Zoeken

Zoek snel en nauwkeurig naar onze informatie, documenten en diensten via onderstaande zoekbalk. Voor hulp of vragen, neem gerust contact met ons op.

Wolven

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor de wolf laat zien met welke preventieve maatregelen u schade door wolven kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Terugkeer van de wolf

Na een afwezigheid van ongeveer 150 jaar hebben wolven zich weer in Nederland gevestigd. De eerste wolf vestigde zich in 2018 op de Noord-Veluwe. Begin 2019 voegde zich hier een tweede wolf bij. Dit paartje kreeg sinds 2019 ieder jaar jongen. De afgelopen jaren ontstonden er meer wolvenroedels- en paren. In ons land leven op dit moment negen wolvenroedels. Dit zijn wolvenparen die jongen hebben gehad. Bij zeven van de negen roedels zijn er in 2023 welpen gezien. Zeven roedels hebben hun territoria op de Veluwe: in het gebied van de Noordwest-Veluwe, Noord-Veluwe, Noordoost-Veluwe, Midden-Veluwe, Park de Hoge Veluwe, Zuidwest-Veluwe en Zuidoost-Veluwe. Twee andere roedels leven in Midden-Drenthe en in het grensgebied Fryslân-Drenthe-Overijssel. Ook op de Utrechtse Heuvelrug zijn wolven aangetoond. In het grensgebied tussen Noord-Brabant en Limburg  leefde afgelopen jaren op de Groote Heide lange tijd een solitaire wolf. Vlak over de grens met Duitsland en België bevinden zich ook diverse wolventerritoria. In Vlaanderen op de grens met Zuidwest-Brabant is een wolvenpaar gevestigd. Via monitoring moet blijken of Nederland ook tot het territorium van deze wolven behoort. Verder leeft er al jaren een wolvenroedel rond het Vlaamse Hechtel-Eksel.

Een roedel wolven bestaat uit 2 tot 10 dieren en heeft een groot leefgebied van ongeveer 250 vierkante kilometer. Een wolf eet 3 tot 4 kilo vlees, merg en ingewanden per dag. Maar wolven kunnen ook 10 kilo voedsel in één keer eten en daar dagenlang van leven. Een roedel wolven gaat in zijn leefgebied altijd voor een maximale buit tegen een minimaal risico en een minimale inspanning. Oude, zieke en zwakke dieren vallen daarom eerder ten prooi aan wolven dan gezonde volwassen dieren. Daarnaast eten wolven veel jonge, onervaren dieren. Wolven eten met name grotere wilde hoefdieren zoals zwijnen, edelherten, damherten, en reeën, maar ook kleine dieren zoals muizen, ratten en bevers.

Ze kunnen zich ook tegoed doen aan landbouwhuisdieren zoals schapen, zeker wanneer deze onbewaakt en niet goed beschermd zijn door een raster. Een afrastering met stroom(-draden) is de meest effectieve maatregel om wolven te weren. Daarbij is het van belang om te weten dat wolven eerder geneigd zijn om onder een omheining door te gaan dan eroverheen. Van boeren in Duitsland weten we dat zij leren hun vee steeds beter te beschermen met rasters, schrikdraad of met kuddebewakingshonden. Schade aan landbouwhuisdieren door de wolf wordt grotendeels vergoed door BIJ12. Via DNA-onderzoek, of op een andere onomstotelijke wijze, kan worden aangetoond of de schade al dan niet veroorzaakt is door een wolf. Het is waarschijnlijk dat de meeste aanvallen op landbouwhuisdieren (vooral schapen en geiten) nog steeds van loslopende honden komen. Dit wordt echter niet zo specifiek geregistreerd, zoals dat voor de wolf wel gebeurt. Van dierhouders die gevestigd zijn binnen een aangewezen wolventerritorium (leefgebied) wordt verwacht dat zij maatregelen nemen die beschreven staan in deze Faunaschade Preventiekit Wolven.

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele preventieve maatregelen. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat schade aan landbouwhuisdieren niet zozeer samenhangt met het aantal wolven of het aantal landbouwhuisdieren, maar vooral met de inzet en effectiviteit van preventieve maatregelen. Schade door wolven valt echter niet geheel uit te sluiten, maar de kans op een aanval door de wolf (predatie) kan wel sterk beperkt worden door de inzet van de juiste preventieve maatregelen. Het gebruik van adequate afrasteringen met stroom(-draden) is daarbij zeer aan te bevelen. Maar er zijn meerdere methoden. Overzicht preventie maatregelen:

  • Ophokken van vee in nachthok/kraal
  • Afrasteringen
  • Kuddebeschermingshonden
  • Visuele middelen
  • Overige middelen

2.1. Ophokken van vee in nachthok/kraal

De wolf is vooral ’s nachts actief. Het ’s nachts ophokken van vee is een zekere en betrouwbare maatregel om predatie te voorkomen, mits er overdag geen wolven actief zijn. Deze optie is vooral geschikt is voor gescheperde kuddes, maar minder in grotere begraasde gebieden. Een afrastering (met stroomdraad) zoals beschreven wordt bij ‘Afrasteringen’ kan ook dienen als kraal/nachtweide.

2.2. Afrasteringen

Het plaatsen van afrasteringen is een zeer effectieve manier om (niet-vliegende) diersoorten te weren van landbouwpercelen. Gaasrasters worden vooral gebruikt bij vaste percelen waar vee geweid wordt. Gaasrasters die nu al gebruikt worden bij schapenweides om edelherten of wilde zwijnen te weren kunnen ook geschikt zijn om de wolf op afstand te houden indien er voldaan wordt aan specifieke eisen. Deze worden hieronder toegelicht.

Basisprincipes voor wolfwerende afrastering

Om de afrasteringen op de juiste manier te ontwerpen, te plaatsen en te onderhouden is het belangrijk eerst inzicht te hebben in de manier waarop een wolf een afrastering kan overwinnen. Omdat een wolf altijd langs een afrastering loopt om te onderzoeken of er een zwak punt is, moet u rekening houden met het volgende:

  • onderdoor kruipen of graven: een wolf heeft een sterke neiging om ergens onderdoor te kruipen. Als dat niet direct lukt kan hij ook gaan graven.
  • doorheen gaan: een opening in een hek van 20 cm kan voor een wolf groot genoeg zijn om doorheen te gaan.
  • overheen klimmen: een wolf is goed in staat om over een hoog hekwerk heen te klauteren.
  • overheen springen: hoewel de wolf er fysiek toe in staat is, heeft hij van nature nauwelijks de neiging om ergens overheen te springen. Alleen als een wolf dit geleerd heeft zal hij springen.
  • gevoelig voor elektrische stroom: wolven zijn gevoelig voor elektriciteit. Als een wolf een keer een flinke elektrische schok heeft gehad, zal hij met deze leerervaring niet snel opnieuw een elektrische afrastering aanraken. Omdat wolven gevoelig zijn voor elektriciteit is een goede afrastering met stroom(-draden) daarom heel effectief. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat wolven vooral in de nachtelijke periode actief zijn én op het moment dat schapen onbewaakt in het veld zijn.

Minimale normen wolfwerende rasters

Rasters zijn een zeer effectieve manier om een wolf te weren van een landbouwperceel waar bijvoorbeeld schapen worden geweid. Voor rasters die gebruikt worden om schapenweides af te rasteren hanteert BIJ12 onderstaande normen:

  • vaste afrastering;
  • stroomdraden.

Een stroomdraad is zeer geschikt om wolven te weren. De stroomdraden geven een stroomschok bij contact. Dit wordt door de wolf als zeer onaangenaam ervaren, waardoor hij/zij een volgende poging zal vermijden. Stroomdraden zijn goedkoper dan een combinatie van gaas en stroomdraden. Bovendien zijn ze eenvoudiger te plaatsen en te verplaatsen. Wel vragen ze om meer toezicht en onderhoud. De stroomdraadapparaten zijn bovendien diefstalgevoelig. Ook is het belangrijk dat de draden geen contact maken met de ondergrond of vegetatie om de stroomgeleiding te waarborgen.

Normen voor vaste afrastering met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden bij nieuwe stroomdraden en/of poorten;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Vaste afrastering met wolfwerend stroomdraad

  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.

Overige suggesties

Het spreekt voor zich dat de rasterpalen van goede kwaliteit dienen te zijn. Hieronder een suggestie welke afmetingen deze palen zouden kunnen hebben:

  • rasterpalen: 2,00 tot 3,00 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: 3,50 meter lang, diameter 12/14 cm;
  • gebruik bij bochten en hoeken een steunpaal om de draden strak te houden;
  • ten overvloede: bij toegangspoorten gelden, afhankelijk van de uitvoering, dezelfde eisen als voor de afrastering zelf;
  • gebruik de middelste draad als aardedraad;
  • om overal voldoende spanning op de draden te houden kan bij grotere percelen een hogere impulsenergie nodig zijn;
  • plaats op 1,20 meter hoogte eventueel extra schriklint zonder stroom als extra optische barrière.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Elektrisch draadraster


Vaste afrastering van gaas en stroomdraden

Normen voor vaste afrastering van gaas en stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 3 draden bij gaas en/of bestaande dichte poorten;
    • verdeling van de draden:Onderste draad maximaal op 20 cm van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte;
    • tussen draden op 40 tot 60 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is zodanig dat het gaas stevig staat (4 – 6 meter).

Overige suggesties

  • gebruik gepuntlast verzinkt gaas: zwaar vierkant vlechtwerk van 1,20 m bijvoorbeeld zwaartype 120;
  • het spreekt voor zich: maar het gaas dient géén gaten te hebben;
  • de rasterpalen dienen van goede kwaliteit te zijn. Hieronder vindt u een suggestie voor de afmetingen. Behalve houten palen, kunt u ook kunststofpalen of insultimber gebruiken;
  • rasterpalen: minimaal 1,80 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: ca. 2,50 meter lang, diameter 12/14 cm.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Wolfwerend gaasraster


Verplaatsbare afrastering

Stroomdraad, flexinet of flexinet met stroomdraad

Een verplaatsbare afrastering met gaas (al dan niet met stroomdraad) blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om wolven van landbouwpercelen te weren. De werking is hetzelfde als bij een vaste afrastering met stroomdraad. U kunt de flexinetten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. Het flexinet met stroomdraad vraagt net zoals een vaste afrastering met stroomdraad meer toezicht en onderhoud. Schrikapparaten op 220 V kunnen een grotere lengte onder spanning houden dan apparaten op accu’s. Daarbij zijn accu’s op zonnecellen bedrijfszekerder dan losse accu’s. Op plekken die vaak overstromen of waar de bodem vaak nat is, kan ook een soort rubberen stroomdraad gebruikt worden. Deze blijft ook onder zeer natte omstan­digheden bij beroering een schok afgeven en verliest geen stroom.

