Wilde zwijnen

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor wilde zwijnen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door wilde zwijnen kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Algemeen

Er is in Nederland een groeiende populatie van enkele duizenden wilde zwijnen aanwezig. Wilde zwijnen mogen alleen voorkomen in speciaal aangewezen leefgebieden, de Veluwe en De Meinweg. In de rest van Nederland geldt een nulstandbeleid: wilde zwijnen zijn daar in principe niet gewenst en worden afgeschoten. Desondanks zijn in delen van Limburg, Noord-Brabant, Overijsel en Gelderland, buiten de aangewezen leefgebieden, al jaren populaties wilde zwijnen aanwezig.

Als wilde zwijnen voedsel zoeken in landbouwgebieden veroorzaken ze vaak schade aan gewassen. De belangrijkste gewasschade door wilde zwijnen wordt veroorzaakt aan aardappelen, grasland, maïs en graan. De zwijnen wroeten onder graszoden naar dierlijk eiwitten, zoals regenwormen, emelten, en engerlingen, waarbij het grasland plaatselijk geheel kan worden omgezet. Ook wroeten zwijnen naar ingezaaide korrels, pootgoed en ingekuilde gewassen. Bij granen kan er behalve vraat ook schade door vertrapping (liggen, rollen) optreden. Melkrijpe maïs betekent voedsel, maar een maïsveld biedt daarnaast gedurende de zomer en herfst ook een perfecte daginstand (dekking en rust). Platgelegen graan kan met moderne maaitechnieken tegenwoordig overigens beter geoogst worden dan een aantal jaren terug.

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en bovendien te combineren met afschot met het geweer, verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.

2.1 Visuele middelen

Nota bene: Visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen werken op batterijen of accu en worden wel gebruikt om dassen, herten en wilde zwijnen te weren van landbouwpercelen. U moet ze in combinatie met andere middelen gebruiken om gewenning te voorkomen.

Flitsmolens bestaan uit drie vanen (zes vlakken), afwisselend zwart en fel gekleurd of voorzien van een reflectiefolie. De molentjes staan op een poot van circa 1,50 meter en draaien op de wind. De afwisseling in kleurvlakken veroorzaakt bij het draaien een soort flitsen. Er zijn ook molens die voorzien zijn van een roofvogelsilhouet.

Richtlijn BIJ12

  • gebruik de flitslampen conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant/leverancier;
  • gebruik tenminste vier flitsmolens per hectare, regelmatig verspreid over het perceel;
  • voor beide middelen geldt dat de flitsen vanaf elke positie op het perceel zichtbaar moeten zijn.

2.2 Akoestische middelen

Knalapparaat

Knalapparaat

Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.

Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.

Richtlijn BIJ12

  • het tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen
  • verder geldt:
    • < 5 ha 1 knalapparaat;
    • > 5 ha minimaal 1 knalapparaat per 5 ha;
    • overig: verplaats de apparaten iedere 2 tot 3 dagen.

Vogelafweerpistool

Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.

Richtlijn BIJ12

Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om zwijnen te verjagen.

  • u moet de percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • u moet er als grondgebruiker voor zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).

2.3. Afscherming

Gaasraster

Rasters van gaas zijn een zeer effectieve manier om niet vliegende diersoorten te weren van landbouwpercelen. De kosten zijn echter hoog en het permanente karakter van gaasrasters maakt deze vooral geschikt voor meerjarige teelten (bijvoorbeeld fruitpercelen, boomteelt).

Voorbeeld van gaasraster wilde zwijnen:

  • rasterpalen: 1,80 meter lang, diameter10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: 2,50 meter lang, diameter 12/14 cm;
  • gaas: zwaar vierkant vlechtwerk van 1,20 meter hoog (bijvoorbeeld zwaartype120).

Gebruik:

  • gebruik elke 4 meter een paal;
  • breng gaas aan de wildzijde van de palen aan, graaf de palen 0,20 meter in en span het gaas mechanisch aan;
  • puntdraden op 0,20 m beneden het maaiveld en 0,03 m boven het maaiveld;
  • spandraden op 0,60 m boven het maaiveld;
  • bevestig het gaas aan draden met binddraad en ringkrammen (minimaal elke 40 cm).
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Gaasraster


Elektrisch draadraster

Elektrisch draadraster is geschikt om niet vliegende diersoorten te weren. Elektrische draadrasters zijn goedkoper dan gaasrasters, zijn eenvoudiger te plaatsen en te verplaatsen, maar vragen meer toezicht en onderhoud. De schrikdraadapparaten zijn bovendien diefstalgevoelig.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Elektrisch draadraster


Elektrisch netwerk / Euronet / Schrikdraad

Elektrisch netwerk/Euronet

Fijnmazig elektrisch netwerk blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om wilde zwijnen van landbouwpercelen te weren. U kunt de netten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. De kosten voor aanschaf en onderhoud liggen vrij hoog, waardoor deze methode vooral in aanmerking komt voor de wat kapitaalintensievere teelten. De netten met bijbehorende schrikdraadapparaten zijn diefstalgevoelig en daardoor niet overal toepasbaar.

