N17.05 Wilgengriend

Bijgewerkt op: 19 december 2023

Een wilgengriend is een perceel waarop wilgen geplant zijn, die periodiek kort boven de grond worden afgezet. Het betreft natte bossen van smalbladige wilgen die aan een zeer intensief hakhoutbeheer zijn onderworpen.

Algemene beschrijving

De grienden komen zowel binnendijks als buitendijks voor, buitendijks vooral als getijdegriend. Als grienden periodiek door rivierwater overstroomd worden en niet meer regelmatig onderhouden vallen ze ook onder zachthoutooibossen. Wilgengrienden vormen van oudsher een karakteristiek onderdeel van het rivieren- en zoetwatergetijdenlandschap. In een traditioneel beheerde griend wordt de hergroei op de hakhoutstoven doorgaans elke 3 tot 5 (hooguit 10) jaar afgezet. Nog intensiever beheerde grienden hebben een 1- of 2-jarige kapcyclus. Buitendijks werden met name de zwaardere en langere wilgensoorten gekweekt die geschikt zijn als hakgriend. Binnendijks werd voornamelijk jaarlijks geoogst snijgriend gekweekt, maar tegenwoordig vaak hakgriend. De grienden hebben over het algemeen een weelderige ondergroei onder anderen van mossen en levermossen, en zijn rijk aan vogels en insecten.

Getijdegrienden kennen door de getijde beweging dagelijks grote verschillen in waterstanden. In getijdegrienden kunnen bijzondere soorten als zomerklokje en spindotterbloem aanwezig zijn.

De wilgenteelt in de natte griendbossen vereist een goede beheersing van de waterhuishouding. Greppels en duikers in de grienden dienen vooral voor de afwatering, kaden om het water binnen de griend vast te houden.

In getijdegrienden bepalen eb en vloed het tijdstip waarop beheeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd.

Voorbeeldgebieden

Langs de Nieuwe Merwede, de Rhoonse grienden, delen van de Biesbosch, Bommelerwaard, Polder Achthoven, Het Beesdse veld, Autena en Bolgarijen.

Afbakening

  • Wilgengrienden worden periodiek laag bij de grond afgezet, lager dan 1,5m.
  • Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven van smalbladige wilgensoorten. Meestal dient om de 2 tot 5 jaar gehakt te worden.
  • Wilgengrienden staan op natte bodem en kunnen zowel binnen- als buitendijks voorkomen.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N17.05 Wilgengriend.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Het beheertype wilgengriend betreft natte bossen van smalbladige wilgen die aan een zeer intensief hakhoutbeheer zijn onderworpen. De grienden komen zowel binnendijks als buitendijks voor, buitendijks vooral als getijdegriend. De oorsprong is cultuur­historisch bepaald. Dit type vormt van oudsher een karakteristiek onderdeel van het rivieren- en zoetwatergetijdenlandschap.

Door de hoge luchtvochtigheid, een ruime beschikbaarheid van wilgenschors en een niet-zuur, relatief voedselrijk substraat zijn wilgengrienden met name interessant voor bijzondere epifytisch groeiende mossen en korstmossen. De terrestrische vegetatie is veelal ruig en wordt gedomineerd door stikstofminnende soorten als grote brandnetel. Een uitzondering hierop vormen buitendijkse grienden die periodiek overstromen, hier kunnen bijzondere soorten als spindotterbloem en zomerklokje voorkomen. Verder zijn wilgengrienden vaak rijk aan insecten. Wat betreft de broedvogels maken vooral holenbroeders gebruik van het type.

De in de wilgengrienden aanwezige structuurelementen worden volledig bepaald door de periodieke kap, en zijn daarmee annex aan het beheertype. Er wordt dan ook geen kwaliteitsbepaling voorgesteld op basis van structuurelementen. De gewenste kapcyclus verschilt al naar gelang het type, en varieert van 2 tot 5 jaar. In getijdegrienden bepalen eb en vloed het tijdstip waarop beheeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd.

Flora en fauna

Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van de volgende soorten:

N17.05 Wilgengriend – Flora en fauna

Soortgroep Soorten
Planten: bittere veldkers, bosmuur, groot moerasscherm, groot springzaad, klein touwtjesmos (m), moeraskruiskruid, moerasstreepzaad, moeraswolfsmelk, poelruit, rivierkruiskruid, scherpe zegge, spindotterbloem, verspreidbladig goudveil, vossenstaartmos (m), waterdrieblad, zomerklokje, gewone dotterbloem, groot touwtjesmos (m)
Broedvogels: blauwborst, buidelmees, cetti’s zanger, kneu, matkop, spotvogel, sprinkhaanzanger, nachtegaal, woudaap

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype.
  • “Midden”: indien 3-6 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar deze niet voldoende verspreid aanwezig zijn.
  • “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.

Milieu- en watercondities

Externe beïnvloeding

N17.05 Wilgengriend – Milieu- en watercondities

Hoog Midden Laag
Stikstofdepositie* < 25 kg N ha -1y-1 < 1786 mol N ha-1 y-1 25 – 34 kg N ha-1 y-1

1775-2429 mol N ha -1y-1

> 34 kg N ha -1 y-1

> 2429 mol N ha -1y-1

* Waarde voor vochtige alluviale bossen (subtypen Irido-Salicetum albae en Cardamino amarae-Salicetum albae resp. 35,3 en 34,1 kg) (Van Dobben et al, 2012).

Ruimtelijke condities

Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitoord. De cultuurhistorische waarden en landschappelijke setting zijn voor dit type van groot belang en deze bepalen de ruimtelijke condities.

Monitoring

N17.05 Wilgengriend – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Broedvogels Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Stikstofdepositie Opvragen stikstofdepositie 6 jaar