Normen voor verplaatsbare afrastering of flexinet, al dan niet met stroomdraad

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie.
  • stevige en strakke opstelling: de hoeken dienen daarbij geschoren te zijn.
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet

 

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet met stroomdraad

Normen voor verplaatsbaar raster met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering met draden

Overige suggesties

Het is aan te bevelen de onderste draad 20 cm boven de grond te plaatsen, zodat deze vrij ligt en geen contact maakt met begroeiing. Ook is het aan te raden, waar nodig en mogelijk, de strook onder de stroomdraad vooraf te maaien. Plaats het raster, indien mogelijk, ook zo vlak mogelijk boven de ondergrond. Dit zorgt voor minder stroomverlies, waardoor de minimale spanning van 4,5 kV gehaald wordt en de accu niet te snel leeg raakt. Voor goede en regelmatige aarding is het aan te raden bij elke koppeling van netrollen (50 meter) een koppeling aarde te maken. Bij bochten en hoeken is het handig om een steunpaal te gebruiken. Eventueel kan bovenlangs nog een schriklint geplaatst worden als extra optische barrière. Bovenstaande tekst over afrasteringen is mede tot stand gekomen met dank aan Stichting Wolf-Fencing Nederland.


Overige aandachtspunten

Verbetering bestaande rasters

Soms is al een raster aanwezig. Dan zal per geval bekeken moeten worden hoe dit kan worden aangepast zodat dit ook als ‘wolfwerende’ afrastering kan functioneren.

Schapenweides

Voor gaasrasters die gebruikt worden om schapenweides af te rasteren moeten nog stroomdraden worden toegevoegd om het raster wolfwerend te maken. De raster zijn namelijk vaak nog te laag ((90 cm). Aan bestaande gaasrasters voor schapenweides moeten minimaal 3 elektrische draden toegevoegd worden. Zie hiervoor ook de eisen die gesteld worden aan een vaste afrastering met stroomdraad. De toevoeging van een of twee extra schrikdraden voor een bestaand gaasraster verhoogt de effectiviteit. Deze draden staan op 20 centimeter van de bodem en op wolvenneushoogte (ongeveer 60 centimeter hoog). Een extra schrikdraad boven het gaasraster voorkomt dat wolven over het raster heen klimmen of springen.

Machinaal plaatsen en verwijderen van rasters

Machinaal aanbrengen en oprollen van draadrasters (alle draden/linten gelijktijdig) behoort ook tot de mogelijkheden. Hier is echter nog niet veel ervaring mee opgedaan. Dit kan wel de arbeidsinzet vereenvoudigen, tegelijkertijd hangt hier ook een prijskaartje aan.

Aandacht voor goede aarding

De ervaringen op de droge zandgronden leren dat een goede aarding van afrastering met stroomdraad een probleem kan zijn. Dan is het nuttig over een grote lengte een aardingslint te gebruiken die door de paaltjes op de grond wordt geklemd onder het gaas langs. Mede om die reden zijn dan paaltjes met dubbele pin aan te bevelen.

Speciale aandacht voor sloten en greppels en toegangshekken

Bij alle soorten rasters moet rekening gehouden worden met het feit dat sloten en greppels of andere oneffenheden die het raster kruisen, ook afgedekt of uitgerasterd worden. Dit is van belang omdat wolven eerder geneigd zijn om onder afrastering door te gaan dan erover heen te klimmen of springen. Oneffenheden kunnen bedekt worden door onder andere een kabel met omlaag hangende kettingen. Dit is een visuele bescherming die in de praktijk effectief bleek. Dit geldt ook voor toegangspoorten tot het weiland. Deze moeten een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden als de raster zelf. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor sloten. Wolven zijn goede zwemmers en eventueel bereid onder een barrière door te zwemmen. In die gevallen is een aparte voorziening (in het water zonder elektriciteit) nodig om de wolven ook daar te weren.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Afgeschermde sloten


Uitvoeringsbeelden uit de praktijk

foto's van praktijkvoorbeelden

Foto’s van praktijkvoorbeelden van een verplaatsbare afrastering, flexinet met stroom, in een natuurterrein.

 

Foto's van praktijkvoorbeelden wolf

Foto’s van praktijkvoorbeelden uit Duitsland met een vaste afrastering met 6 stroomdraden inclusief voorbeelden van toegangspoort en stroomdraadapparaat. Rechtsboven een voorbeeld van flexinet met stroom en een kuddebeschermingshond.

Praktijkvoorbeelden in Zweden

Al sinds 20 jaar wordt in Zweden na uitvoerige experimenten door het Wildschadecentrum een wolfwerende omheining met vijf stroomdraden en aanpassingen van bestaande rasters door toevoeging van twee of meer schrikdraden toegepast, al naar gelang de situatie ter plaatse. Deze schrikdraadsystemen zijn zeer effectief gebleken. Het gevolg is dat het aantal wolvenaanvallen op schapen enorm is afgenomen en er nu zelfs meer schapen dan ooit in wolvengebieden grazen, ondanks een toegenomen wolvenpopulatie.

Het systeem is gebaseerd op het feit dat wolven in eerste instantie onder een hek zullen proberen door te komen. Daarom is belangrijk om de eerste draad op maximaal 20 centimeter van de grond te plaatsen. De andere vier draden worden met een tussenruimte van 20 tot 30 centimeter geplaatst, tot de omheining 120 centimeter hoog is. Als een wolf onder de draad probeert te komen, krijgt hij meteen een elektrische schok op zijn gevoelige neus. Door dit effectieve leerproces neemt de wolf een volgende keer niet meer het risico om onder of over het hek proberen te komen en is de kans groot dat hij deze bestraffing met de schapen associeert (ZoogdierverenigingDeze link opent in een nieuw tabblad). Bekijk de video van Euro LargeCarnivores hieronder, voor meer informatie en praktijkvoorbeelden.

Klik via YouTube op ‘instellingen’ (tandwieltje), vervolgens op ‘ondertiteling’, ‘automatisch vertalen’ en tot slot op ‘Nederlands’.

Bron en disclaimer

Bron: Euro LargeCarnivores

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.


Literatuurverwijzingen

2.3. Kuddebeschermingshonden

Een andere preventieve maatregel om wolven bij vee (vooral schapen) weg te houden en de schade door predatie te beperken is de inzet van kuddebeschermingshonden. De inzet van kuddebeschermingshonden in combinatie met afrastering met stroomdraden biedt in principe de beste bescherming voor een schaapskudde. Het gebruik van kuddebeschermingshonden heeft echter ook potentiele risico’s voor veiligheid. Met name in drukbevolkte en drukbezochte gebieden kunnen de kuddebeschermingshonden te nauw in contact komen met recreanten. Bij het gebruik van een afrastering (met stroomdraden) in combinatie met kuddebeschermingshonden wordt er ook meteen een scheiding gemaakt tussen de kuddebeschermingshonden en de passanten. Er is echter meer (veld) kennis vereist om tot een duidelijk advies te komen met het inzetten van kuddebeschermingshonden in de Nederlandse situatie. De aanbeveling is dan ook om eerst de focus te leggen op het plaatsen van een afrastering (met stroomdraden) en dan pas op de inzet van kuddebeschermingshonden. Daarnaast moet men ook rekening houden dat de inzet van kuddebeschermingshonden arbeidsintensief is en een financiële investering vergt.

Pilot kuddebeschermingshonden in de Nederlandse schapenhouderij

Om te onderzoeken of de inzet van kuddebeschermingshonden geschikt is voor ons land, heeft BIJ12 een tweejarige pilot uit laten voeren. De pilot had als doel praktijkervaring op te doen met kuddebeschermingshonden binnen de Nederlandse context. Daarnaast wilde BIJ12 het draagvlak voor de inzet van kuddebeschermingshondenn vergroten en meer aandacht creëren voor deze manier van schadepreventie.

Geen wolvenaanvallen

Praktijkervaring met kuddebeschermingshonden werd opgedaan bij twee schaapskuddes die voor natuurbegrazing zorgen in de natuurgebieden het Wierdense Veld en de Sallandse Heuvelrug. Voor de bewaking werden verschillende kuddebeschermingshondenrassen ingezet zoals de Pyrenese Berghond, de Hongaarse Kuvasz en de Turkse Akbash. Tijdens de pilot is gekeken hoe de schapen op de honden reageren, wat de reactie is van recreanten en omwonenden en hoeveel tijd en geld het kost om de honden te onderhouden. Tijdens de pilot hebben zich geen aanvallen van wolven, vossen of honden op de schapen voorgedaan.

Voorlichting belangrijk

Uit de pilot blijkt dat het inzetten van de honden inderdaad veel tijd en toewijding kost van de schapenhouder. Ook zijn er de nodige kosten aan verbonden, zoals aanschaf en training van de honden. Daarnaast is voorlichting aan recreanten en passanten nodig om risico’s zoveel mogelijk te vermijden. Uit de pilot bleek dat het plaatsen van waarschuwingsbordjes niet altijd voldoende is. Recreanten moesten vaak actief worden aangesproken. Bezoekers en omwonenden zijn nog onvoldoende bekend met het fenomeen kuddewaakhond. Nederland is een intensief benut land, waar weinig uitgestrekte gebieden liggen met een lage bevolkingsdichtheid. Extra voorlichting naar bezoekers en omwonenden is dus noodzakelijk, aldus de conclusie van de pilot.