 

2.4. Teeltechnische maatregelen

Gebruik van zaadmengsels

Emeltenbestrijding

Het wild zwijn eet graag regenwormen, maar zoekt in perioden van droogte – wanneer de regenwormen zich naar diepere bodemlagen verplaatsen en onvoldoende beschikbaar zijn – in de graszode naar emelten en engerlingen (larven van langpootmuggen en mei-, juni- en rozenkevers). Hierbij wordt de graszode ontworteld of opgetild.

Door emelten aan te pakken kunt u schade in uw gewas voorkomen. In grasland kunt u deze goed bestrijden door de bodem aan te rollen of aan te drukken met trekkerbanden. Dit kunt u het beste doen op het moment dat de larven hoog in de bodem zitten, in de nazomer. Daarnaast kunt u engerlingen en emelten biologisch bestrijden (bijvoorbeeld met parasitaire nematoden) maar ook met chemische bestrijdingsmiddelen aanpakken.


Keuze opvolgend gewas

Keuze opvolgend gewas

Ondergewerkte gewassen of gewasresten (o.a. wortelen, aardappelen, bietenkoppen) kunnen aantrekkelijk zijn voor dieren en hierdoor schade in het opvolgende gewas veroorzaken. Met uw keuze voor het opvolgende gewas kunt u het risico op vraat in dat gewas verkleinen. Pas daarom uw teeltplan aan. Wacht met een opvolgende gewas tot de resten van het vorige gewas opgegeten of verteerd zijn. Dieren hebben dan niks meer op het perceel te zoeken, wat het risico op vraat aan het opvolgende gewas verkleint.

Bijvoorbeeld: bietenresten zijn aantrekkelijk voor dassen in de winter. Als u de akker in de winter braak legt, zullen de bietenresten voor een groot deel weggevreten of verteerd zijn bij het zaaien of planten van het opvolgende gewas. Dat verkleint het risico op vraat.

2.5. Beheer

Ondersteunend afschot en populatiebeheer

U kunt het geweer inzetten voor afschot. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: (1) afschot om verjaging te ondersteunen en (2) populatiebeheer. In het eerste geval schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. In het tweede geval (populatiebeheer) voorkomt u schade door de aantallen te reguleren. Populatiebeheer heeft als doel om de populatieomvang binnen een bepaald gebied op een niveau te brengen dat aansluit bij de maatschappelijke doelen.

U mag het geweer alleen zelf gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen. Daarnaast hebt u een ontheffing of machtiging nodig om daadwerkelijk afschot te mogen plegen.

Richtlijn BIJ12

Nota bene: de richtlijn is van toepassing op ‘aan verjaging ondersteunend afschot’.

  • minimaal twee keer per week schade bestrijden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt;
  • op grotere percelen, bij kwetsbare gewassen, of bij veel schadeveroorzakers moet u een grotere inspanning leveren (hogere frequentie); ook de inzet van meerdere schadebestrijders (meer geweren) ligt dan voor de hand;
  • Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Met de volgende link vindt u meer informatie over het adequaat gebruik van de ontheffing.

Populatiebeheer heeft als doel om de populatieomvang binnen een bepaald gebied omlaag te brengen. Dit is in het faunabeheerplan en in de verleende ontheffing vastgesteld.

2.6. Overige middelen

Drone

Nader te specificeren

Nader te specificeren middelen zijn alle, op de markt als veilig te gebruiken arbeidsmiddel toegelaten middelen, die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking in de praktijk tot nog toe niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventiekit (FPK) zijn opgenomen, maar waarvan de grondgebruiker wél een effectieve preventieve werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, lasers en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan op eigen initiatief of op voorstel van derden onderzoek naar de effectiviteit van het middel laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve wildwerende maatregelen. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.

Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u dat vooraf met een consulent van BIJ12 bespreken. Om aanspraak te behouden op een tegemoetkoming, heeft u voor de inzet van het betreffende middel de schriftelijke toestemming van BIJ12 nodig. Let op: dien het schriftelijk gemotiveerd verzoek tot toestemming ten minste een maand voor het gebruik in bij BIJ12 t.a.v. Faunazaken. De kleine lettertjes, artikel 4.4, zijn ook van toepassing op nader te specificeren middelen.

3. Soorten BIJ12

Bij verschillende gewassoorten kunnen er over het algemeen vier soorten schade aangericht worden door wilde zwijnen: vraatschade, wroetschade, vernieling en overbrenging van ziekten.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Extra informatie

In granen, aardappelen, suikerbieten, voederbieten en maïs treedt vraatschade en wroetschade soms in combinatie op met schade door lopen, liggen en/of rollen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.2 Schade aan grasland

Extra informatie

Omwroeten van grasland wordt vaak veroorzaakt doordat wilde zwijnen (en andere diersoorten) foerageren naar de aanwezige emelten.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.3 Schade aan vollegrondsgroenten

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.4 Schade aan fruit

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.5 Schade aan overige gewassen

Extra informatie

Bosbouw en boomteelt: wilde zwijnen duwen bosaanplant scheef, kort na planten (waardoor wortels verdrogen/bevriezen).

Landbouwhuisdieren: overbrenging van ziekten, met name varkensziekten als klassieke varkenspest, mond- en klauwzeer en ziekte van Aujeszky.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Wat te doen bij schade

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schadepercelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.

Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4.2 Ontheffing

Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Wild zwijn’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over BIJ12

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).