. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.
Ook ballonnen gevuld met helium worden wel boven het gewas opgelaten om vogels te verjagen. U kunt de ballonnen voorzien van staarten (buisvormig of een windzak), waardoor een grillig vliegpatroon ontstaat. Er zijn ook ballonnen met ‘roofdierogen’ verkrijgbaar.
Ballonnen verjagen effectief maar zijn kwetsbaar bij harde wind (> 6 Beaufort). Bij regen en mist vliegen ballonnen niet of minder goed.
Deze methode is gepatenteerd en bestaat uit een vlieger in de vormen en kleuren van een zeearend of slechtvalk. De vlieger is bevestigd aan een lange mast. De vliegers vliegen zelfstandig en natuurgetrouw op de wind. Volgens de leverancier treedt er nauwelijks gewenning op door het grillige vliegpatroon. De vliegers werken niet bij windstilte en kunnen niet worden toegepast bij harde wind. Het aantal vliegers dat nodig is, is afhankelijk van het gewas en de te verjagen soorten, de hoogte waarop de vlieger in de lucht hangt en het type vlieger.
Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.
Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.
Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).
Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.
Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.
Meeuwen kunnen gewend raken aan onnatuurlijke, harde geluiden (knalapparaat) wanneer deze geen reële bedreiging vormen. Daarnaast kunt u een knalapparaat niet overal inzetten in verband met geluidsoverlast voor de omgeving. Geluidsbanden kunnen dan een uitkomst bieden.
Vogels kunnen gealarmeerd worden door de natuurlijke angstkreten van vogels of de geluiden van roofvogels. Deze kunt u afspelen met geluidsbanden. U bereikt het meeste effect als u specifiek de angstkreten afspeelt van de vogelsoort die de schade veroorzaakt of de kreten van zijn natuurlijke predator. Er zijn inmiddels complete systemen op de markt. Deze systemen zijn waterdicht, beschikken over meerdere luidsprekers en zijn programmeerbaar voor vogelsoort, het interval en de periode van de dag dat de angstkreten worden afgespeeld.
Ook bij het gebruik van geluidsbanden geldt dat gewenning op kan treden wanneer het middel te lang en niet onregelmatig ingezet wordt. Afwisseling en combinatie met andere preventieve middelen is natuurlijk ook hier zinvol.
U kunt het geweer inzetten voor afschot om verjaging te ondersteunen. Hierbij schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. U mag het geweer alleen zelf gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen.
Nota bene: de richtlijn is van toepassing op ‘aan verjaging ondersteunend afschot’.
Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Met de volgende link vindt u meer informatie over het adequaat gebruik van de ontheffing.
Nader te specificeren middelen zijn alle legale middelen die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventie Kit (FPK) staan, maar waarvan BIJ12 wél een realistische werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, laser en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan naar zo’n kansrijk, preventief middel experimenteel onderzoek laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve verjaagmaatregelen die door grondgebruikers zelf zijn ontwikkeld. Lees hierDeze link opent in een nieuw tabblad meer over onderzoeken van BIJ12.
Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u vooraf de verwachte werking met een consulent van BIJ12 bespreken. Als u aanspraak wilt houden op een tegemoetkoming, vraag dan schriftelijke toestemming voor de inzet van het betreffende middel.
Meeuwen kunnen bij verschillende gewassoorten over het algemeen drie soorten schade aanrichten: vraatschade, bevuiling en vernieling.
In onderstaande infographics ziet u wanneer faunaschade voornamelijk optreedt. Schade kunt u voorkomen met de preventieve middelen uit paragraaf 2.
Granen (Winter): zaaiperiode en kiemperiode.
Granen (zomer): zaaiperiode.
Mais: zaaiperiode.
Peulvruchten: zaaiperiode.
Blijvend grasland: vertrapping na zware regenval.
Graszaad en ingezaaid grasland: vertrapping aan recent ingezaaid grasland.
Helm en griend, riet en biezen: Uittrekken van helmgras in duingebieden. Pas ingeplant helmgras kan worden beschadigd op zoek naar nestplaatsen. Niet aan riet en biezen.
Landbouwhuisdieren: vraatschade aan voer bij eenden- en nertsenfokkerijen en predatie jonge eenden en kuikens.
BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schadeDeze link opent in een nieuw tabblad die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.
Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.
Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schadepercelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.
Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.
Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.
Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het algemene telefoonnummer van BIJ12: 085 – 486 22 22 (keuzeoptie 1) of info@mijnfaunazakenbij12.nl.
Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:
Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.
Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).
Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Meeuwen’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.
BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.