Schade voorkomen door inzet van kuddebeschermingshonden

Kuddebewakingshond

2.4. Visuele middelen

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. Voor de wolf kunt u fladderlinten (in Duitsland Lappzäune genoemd) gebruiken. Dit lint is gemaakt van lange rode stroken textiel. Fladderlinten kunt u alleen als tijdelijke maatregel gebruiken, na enkele weken raken de wolven eraan gewend. Fladderlinten zijn goed in te zetten als er snel gereageerd moet worden bij bijvoorbeeld een zwervende wolf. Het is een relatief goedkope maatregel als er acuut preventieve maatregelen getroffen moeten worden. Fladderlinten zijn in Nederland niet verkrijgbaar. Ze zijn wel in Duitsland te bestellen, waar ze gemaakt worden door Lebenshilfewerk Kreis Plön. Fladderlinten zijn zelf eenvoudig te maken door (rode) lappen stof of canvas te bevestigen aan draad dat tussen palen is gespannen.  De linten moeten maximaal 50 cm uit elkaar hangen en op een hoogte van ongeveer één meter. Daarnaast moeten de linten vrij van de grond hangen zodat ze door de wind kunnen bewegen. De linten zijn zelf ongeveer 10 cm breed en 50 cm lang. Ook zijn er fladderlinten met stroom te koop die nog effectiever zijn.

2.5. Overige middelen

Overige middelen die wolven kunnen weren of een afschrikkend effect kunnen hebben zijn onder andere halsbanden, geurmiddelen, lichtsensoren en (aluminium) strips. De halsbanden voor landbouwhuisdieren variëren van een nekbeschermer tot een elektronische halsband die bij ongewoon gedrag van het landbouwhuisdier een bericht stuurt aan de eigenaar of licht – en geluidssignalen afgeeft. Geurmiddelen zoals urine van andere predatoren die in de omgeving worden aangebracht kunnen een afschrikkend effect hebben op wolven. De lichtsensoren geven licht af zodra de wolf zich in de buurt van de lichtsensor begeeft. Daarnaast zijn er (aluminium) strips op de markt met bepaalde patronen die een afschrikkend effect kunnen hebben op de wolf. De werking van bovenstaande middelen is niet altijd aangetoond en dus betwistbaar.

Ezels en lama’s/alpaca’s

Het opnemen van ezels en lama’s of alpaca’s in een (schaaps-)kudde kan ook dienen als bescherming voor vee. Ezels en lama’s/alpaca’s reageren agressief op gevaar en maken daarbij veel lawaai wat de wolf af kan schrikken. Er is echter (nog) weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit van de inzet van ezels en lama’s/alpaca’s. De inzet als bescherming voor vee tegen de wolf komt nog niet veel voor. De informatie die beschikbaar is geeft een wisselend beeld qua effectiviteit. Meer informatie over de inzet van ezels, lama’s en/of alpaca’s is bijvoorbeeld wel te vinden op de website van het landelijk kennisnetwerk van houders van boerderijdierenDeze link opent in een nieuw tabblad.

3. Soorten faunaschade

De wolf kan bij landbouwhuisdieren op verschillende manieren schade aanrichten. Dit varieert van predatie (met de dood van het landbouwhuisdier als gevolg), verwonding en stress. Schade kunt u voorkomen met de eerdergenoemde preventieve middelen. Schapen, geiten, damherten (hertenkampen), rundvee, honden en hobbydieren lopen de grootste kans op predatie, op volgorde van het meest risicogevoelig naar het minst. Recente cijfers uit enkele Duitse deelstaten tonen aan dat van alle aanvallen op landbouwhuisdieren het in 82% om schapen ging, 9% damherten, 8% runderen en 1% andere huisdieren. Gehouden pluimvee is voor zover bekend niet interessant voor de wolf.

3.1 Schade aan landbouwhuisdieren

De wolf kan schade aanrichten aan landbouwhuisdieren, met name schapen. Een wolf dood een schaap door de luchtpijp door te bijten (dit heet een ‘kill’-beet). Vervolgens maakt hij een opening in de buikwand van zijn prooi. De wolf trekt de ingewanden uit de buikwand en vreet het vlees van de botten. Zijn prooien bestaan in de categorie ‘landbouwhuisdieren’ voornamelijk uit schapen, maar ook geiten en kalveren. Daarnaast is er kans dat moederdieren hun lammeren en kalveren verwerpen (miskraam), of dat (landbouw)huisdieren uitbreken en/of elkaar dooddrukken door stress.

3.2 Wat te doen bij schade door de wolf

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade door de wolf optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schadeDeze link opent in een nieuw tabblad ontvangen via BIJ12. BIJ12 hanteert speciale richtlijnen voor afhandeling van de schade. Bekijk ‘richtlijn, taxatie en prijzen bij wolvenschade’.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen? Neem dan tijdig contact op met BIJ12 via het algemene telefoonnummer van BIJ12: 085 – 486 22 22 (keuzeoptie 1) of wolf@mijnfaunazakenbij12.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking. Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Geraadpleegde bronnen

  • Frank Faß (2018) Wildlebende Wölfe: Schutz von Nutztieren – Möglichkeiten und GrenzenMüller Rüschlikon, 2018.
  • Groot Bruinderink, G.W.T.A. en D.R. Lammertsma, 2013. Voorstel voor een wolvenplan voor Nederland; versie 2.0. Wageningen, Alterra Wageningen UR (University & Research centre), Alterrarapport 82 blz.; 1 fig.; 7 tab.; 39 ref.
  • IPO 2019, Interprovinciaal wolvenplan. IPO, Den Haag.
  • Van Bommel, F.Linnartz, L. & Floor, L. (2015). Effectieve en praktisch uitvoerbare preventieve maatregelen ter voorkoming van predatie van vee door wolven.
  • Floor, L., Linnartz, L. & Van Bommel. F. (2015) Haalbaarheidsstudie voor de opzet van een mobiele kuddewaakhondenteam. ARK Natuurontwikkeling en Van Bommel Faunawerk.
  • WWF Schweiz (2005) Herdenschutz: Leitfaden für Tierhalterinnen und Tierhalter. WWF Schweiz, Zürich.
  • Senkenberg Museum für Naturkunde Görlitz, Wolfischer speisseplan.
  • Stichting Wolf-Fencing Nederland.

5. Over BIJ12

BIJ12 houdt zich onder meer bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. BIJ12 reikt handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).

Downloads

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Download bestand Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Laatst bijgewerkt op: 16-05-2024
Download bestand Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Download bestand Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Protocol voor DNA-afname bij gewond vee door dierenartsen

Download bestand Protocol voor DNA-afname bij gewond vee door dierenartsen

Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Download bestand Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Richtlijn taxatie bij wolvenschade aan landbouwhuisdieren

Laatst bijgewerkt op: 11-07-2024
Download bestand Richtlijn taxatie bij wolvenschade aan landbouwhuisdieren

Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

Laatst bijgewerkt op: 12-01-2024
Download bestand Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Download bestand Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Download bestand Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Download bestand Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Veelgestelde vragen

Wat is een calamiteitenregeling?

In acute situaties kunnen provincies met onmiddellijke ingang een tijdelijke calamiteitenregeling of urgentieregeling in werking stellen. Veehouders kunnen dan direct gesubsidieerde wolfwerende maatregelen treffen, ook al is dit niet in een vastgesteld wolvenleefgebied. Dit zal vooral aan de orde zijn in gebieden waar een wolf doorheen trekt op zoek naar een nieuw territorium en schade aanricht.

De calamiteitenregeling treedt in werking wanneer binnen een week, in dezelfde of aangrenzende gemeenten, twee of meer aanvallen hebben plaatsgevonden. Veehouders binnen die gemeente(n) kunnen tijdelijk (2 tot 4 weken) voor een subsidie in aanmerking komen om preventieve maatregelen te treffen.

Het instellen van een calamiteitenregeling gebeurt door de provincie. Een calamiteitenregeling is bedoeld om dierhouders te ondersteunen bij aanvallen door wolven die niet of moeilijk te voorspellen zijn. De provincies hanteren binnen deze gebieden dezelfde technische normering en eenheidsprijzen.

Bevoegdheid provincie:
  • De keuze en de begrenzing van de gebieden te bepalen.
  • De omvang van het budget vast te stellen dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
  • De duur en de termijnen waarbinnen subsidieregels gelden vast te stellen.
Hoe wordt een wolfwerendraster getoetst?

De taxateur heeft de opdracht van BIJ12 om de afrastering te beoordelen, in het geval van vermeend wolfwerend raster moet het volledige raster worden gecontroleerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in het bezoekrapport van het schadedossier. De taxateur gebruikt hiervoor onderstaande checklist:

Zijn er subsidies voor wolfwerende rasters beschikbaar in de provincie?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van wolfwerende rasters. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen. Hoe dit per provincie is geregeld is hierboven te lezen.

Waarom hanteren provincies verschillend beleid voor subsidies van rasters?

Een aantal jaar geleden is het natuurbeleid waaronder het faunabeleid gedecentraliseerd, dus provincies zijn verantwoordelijk voor het faunabeleid. De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 samen het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad vastgesteld. Daarnaast wordt er ook samengewerkt tussen provincies als een aangewezen wolvengebied grensoverschrijdend is. Lees ook:

Wat betekent een wolfwerende afrastering voor andere wilde dieren?

Een wolfwerende afrastering kan je weide ook minder toegankelijk maken voor andere wilde dieren. Op voorhand vormen flex-nettenDeze link opent in een nieuw tabblad een groter risico voor overige fauna dan een vaste afrastering met draden omdat een dier in een net verstrikt zou kunnen raken.

Wanneer bij een vaste afrastering de onderste draad op 20 cm. blijft, kunnen kleine wilde dieren hier onder doorgaan maar een wild zwijn of hond bijvoorbeeld niet. Herten en reeën kunnen vaak over of door een wolfwerende afrastering heen springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen hertachtige(n) geen tik.

In een gebied waar ook dassen leven, wordt een tunnel met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden geadviseerd. Lees hier meer over dassentunnels.

Op dit Youtube-accountDeze link opent in een nieuw tabblad van het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad zijn beelden te zien van wilde dieren die geen problemen ervaren met het passeren van wolfwerende rasters.

 

Wat zijn de meest gemaakte fouten bij afrasteringen?

Het is mogelijk om je schapenweide afdoende te beschermen tegen een wolf. Het helpt als je daarbij je afrastering bekijkt door de ogen van de wolf. Op deze manier zie je beter wat de zwakke plekken zijn. De Wolvencommissie Gelderland maakte daarom onderstaande factsheet.

Zo zal een wolf meestal proberen om onder de afrastering door te kruipen. Je moet dus bij je controle extra aandacht hebben voor de onderste draad: is de afstand nergens meer dan 25 cm? Is de draad vrij van begroeiing, zodat er geen spanningsverlies ontstaat?

Een ander belangrijk punt is dat de wolf na één flinke stroomstoot niet snel opnieuw zal proberen om aan te vallen. De keerzijde daarvan: als hij wél een toegang vindt tot makkelijk te grijpen prooien – zoals schapen in tegenstelling tot wild – dan zal hij blijven proberen. Het is dus beter om het in één keer goed te doen!

Hoe effectief zijn grote honden voor het beschermen van vee?

Er zijn hondenrassen die speciaal gefokt zijn als kuddebeschermingshond. Let wel heel goed op dat je ook echt een ras neemt die ook dit werk goed uit kan voeren en bij de bedrijfsvoering past. Deze honden zijn gefokt om zelfstandig en eigenwijs te zijn. Er is een bedrijf dat hierbij kan helpen: Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad.

Waarom is paarden houden in een kudde veiliger?

Een kudde – dieren die elkaar kennen – beschermt elkaar. Een wolf is een opportunist en een verwonding is voor hem een groot risico, dus dat vermijdt hij als het even kan. Bij meerdere paarden zal een wolf dus niet snel geneigd zijn om een kans te wagen. Doet hij dat wel, dan maakt hij weinig kans tegen een kudde gezonde paarden. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022):

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Zijn wolven gevaarlijk voor paarden?

De kans dat wolven paarden aanvallen is erg klein. Een van de redenen is dat paarden als extreem defensief worden beschouwd, vooral merries als verdedigers van hun veulens. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

Er is wel een risico dat paarden in paniek raken en daarbij door de omheining gaan of op een andere manier gewond raken. Het is ook afhankelijk van de andere mogelijke prooidieren in het gebied. De wolf kiest altijd voor de makkelijkste prooi.

We zullen als maatschappij weer gaan ontdekken hoe we onze landbouwhuisdieren veilig kunnen houden. ‘s Nachts ophokken, rasters en eventueel kuddebeschermingshonden zijn daarbij belangrijke opties, maar ook natuurlijke kuddesamenstelling van grootvee vergroot de weerbaarheid van koeien en paarden tegen wolven.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022).

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Wolven

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor de wolf laat zien met welke preventieve maatregelen u schade door wolven kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Terugkeer van de wolf

Na een afwezigheid van ongeveer 150 jaar hebben wolven zich weer in Nederland gevestigd. De eerste wolf vestigde zich in 2018 op de Noord-Veluwe. Begin 2019 voegde zich hier een tweede wolf bij. Dit paartje kreeg sinds 2019 ieder jaar jongen. De afgelopen jaren ontstonden er meer wolvenroedels- en paren. In ons land leven op dit moment negen wolvenroedels. Dit zijn wolvenparen die jongen hebben gehad. Bij zeven van de negen roedels zijn er in 2023 welpen gezien. Zeven roedels hebben hun territoria op de Veluwe: in het gebied van de Noordwest-Veluwe, Noord-Veluwe, Noordoost-Veluwe, Midden-Veluwe, Park de Hoge Veluwe, Zuidwest-Veluwe en Zuidoost-Veluwe. Twee andere roedels leven in Midden-Drenthe en in het grensgebied Fryslân-Drenthe-Overijssel. Ook op de Utrechtse Heuvelrug zijn wolven aangetoond. In het grensgebied tussen Noord-Brabant en Limburg  leefde afgelopen jaren op de Groote Heide lange tijd een solitaire wolf. Vlak over de grens met Duitsland en België bevinden zich ook diverse wolventerritoria. In Vlaanderen op de grens met Zuidwest-Brabant is een wolvenpaar gevestigd. Via monitoring moet blijken of Nederland ook tot het territorium van deze wolven behoort. Verder leeft er al jaren een wolvenroedel rond het Vlaamse Hechtel-Eksel.

Een roedel wolven bestaat uit 2 tot 10 dieren en heeft een groot leefgebied van ongeveer 250 vierkante kilometer. Een wolf eet 3 tot 4 kilo vlees, merg en ingewanden per dag. Maar wolven kunnen ook 10 kilo voedsel in één keer eten en daar dagenlang van leven. Een roedel wolven gaat in zijn leefgebied altijd voor een maximale buit tegen een minimaal risico en een minimale inspanning. Oude, zieke en zwakke dieren vallen daarom eerder ten prooi aan wolven dan gezonde volwassen dieren. Daarnaast eten wolven veel jonge, onervaren dieren. Wolven eten met name grotere wilde hoefdieren zoals zwijnen, edelherten, damherten, en reeën, maar ook kleine dieren zoals muizen, ratten en bevers.

Ze kunnen zich ook tegoed doen aan landbouwhuisdieren zoals schapen, zeker wanneer deze onbewaakt en niet goed beschermd zijn door een raster. Een afrastering met stroom(-draden) is de meest effectieve maatregel om wolven te weren. Daarbij is het van belang om te weten dat wolven eerder geneigd zijn om onder een omheining door te gaan dan eroverheen. Van boeren in Duitsland weten we dat zij leren hun vee steeds beter te beschermen met rasters, schrikdraad of met kuddebewakingshonden. Schade aan landbouwhuisdieren door de wolf wordt grotendeels vergoed door BIJ12. Via DNA-onderzoek, of op een andere onomstotelijke wijze, kan worden aangetoond of de schade al dan niet veroorzaakt is door een wolf. Het is waarschijnlijk dat de meeste aanvallen op landbouwhuisdieren (vooral schapen en geiten) nog steeds van loslopende honden komen. Dit wordt echter niet zo specifiek geregistreerd, zoals dat voor de wolf wel gebeurt. Van dierhouders die gevestigd zijn binnen een aangewezen wolventerritorium (leefgebied) wordt verwacht dat zij maatregelen nemen die beschreven staan in deze Faunaschade Preventiekit Wolven.

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele preventieve maatregelen. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat schade aan landbouwhuisdieren niet zozeer samenhangt met het aantal wolven of het aantal landbouwhuisdieren, maar vooral met de inzet en effectiviteit van preventieve maatregelen. Schade door wolven valt echter niet geheel uit te sluiten, maar de kans op een aanval door de wolf (predatie) kan wel sterk beperkt worden door de inzet van de juiste preventieve maatregelen. Het gebruik van adequate afrasteringen met stroom(-draden) is daarbij zeer aan te bevelen. Maar er zijn meerdere methoden. Overzicht preventie maatregelen:

  • Ophokken van vee in nachthok/kraal
  • Afrasteringen
  • Kuddebeschermingshonden
  • Visuele middelen
  • Overige middelen

2.1. Ophokken van vee in nachthok/kraal

De wolf is vooral ’s nachts actief. Het ’s nachts ophokken van vee is een zekere en betrouwbare maatregel om predatie te voorkomen, mits er overdag geen wolven actief zijn. Deze optie is vooral geschikt is voor gescheperde kuddes, maar minder in grotere begraasde gebieden. Een afrastering (met stroomdraad) zoals beschreven wordt bij ‘Afrasteringen’ kan ook dienen als kraal/nachtweide.

2.2. Afrasteringen

Het plaatsen van afrasteringen is een zeer effectieve manier om (niet-vliegende) diersoorten te weren van landbouwpercelen. Gaasrasters worden vooral gebruikt bij vaste percelen waar vee geweid wordt. Gaasrasters die nu al gebruikt worden bij schapenweides om edelherten of wilde zwijnen te weren kunnen ook geschikt zijn om de wolf op afstand te houden indien er voldaan wordt aan specifieke eisen. Deze worden hieronder toegelicht.

Basisprincipes voor wolfwerende afrastering

Om de afrasteringen op de juiste manier te ontwerpen, te plaatsen en te onderhouden is het belangrijk eerst inzicht te hebben in de manier waarop een wolf een afrastering kan overwinnen. Omdat een wolf altijd langs een afrastering loopt om te onderzoeken of er een zwak punt is, moet u rekening houden met het volgende:

  • onderdoor kruipen of graven: een wolf heeft een sterke neiging om ergens onderdoor te kruipen. Als dat niet direct lukt kan hij ook gaan graven.
  • doorheen gaan: een opening in een hek van 20 cm kan voor een wolf groot genoeg zijn om doorheen te gaan.
  • overheen klimmen: een wolf is goed in staat om over een hoog hekwerk heen te klauteren.
  • overheen springen: hoewel de wolf er fysiek toe in staat is, heeft hij van nature nauwelijks de neiging om ergens overheen te springen. Alleen als een wolf dit geleerd heeft zal hij springen.
  • gevoelig voor elektrische stroom: wolven zijn gevoelig voor elektriciteit. Als een wolf een keer een flinke elektrische schok heeft gehad, zal hij met deze leerervaring niet snel opnieuw een elektrische afrastering aanraken. Omdat wolven gevoelig zijn voor elektriciteit is een goede afrastering met stroom(-draden) daarom heel effectief. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat wolven vooral in de nachtelijke periode actief zijn én op het moment dat schapen onbewaakt in het veld zijn.

Minimale normen wolfwerende rasters

Rasters zijn een zeer effectieve manier om een wolf te weren van een landbouwperceel waar bijvoorbeeld schapen worden geweid. Voor rasters die gebruikt worden om schapenweides af te rasteren hanteert BIJ12 onderstaande normen:

  • vaste afrastering;
  • stroomdraden.

Een stroomdraad is zeer geschikt om wolven te weren. De stroomdraden geven een stroomschok bij contact. Dit wordt door de wolf als zeer onaangenaam ervaren, waardoor hij/zij een volgende poging zal vermijden. Stroomdraden zijn goedkoper dan een combinatie van gaas en stroomdraden. Bovendien zijn ze eenvoudiger te plaatsen en te verplaatsen. Wel vragen ze om meer toezicht en onderhoud. De stroomdraadapparaten zijn bovendien diefstalgevoelig. Ook is het belangrijk dat de draden geen contact maken met de ondergrond of vegetatie om de stroomgeleiding te waarborgen.

Normen voor vaste afrastering met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden bij nieuwe stroomdraden en/of poorten;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Vaste afrastering met wolfwerend stroomdraad

  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.

Overige suggesties

Het spreekt voor zich dat de rasterpalen van goede kwaliteit dienen te zijn. Hieronder een suggestie welke afmetingen deze palen zouden kunnen hebben:

  • rasterpalen: 2,00 tot 3,00 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: 3,50 meter lang, diameter 12/14 cm;
  • gebruik bij bochten en hoeken een steunpaal om de draden strak te houden;
  • ten overvloede: bij toegangspoorten gelden, afhankelijk van de uitvoering, dezelfde eisen als voor de afrastering zelf;
  • gebruik de middelste draad als aardedraad;
  • om overal voldoende spanning op de draden te houden kan bij grotere percelen een hogere impulsenergie nodig zijn;
  • plaats op 1,20 meter hoogte eventueel extra schriklint zonder stroom als extra optische barrière.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Elektrisch draadraster


Vaste afrastering van gaas en stroomdraden

Normen voor vaste afrastering van gaas en stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 3 draden bij gaas en/of bestaande dichte poorten;
    • verdeling van de draden:Onderste draad maximaal op 20 cm van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte;
    • tussen draden op 40 tot 60 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is zodanig dat het gaas stevig staat (4 – 6 meter).

Overige suggesties

  • gebruik gepuntlast verzinkt gaas: zwaar vierkant vlechtwerk van 1,20 m bijvoorbeeld zwaartype 120;
  • het spreekt voor zich: maar het gaas dient géén gaten te hebben;
  • de rasterpalen dienen van goede kwaliteit te zijn. Hieronder vindt u een suggestie voor de afmetingen. Behalve houten palen, kunt u ook kunststofpalen of insultimber gebruiken;
  • rasterpalen: minimaal 1,80 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: ca. 2,50 meter lang, diameter 12/14 cm.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Wolfwerend gaasraster


Verplaatsbare afrastering

Stroomdraad, flexinet of flexinet met stroomdraad

Een verplaatsbare afrastering met gaas (al dan niet met stroomdraad) blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om wolven van landbouwpercelen te weren. De werking is hetzelfde als bij een vaste afrastering met stroomdraad. U kunt de flexinetten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. Het flexinet met stroomdraad vraagt net zoals een vaste afrastering met stroomdraad meer toezicht en onderhoud. Schrikapparaten op 220 V kunnen een grotere lengte onder spanning houden dan apparaten op accu’s. Daarbij zijn accu’s op zonnecellen bedrijfszekerder dan losse accu’s. Op plekken die vaak overstromen of waar de bodem vaak nat is, kan ook een soort rubberen stroomdraad gebruikt worden. Deze blijft ook onder zeer natte omstan­digheden bij beroering een schok afgeven en verliest geen stroom.

Normen voor verplaatsbare afrastering of flexinet, al dan niet met stroomdraad

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie.
  • stevige en strakke opstelling: de hoeken dienen daarbij geschoren te zijn.
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet

 

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet met stroomdraad

Normen voor verplaatsbaar raster met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering met draden

Overige suggesties

Het is aan te bevelen de onderste draad 20 cm boven de grond te plaatsen, zodat deze vrij ligt en geen contact maakt met begroeiing. Ook is het aan te raden, waar nodig en mogelijk, de strook onder de stroomdraad vooraf te maaien. Plaats het raster, indien mogelijk, ook zo vlak mogelijk boven de ondergrond. Dit zorgt voor minder stroomverlies, waardoor de minimale spanning van 4,5 kV gehaald wordt en de accu niet te snel leeg raakt. Voor goede en regelmatige aarding is het aan te raden bij elke koppeling van netrollen (50 meter) een koppeling aarde te maken. Bij bochten en hoeken is het handig om een steunpaal te gebruiken. Eventueel kan bovenlangs nog een schriklint geplaatst worden als extra optische barrière. Bovenstaande tekst over afrasteringen is mede tot stand gekomen met dank aan Stichting Wolf-Fencing Nederland.


Overige aandachtspunten

Verbetering bestaande rasters

Soms is al een raster aanwezig. Dan zal per geval bekeken moeten worden hoe dit kan worden aangepast zodat dit ook als ‘wolfwerende’ afrastering kan functioneren.

Schapenweides

Voor gaasrasters die gebruikt worden om schapenweides af te rasteren moeten nog stroomdraden worden toegevoegd om het raster wolfwerend te maken. De raster zijn namelijk vaak nog te laag ((90 cm). Aan bestaande gaasrasters voor schapenweides moeten minimaal 3 elektrische draden toegevoegd worden. Zie hiervoor ook de eisen die gesteld worden aan een vaste afrastering met stroomdraad. De toevoeging van een of twee extra schrikdraden voor een bestaand gaasraster verhoogt de effectiviteit. Deze draden staan op 20 centimeter van de bodem en op wolvenneushoogte (ongeveer 60 centimeter hoog). Een extra schrikdraad boven het gaasraster voorkomt dat wolven over het raster heen klimmen of springen.

Machinaal plaatsen en verwijderen van rasters

Machinaal aanbrengen en oprollen van draadrasters (alle draden/linten gelijktijdig) behoort ook tot de mogelijkheden. Hier is echter nog niet veel ervaring mee opgedaan. Dit kan wel de arbeidsinzet vereenvoudigen, tegelijkertijd hangt hier ook een prijskaartje aan.

Aandacht voor goede aarding

De ervaringen op de droge zandgronden leren dat een goede aarding van afrastering met stroomdraad een probleem kan zijn. Dan is het nuttig over een grote lengte een aardingslint te gebruiken die door de paaltjes op de grond wordt geklemd onder het gaas langs. Mede om die reden zijn dan paaltjes met dubbele pin aan te bevelen.

Speciale aandacht voor sloten en greppels en toegangshekken

Bij alle soorten rasters moet rekening gehouden worden met het feit dat sloten en greppels of andere oneffenheden die het raster kruisen, ook afgedekt of uitgerasterd worden. Dit is van belang omdat wolven eerder geneigd zijn om onder afrastering door te gaan dan erover heen te klimmen of springen. Oneffenheden kunnen bedekt worden door onder andere een kabel met omlaag hangende kettingen. Dit is een visuele bescherming die in de praktijk effectief bleek. Dit geldt ook voor toegangspoorten tot het weiland. Deze moeten een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden als de raster zelf. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor sloten. Wolven zijn goede zwemmers en eventueel bereid onder een barrière door te zwemmen. In die gevallen is een aparte voorziening (in het water zonder elektriciteit) nodig om de wolven ook daar te weren.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Afgeschermde sloten


Uitvoeringsbeelden uit de praktijk

foto's van praktijkvoorbeelden

Foto’s van praktijkvoorbeelden van een verplaatsbare afrastering, flexinet met stroom, in een natuurterrein.

 

Foto's van praktijkvoorbeelden wolf

Foto’s van praktijkvoorbeelden uit Duitsland met een vaste afrastering met 6 stroomdraden inclusief voorbeelden van toegangspoort en stroomdraadapparaat. Rechtsboven een voorbeeld van flexinet met stroom en een kuddebeschermingshond.

Praktijkvoorbeelden in Zweden

Al sinds 20 jaar wordt in Zweden na uitvoerige experimenten door het Wildschadecentrum een wolfwerende omheining met vijf stroomdraden en aanpassingen van bestaande rasters door toevoeging van twee of meer schrikdraden toegepast, al naar gelang de situatie ter plaatse. Deze schrikdraadsystemen zijn zeer effectief gebleken. Het gevolg is dat het aantal wolvenaanvallen op schapen enorm is afgenomen en er nu zelfs meer schapen dan ooit in wolvengebieden grazen, ondanks een toegenomen wolvenpopulatie.

Het systeem is gebaseerd op het feit dat wolven in eerste instantie onder een hek zullen proberen door te komen. Daarom is belangrijk om de eerste draad op maximaal 20 centimeter van de grond te plaatsen. De andere vier draden worden met een tussenruimte van 20 tot 30 centimeter geplaatst, tot de omheining 120 centimeter hoog is. Als een wolf onder de draad probeert te komen, krijgt hij meteen een elektrische schok op zijn gevoelige neus. Door dit effectieve leerproces neemt de wolf een volgende keer niet meer het risico om onder of over het hek proberen te komen en is de kans groot dat hij deze bestraffing met de schapen associeert (ZoogdierverenigingDeze link opent in een nieuw tabblad). Bekijk de video van Euro LargeCarnivores hieronder, voor meer informatie en praktijkvoorbeelden.

Klik via YouTube op ‘instellingen’ (tandwieltje), vervolgens op ‘ondertiteling’, ‘automatisch vertalen’ en tot slot op ‘Nederlands’.

Bron en disclaimer

Bron: Euro LargeCarnivores

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.


Literatuurverwijzingen

2.3. Kuddebeschermingshonden

Een andere preventieve maatregel om wolven bij vee (vooral schapen) weg te houden en de schade door predatie te beperken is de inzet van kuddebeschermingshonden. De inzet van kuddebeschermingshonden in combinatie met afrastering met stroomdraden biedt in principe de beste bescherming voor een schaapskudde. Het gebruik van kuddebeschermingshonden heeft echter ook potentiele risico’s voor veiligheid. Met name in drukbevolkte en drukbezochte gebieden kunnen de kuddebeschermingshonden te nauw in contact komen met recreanten. Bij het gebruik van een afrastering (met stroomdraden) in combinatie met kuddebeschermingshonden wordt er ook meteen een scheiding gemaakt tussen de kuddebeschermingshonden en de passanten. Er is echter meer (veld) kennis vereist om tot een duidelijk advies te komen met het inzetten van kuddebeschermingshonden in de Nederlandse situatie. De aanbeveling is dan ook om eerst de focus te leggen op het plaatsen van een afrastering (met stroomdraden) en dan pas op de inzet van kuddebeschermingshonden. Daarnaast moet men ook rekening houden dat de inzet van kuddebeschermingshonden arbeidsintensief is en een financiële investering vergt.

Pilot kuddebeschermingshonden in de Nederlandse schapenhouderij

Om te onderzoeken of de inzet van kuddebeschermingshonden geschikt is voor ons land, heeft BIJ12 een tweejarige pilot uit laten voeren. De pilot had als doel praktijkervaring op te doen met kuddebeschermingshonden binnen de Nederlandse context. Daarnaast wilde BIJ12 het draagvlak voor de inzet van kuddebeschermingshondenn vergroten en meer aandacht creëren voor deze manier van schadepreventie.

Geen wolvenaanvallen

Praktijkervaring met kuddebeschermingshonden werd opgedaan bij twee schaapskuddes die voor natuurbegrazing zorgen in de natuurgebieden het Wierdense Veld en de Sallandse Heuvelrug. Voor de bewaking werden verschillende kuddebeschermingshondenrassen ingezet zoals de Pyrenese Berghond, de Hongaarse Kuvasz en de Turkse Akbash. Tijdens de pilot is gekeken hoe de schapen op de honden reageren, wat de reactie is van recreanten en omwonenden en hoeveel tijd en geld het kost om de honden te onderhouden. Tijdens de pilot hebben zich geen aanvallen van wolven, vossen of honden op de schapen voorgedaan.

Voorlichting belangrijk

Uit de pilot blijkt dat het inzetten van de honden inderdaad veel tijd en toewijding kost van de schapenhouder. Ook zijn er de nodige kosten aan verbonden, zoals aanschaf en training van de honden. Daarnaast is voorlichting aan recreanten en passanten nodig om risico’s zoveel mogelijk te vermijden. Uit de pilot bleek dat het plaatsen van waarschuwingsbordjes niet altijd voldoende is. Recreanten moesten vaak actief worden aangesproken. Bezoekers en omwonenden zijn nog onvoldoende bekend met het fenomeen kuddewaakhond. Nederland is een intensief benut land, waar weinig uitgestrekte gebieden liggen met een lage bevolkingsdichtheid. Extra voorlichting naar bezoekers en omwonenden is dus noodzakelijk, aldus de conclusie van de pilot.

Schade voorkomen door inzet van kuddebeschermingshonden

Kuddebewakingshond

2.4. Visuele middelen

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. Voor de wolf kunt u fladderlinten (in Duitsland Lappzäune genoemd) gebruiken. Dit lint is gemaakt van lange rode stroken textiel. Fladderlinten kunt u alleen als tijdelijke maatregel gebruiken, na enkele weken raken de wolven eraan gewend. Fladderlinten zijn goed in te zetten als er snel gereageerd moet worden bij bijvoorbeeld een zwervende wolf. Het is een relatief goedkope maatregel als er acuut preventieve maatregelen getroffen moeten worden. Fladderlinten zijn in Nederland niet verkrijgbaar. Ze zijn wel in Duitsland te bestellen, waar ze gemaakt worden door Lebenshilfewerk Kreis Plön. Fladderlinten zijn zelf eenvoudig te maken door (rode) lappen stof of canvas te bevestigen aan draad dat tussen palen is gespannen.  De linten moeten maximaal 50 cm uit elkaar hangen en op een hoogte van ongeveer één meter. Daarnaast moeten de linten vrij van de grond hangen zodat ze door de wind kunnen bewegen. De linten zijn zelf ongeveer 10 cm breed en 50 cm lang. Ook zijn er fladderlinten met stroom te koop die nog effectiever zijn.

2.5. Overige middelen

Overige middelen die wolven kunnen weren of een afschrikkend effect kunnen hebben zijn onder andere halsbanden, geurmiddelen, lichtsensoren en (aluminium) strips. De halsbanden voor landbouwhuisdieren variëren van een nekbeschermer tot een elektronische halsband die bij ongewoon gedrag van het landbouwhuisdier een bericht stuurt aan de eigenaar of licht – en geluidssignalen afgeeft. Geurmiddelen zoals urine van andere predatoren die in de omgeving worden aangebracht kunnen een afschrikkend effect hebben op wolven. De lichtsensoren geven licht af zodra de wolf zich in de buurt van de lichtsensor begeeft. Daarnaast zijn er (aluminium) strips op de markt met bepaalde patronen die een afschrikkend effect kunnen hebben op de wolf. De werking van bovenstaande middelen is niet altijd aangetoond en dus betwistbaar.

Ezels en lama’s/alpaca’s

Het opnemen van ezels en lama’s of alpaca’s in een (schaaps-)kudde kan ook dienen als bescherming voor vee. Ezels en lama’s/alpaca’s reageren agressief op gevaar en maken daarbij veel lawaai wat de wolf af kan schrikken. Er is echter (nog) weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit van de inzet van ezels en lama’s/alpaca’s. De inzet als bescherming voor vee tegen de wolf komt nog niet veel voor. De informatie die beschikbaar is geeft een wisselend beeld qua effectiviteit. Meer informatie over de inzet van ezels, lama’s en/of alpaca’s is bijvoorbeeld wel te vinden op de website van het landelijk kennisnetwerk van houders van boerderijdierenDeze link opent in een nieuw tabblad.

3. Soorten faunaschade

De wolf kan bij landbouwhuisdieren op verschillende manieren schade aanrichten. Dit varieert van predatie (met de dood van het landbouwhuisdier als gevolg), verwonding en stress. Schade kunt u voorkomen met de eerdergenoemde preventieve middelen. Schapen, geiten, damherten (hertenkampen), rundvee, honden en hobbydieren lopen de grootste kans op predatie, op volgorde van het meest risicogevoelig naar het minst. Recente cijfers uit enkele Duitse deelstaten tonen aan dat van alle aanvallen op landbouwhuisdieren het in 82% om schapen ging, 9% damherten, 8% runderen en 1% andere huisdieren. Gehouden pluimvee is voor zover bekend niet interessant voor de wolf.

3.1 Schade aan landbouwhuisdieren

De wolf kan schade aanrichten aan landbouwhuisdieren, met name schapen. Een wolf dood een schaap door de luchtpijp door te bijten (dit heet een ‘kill’-beet). Vervolgens maakt hij een opening in de buikwand van zijn prooi. De wolf trekt de ingewanden uit de buikwand en vreet het vlees van de botten. Zijn prooien bestaan in de categorie ‘landbouwhuisdieren’ voornamelijk uit schapen, maar ook geiten en kalveren. Daarnaast is er kans dat moederdieren hun lammeren en kalveren verwerpen (miskraam), of dat (landbouw)huisdieren uitbreken en/of elkaar dooddrukken door stress.

3.2 Wat te doen bij schade door de wolf

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade door de wolf optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schadeDeze link opent in een nieuw tabblad ontvangen via BIJ12. BIJ12 hanteert speciale richtlijnen voor afhandeling van de schade. Bekijk ‘richtlijn, taxatie en prijzen bij wolvenschade’.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen? Neem dan tijdig contact op met BIJ12 via het algemene telefoonnummer van BIJ12: 085 – 486 22 22 (keuzeoptie 1) of wolf@mijnfaunazakenbij12.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking. Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Geraadpleegde bronnen

  • Frank Faß (2018) Wildlebende Wölfe: Schutz von Nutztieren – Möglichkeiten und GrenzenMüller Rüschlikon, 2018.
  • Groot Bruinderink, G.W.T.A. en D.R. Lammertsma, 2013. Voorstel voor een wolvenplan voor Nederland; versie 2.0. Wageningen, Alterra Wageningen UR (University & Research centre), Alterrarapport 82 blz.; 1 fig.; 7 tab.; 39 ref.
  • IPO 2019, Interprovinciaal wolvenplan. IPO, Den Haag.
  • Van Bommel, F.Linnartz, L. & Floor, L. (2015). Effectieve en praktisch uitvoerbare preventieve maatregelen ter voorkoming van predatie van vee door wolven.
  • Floor, L., Linnartz, L. & Van Bommel. F. (2015) Haalbaarheidsstudie voor de opzet van een mobiele kuddewaakhondenteam. ARK Natuurontwikkeling en Van Bommel Faunawerk.
  • WWF Schweiz (2005) Herdenschutz: Leitfaden für Tierhalterinnen und Tierhalter. WWF Schweiz, Zürich.
  • Senkenberg Museum für Naturkunde Görlitz, Wolfischer speisseplan.
  • Stichting Wolf-Fencing Nederland.

5. Over BIJ12

BIJ12 houdt zich onder meer bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. BIJ12 reikt handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).

Downloads

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Download bestand Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Laatst bijgewerkt op: 16-05-2024
Download bestand Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Download bestand Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Protocol voor DNA-afname bij gewond vee door dierenartsen

Download bestand Protocol voor DNA-afname bij gewond vee door dierenartsen

Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Download bestand Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Richtlijn taxatie bij wolvenschade aan landbouwhuisdieren

Laatst bijgewerkt op: 11-07-2024
Download bestand Richtlijn taxatie bij wolvenschade aan landbouwhuisdieren

Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

Laatst bijgewerkt op: 12-01-2024
Download bestand Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Download bestand Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Download bestand Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Download bestand Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Veelgestelde vragen

Wat is een calamiteitenregeling?

In acute situaties kunnen provincies met onmiddellijke ingang een tijdelijke calamiteitenregeling of urgentieregeling in werking stellen. Veehouders kunnen dan direct gesubsidieerde wolfwerende maatregelen treffen, ook al is dit niet in een vastgesteld wolvenleefgebied. Dit zal vooral aan de orde zijn in gebieden waar een wolf doorheen trekt op zoek naar een nieuw territorium en schade aanricht.

De calamiteitenregeling treedt in werking wanneer binnen een week, in dezelfde of aangrenzende gemeenten, twee of meer aanvallen hebben plaatsgevonden. Veehouders binnen die gemeente(n) kunnen tijdelijk (2 tot 4 weken) voor een subsidie in aanmerking komen om preventieve maatregelen te treffen.

Het instellen van een calamiteitenregeling gebeurt door de provincie. Een calamiteitenregeling is bedoeld om dierhouders te ondersteunen bij aanvallen door wolven die niet of moeilijk te voorspellen zijn. De provincies hanteren binnen deze gebieden dezelfde technische normering en eenheidsprijzen.

Bevoegdheid provincie:
  • De keuze en de begrenzing van de gebieden te bepalen.
  • De omvang van het budget vast te stellen dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
  • De duur en de termijnen waarbinnen subsidieregels gelden vast te stellen.
Hoe wordt een wolfwerendraster getoetst?

De taxateur heeft de opdracht van BIJ12 om de afrastering te beoordelen, in het geval van vermeend wolfwerend raster moet het volledige raster worden gecontroleerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in het bezoekrapport van het schadedossier. De taxateur gebruikt hiervoor onderstaande checklist:

Zijn er subsidies voor wolfwerende rasters beschikbaar in de provincie?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van wolfwerende rasters. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen. Hoe dit per provincie is geregeld is hierboven te lezen.

Waarom hanteren provincies verschillend beleid voor subsidies van rasters?

Een aantal jaar geleden is het natuurbeleid waaronder het faunabeleid gedecentraliseerd, dus provincies zijn verantwoordelijk voor het faunabeleid. De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 samen het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad vastgesteld. Daarnaast wordt er ook samengewerkt tussen provincies als een aangewezen wolvengebied grensoverschrijdend is. Lees ook:

Wat betekent een wolfwerende afrastering voor andere wilde dieren?

Een wolfwerende afrastering kan je weide ook minder toegankelijk maken voor andere wilde dieren. Op voorhand vormen flex-nettenDeze link opent in een nieuw tabblad een groter risico voor overige fauna dan een vaste afrastering met draden omdat een dier in een net verstrikt zou kunnen raken.

Wanneer bij een vaste afrastering de onderste draad op 20 cm. blijft, kunnen kleine wilde dieren hier onder doorgaan maar een wild zwijn of hond bijvoorbeeld niet. Herten en reeën kunnen vaak over of door een wolfwerende afrastering heen springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen hertachtige(n) geen tik.

In een gebied waar ook dassen leven, wordt een tunnel met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden geadviseerd. Lees hier meer over dassentunnels.

Op dit Youtube-accountDeze link opent in een nieuw tabblad van het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad zijn beelden te zien van wilde dieren die geen problemen ervaren met het passeren van wolfwerende rasters.

 

Wat zijn de meest gemaakte fouten bij afrasteringen?

Het is mogelijk om je schapenweide afdoende te beschermen tegen een wolf. Het helpt als je daarbij je afrastering bekijkt door de ogen van de wolf. Op deze manier zie je beter wat de zwakke plekken zijn. De Wolvencommissie Gelderland maakte daarom onderstaande factsheet.

Zo zal een wolf meestal proberen om onder de afrastering door te kruipen. Je moet dus bij je controle extra aandacht hebben voor de onderste draad: is de afstand nergens meer dan 25 cm? Is de draad vrij van begroeiing, zodat er geen spanningsverlies ontstaat?

Een ander belangrijk punt is dat de wolf na één flinke stroomstoot niet snel opnieuw zal proberen om aan te vallen. De keerzijde daarvan: als hij wél een toegang vindt tot makkelijk te grijpen prooien – zoals schapen in tegenstelling tot wild – dan zal hij blijven proberen. Het is dus beter om het in één keer goed te doen!

Hoe effectief zijn grote honden voor het beschermen van vee?

Er zijn hondenrassen die speciaal gefokt zijn als kuddebeschermingshond. Let wel heel goed op dat je ook echt een ras neemt die ook dit werk goed uit kan voeren en bij de bedrijfsvoering past. Deze honden zijn gefokt om zelfstandig en eigenwijs te zijn. Er is een bedrijf dat hierbij kan helpen: Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad.

Waarom is paarden houden in een kudde veiliger?

Een kudde – dieren die elkaar kennen – beschermt elkaar. Een wolf is een opportunist en een verwonding is voor hem een groot risico, dus dat vermijdt hij als het even kan. Bij meerdere paarden zal een wolf dus niet snel geneigd zijn om een kans te wagen. Doet hij dat wel, dan maakt hij weinig kans tegen een kudde gezonde paarden. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022):

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Zijn wolven gevaarlijk voor paarden?

De kans dat wolven paarden aanvallen is erg klein. Een van de redenen is dat paarden als extreem defensief worden beschouwd, vooral merries als verdedigers van hun veulens. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

Er is wel een risico dat paarden in paniek raken en daarbij door de omheining gaan of op een andere manier gewond raken. Het is ook afhankelijk van de andere mogelijke prooidieren in het gebied. De wolf kiest altijd voor de makkelijkste prooi.

We zullen als maatschappij weer gaan ontdekken hoe we onze landbouwhuisdieren veilig kunnen houden. ‘s Nachts ophokken, rasters en eventueel kuddebeschermingshonden zijn daarbij belangrijke opties, maar ook natuurlijke kuddesamenstelling van grootvee vergroot de weerbaarheid van koeien en paarden tegen wolven.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022).

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Beleid en organisatie

Bijgewerkt op: 20 september 2024

Het Interprovinciaal Wolvenplan, de Factfinding study ‘De wolf terug in Nederland’ en de Juridische analyse ‘De juridische bescherming van de wolf in Nederland en in een aantal andere Europese landen’ vormen de basis voor het interprovinciaal wolvenbeleid. Provincies kunnen vervolgens hun eigen beleid hanteren voor het aanwijzen van wolven leefgebieden en het openstellen van subsidieregelingen voor preventieve maatregelen.

Interprovinciaal wolvenplan

De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad vastgesteld. In het wolvenplan hebben provincies uitgewerkt hoe zij om (zullen) gaan met zwervende en territoriale wolven in Nederland. Het wolvenplan biedt provincies de basis om beleid formeel te verankeren in bijvoorbeeld verordeningen of beleidsregels.

Addendum wolvenplan

De gezamenlijke provincies hebben in 2023 een aantal toevoegingen vastgesteld aan het huidige wolvenplan. Het zogenoemde ‘addendum’ gaat over de subsidieregeling voor preventieve maatregelen, de tegemoetkomingsregeling bij schade en interventie richtlijnen (escalatieladder). Het huidige wolvenbeleid is op deze onderdelen vernieuwd om beter in te spelen op de actualiteit.

Onderzoeksrapporten

English translation

Provinciaal wolvenbeleid en provinciale wolvencommissies

In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken, welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Naar aanleiding hiervan zijn er in meerdere provincies subsidieregelingen beschikbaar voor de aanschaf van preventieve maatregelen. In enkele provincies is ook een wolvenconsulent aangesteld om dierhouders te adviseren over preventieve maatregelen. Bekijk hieronder het wolvenbeleid per provincie:

Provincie Drenthe

In de provincie Drenthe is een gebiedscommissie preventie wolvenschade ingesteld. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de schapensector, landbouw- en natuurorganisaties. Zij zetten zich onder meer in voor preventieve maatregelen om vee te beschermen tegen een aanval van de wolf. Ook geeft de commissie voorlichting aan dierhouders. De provincie heeft een subsidieregeling voor nemen van preventieve maatregelen tegen aanvallen van de wolf beschikbaar gesteld voor alle houders van schapen, geiten, runderen, schapen, geiten, varkens, alpaca’s en paard(achtigen) in de provincie.

De provincie Drenthe heeft twee wolvenconsulenten in dienst om dierhouders te adviseren over preventieve maatregelen. Wilt u meer advies over het plaatsen van een wolfwerende afrastering? Mail uw naam, organisatie (indien van toepassing) en telefoonnummer naar wolvenconsulent@drenthe.nlDeze link opent in een nieuw tabblad en u krijgt dan een voorstel voor een belafspraak. Indien gewenst kan de wolvenconsulent ook op locatie komen kijken naar de persoonlijke situatie in het veld en welke preventieve maatregelen nodig zijn.

Lees meer over de gebiedscommissie van de provincie Drenthe Link opent in nieuw tabblad

Lees meer over de Drentse subsidieregeling voor Wolfwerende rasters Link opent in nieuw tabblad

Provincie Fryslân

Gedeputeerde Staten van Fryslân  is op 14 december 2021 gestart met het verkennen en uitwerken van een aantal provinciale actiepunten voor de wolf. Op 22 maart 2022 is door de provincie de Projectgroep Preventie Wolvenschade Fryslân (PPWF) omgevormd naar de Gebietskommisje Wolf. Daarnaast is een wolvengebied aangewezen in Zuidoost-Fryslân, is de subsidieregeling voor preventieve maatregelen op 12 april 2022 opengesteld en is er sindsdien een wolvenconsulent voor Fryslân.

Lees meer over de Friese subsidieregeling wolfDeze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Gelderland

In de provincie Gelderland is in 2019 de gebiedscommissie preventie wolvenschade opgericht. De leden van de commissie zijn in gesprek met alle direct belanghebbenden om te kijken welke maatregelen nodig zijn om schade door wolven te voorkomen.

Alle Gelderse houders van weidedieren kunnen een subsidie aanvragen bij provincie Gelderland voor wolfwerende rasters. De subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten voor het nemen van preventieve maatregelen in de vorm van wolfwerende rasters. Het maximale subsidiebedrag per individuele aanvraag is € 20.000. De subsidie geldt voor het beschermen van buiten verblijvende runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels, pony’s, lama’s, alpaca’s, damherten en edelherten in heel Gelderland.

Lees meer over de wolvencommissie GelderlandDeze link opent in een nieuw tabblad

Lees meer over de Gelderse subsidieregeling wolfDeze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Groningen

Dierhouders in de provincie Groningen kunnen na een (vermoedelijke) aanval van een wolf kosteloos gebruik maken van een afweerraster. De provincie heeft tien van deze noodsets beschikbaar, via de leverancier Solarfence. Het raster wordt dezelfde dag gebracht om te voorkomen dat een wolf een tweede keer kan toeslaan. Hierbij hoeft niet eerst bewezen te worden dat het om een wolf gaat.

Lees meer over de afweerrasters in de provincie Groningen Link opent in nieuw tabblad

Provincie Limburg

De provincie Limburg heeft een subsidieregeling opengesteld zodat schapenhouders preventief maatregelen kunnen nemen tegen eventuele schade door de wolf.

Lees meer over de Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied Limburg (SILG)Deze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Noord-Brabant

Om voorbereid te zijn op zwervende wolven en een vestiging in Brabant, heeft de provincie een Adviescommissie Wolven ingesteld. Het doel hiervan is om met betrokken partijen te onderzoeken hoe wolvenschade zo veel mogelijk voorkomen kan worden. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de landbouw, schapenhouders, natuurorganisaties, faunabeheer en gemeenten.

Subsidieregeling voor preventieve maatregelen

Schapen- en geitenhouders kunnen subsidie aanvragen binnen het vastgestelde leefgebied van de een gevestigde wolf in Zuidoost-Brabant. Buiten dit vastgestelde leefgebied is subsidie mogelijk voor preventieve maatregelen in geval van urgentie, bijvoorbeeld wanneer een (zwervende) wolf in een gemeente schade aanricht aan schapen en/of geiten.

Lees meer over de wolf in Noord-BrabantDeze link opent in een nieuw tabblad

Lees meer over de subsidieregeling in Noord-BrabantDeze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Noord-Holland

In april 2022 heeft de wolf voor het eerst een bezoek gebracht aan Noord-Holland. Hij werd toen waargenomen in het Goois Natuurreservaat. Dierhouders in Noord-Holland kunnen na een (vermoedelijke) aanval van een wolf kosteloos gebruik maken van een afweerraster.

Lees meer over de wolf en afweerrasters in Noord-HollandDeze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Overijssel

Omdat in de provincie Overijssel geen gevestigde wolven zijn (een wolf die minimaal 6 maanden in een vast gebied aanwezig is, waardoor sprake is van een territorium), is er geen wolvencommissie. Er is wel een wolvenconsulent aangesteld. Daarnaast geeft de provincie subsidie voor wolfpreventieve maatregelen, worden er noodsets uitgeleend bij herhaling van wolvenaanvallen in korte tijd en wordt via BIJ12 een schadevergoeding aan gedode hoefdieren uitgekeerd indien aangetoond kan worden dat er sprake is van een aanval door een wolf (of een goudjakhals).

Subsidie voor wolfpreventieve maatregelen

Sinds medio juli 2023 kunnen dierhouders in Overijssel een subsidie aanvragen voor wolfpreventieve maatregelen. De subsidie kan aangevraagd worden ten behoeve van bescherming van schapen, geiten, damherten, alpaca’s, lama’s, varkens, ezels, pony’s (schofthoogte max. 1.47 m) of gespeende kalveren tot 1 jaar oud, waarbij voor alle hoefdieren geldt dat sprake is van volledige weidegang. De subsidie kan worden aangevraagd door bedrijfsmatige – of hobbyhouders, begrazings- of scheperijbedrijven, verenigingen of stichtingen voor natuurgraasdieren of door terreinbeherende organisaties. De maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen zijn: het aanpassen van bestaande afrasteringen, nieuwe vaste of mobiele afrasteringen, een nachtkraal, een mobiele of vaste schaapskooi en de aanschaf van kuddebeschermingshonden. Voorafgaand aan het indienen van een subsidieaanvraag moet eerst een afspraak worden gemaakt met een adviseur van de provincie. De adviseur beoordeelt de situatie ter plekke (ligging perceel, het aantal en de soort hoefdieren, de bestaande situatie) en schrijft een advies welke preventieve maatregelen op de locatie het meest doelmatig zijn. Op de subsidiepagina van de provincieDeze link opent in een nieuw tabblad is alle benodigde informatie te vinden.

De Overijsselse wolvencalamiteitenregeling

Voor onbeschermde hoefdieren kan een beroep worden gedaan op de Overijsselse wolvencalamiteitenregeling indien een rondtrekkende wolf enige tijd achtereen in dezelfde omgeving gehouden hoefdieren aanvalt. De regeling houdt in dat bij de provincie een noodset kan worden geleend om het vee tijdelijk te beschermen. Een noodset bestaat uit 10 netten van 50 meter stroomgeleidend nylon gaas, paaltjes en een stroomklok. De noodset wordt voor maximaal 2 maanden uitgeleend. Omdat de provincie de noodsets wil inzetten in gebieden waar daadwerkelijk veel wolvenoverlast optreedt, gelden de volgende voorwaarden: een noodset wordt uitgeleend wanneer er binnen 10 dagen tenminste 3 aanvallen zijn geweest binnen een straal van 10 km. Dit zijn de voorwaarden voor de uitleen (provincie Overijssel).

Lees meer over de wolf, goudjakhals en preventieve middelen bij provincie OverijsselDeze link opent in een nieuw tabblad

Neem contact op met de Overijsselse wolvenconsulent (via e-mail)Deze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft een subsidie beschikbaar voor het plaatsen van wolfwerende rasters. Hiermee kunnen geregistreerde dierhouders hun dieren beschermen tegen aanvallen van een wolf.
Houders van runderen, schapen, geiten, varkens, alpaca’s en paard(achtigen) kunnen met terugwerkende kracht vanaf 26 mei 2023 subsidie aanvragen om hun vee te beschermen. Gekozen is om de subsidieregeling zo breed mogelijk open te stellen voor alle diersoorten die risico lopen op een aanval door de wolf.

Commerciële veehouders en hobbyhouders in de provincie Utrecht kunnen na een aanval van vermoedelijk een wolf ook kosteloos gebruik maken van een wolvennoodset in de vorm van een afweerraster. Bijvoorbeeld wanneer één of meer stuks vee (landbouwhuisdieren) zijn doodgebeten of gewond geraakt. Meer informatie over deze sets is beschikbaar bij de Faunabeheereenheid UtrechtDeze link opent in een nieuw tabblad.

Lees meer over wolvennoodsets bij de Faunabeheereenheid UtrechtDeze link opent in een nieuw tabblad

Lees meer informatie over het wolvendossier in de provincie UtrechtDeze link opent in een nieuw tabblad

Provincie Zeeland

Getroffen veehouders, of veehouders in een regio met een zwervende wolf kunnen wolfwerende noodset lenen via wolf@zeeland.nlDeze link opent in een nieuw tabblad. Deze set bestaat uit flexinetten waarmee tijdelijk een noodkraal voor ‘s nachts gemaakt kan worden.

Vanaf 15 mei 2024 wordt er een subsidie beschikbaar gesteld waarmee Zeeuwse hoefdierhouders (uitgezonderd varkens), beroepsmatig en hobbyhouders zogeheten Turbo Fladry linten aan kunnen schaffen. Deze flapperlinten hebben een ingeweven metaaldraad die voorzien wordt van elektriciteit ter bescherming tegen de wolf. Een andere mogelijkheid is het aanschaffen, met subsidie, van vaste of verplaatsbare afrasteringen met stroomdraden. In totaal is er 95.000 euro subsidie beschikbaar. Aanvragen indienen kan van 15 mei tot en met 30 september 2024.

Lees meer over de wolf in de provincie ZeelandDeze link opent in een nieuw tabblad

Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) is verantwoordelijk voor de nationale wettelijke kaders en voor de implementatie van Europese regelgeving en internationale verdragsafspraken. Ook rapporteert LVVN over de naleving en derogaties met betrekking tot deze regelgeving. Ook op internationaal niveau werkt LVVN samen met partners om te komen tot een verbetering van het wolvenbeleid. Zo is, op initiatief van LVVN, een overleg met Duitsland gestart om de mogelijkheden van een internationaal wolvenplan te verkennen.

Maatschappelijke dialoog over wolf

In 2023 organiseert de Rijksoverheid een maatschappelijke dialoog over hoe mensen en wolven samen kunnen leven. Onderwerpen van gesprek zijn:

  • angstgevoelens van mensen voor de wolf;
  • positie van de wolf in de Nederlandse natuur;
  • bescherming van vee en huisdieren tegen de wolf.

Veelgestelde vragen

Wat is een calamiteitenregeling?

In acute situaties kunnen provincies met onmiddellijke ingang een tijdelijke calamiteitenregeling of urgentieregeling in werking stellen. Veehouders kunnen dan direct gesubsidieerde wolfwerende maatregelen treffen, ook al is dit niet in een vastgesteld wolvenleefgebied. Dit zal vooral aan de orde zijn in gebieden waar een wolf doorheen trekt op zoek naar een nieuw territorium en schade aanricht.

De calamiteitenregeling treedt in werking wanneer binnen een week, in dezelfde of aangrenzende gemeenten, twee of meer aanvallen hebben plaatsgevonden. Veehouders binnen die gemeente(n) kunnen tijdelijk (2 tot 4 weken) voor een subsidie in aanmerking komen om preventieve maatregelen te treffen.

Het instellen van een calamiteitenregeling gebeurt door de provincie. Een calamiteitenregeling is bedoeld om dierhouders te ondersteunen bij aanvallen door wolven die niet of moeilijk te voorspellen zijn. De provincies hanteren binnen deze gebieden dezelfde technische normering en eenheidsprijzen.

Bevoegdheid provincie:

  • De keuze en de begrenzing van de gebieden te bepalen.
  • De omvang van het budget vast te stellen dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
  • De duur en de termijnen waarbinnen subsidieregels gelden vast te stellen.
Hoe wordt een wolfwerendraster getoetst?

De taxateur heeft de opdracht van BIJ12 om de afrastering te beoordelen, in het geval van vermeend wolfwerend raster moet het volledige raster worden gecontroleerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in het bezoekrapport van het schadedossier. De taxateur gebruikt hiervoor onderstaande checklist:

Wanneer mag er ingegrepen worden?

Veiligheid van mensen staat bovenaan. Wanneer die veiligheid acuut in het geding is, kan op last van de burgemeester altijd worden ingegrepen. In dergelijke situatie is de burgemeester het bevoegd gezag. Een burgemeester kan direct ingrijpen op basis van de Gemeentewet (art 175 en 176). Dat hoeft dus niet te gebeuren op basis van de Wet Natuurbescherming.

Ook provincies kunnen op basis van de Wet Natuurbescherming ingrijpen wanneer openbare orde en veiligheid in het geding is. De daarvoor te hanteren procedures zijn eerst gericht zijn op het voorkomen van onveilige situaties dan op het acuut inspelen daarop. Lees hiervoor de interventierichtlijnen uit het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad.

Wanneer spreken we van een probleemwolf?

Wolven mijden in principe het contact met mensen. Onder normale omstandigheden vormen wolven voor mensen dan ook geen bedreiging. Een ontmoeting met een wolf is altijd een uitzonderlijke gebeurtenis. Het komt echter voor dat wolven op onverwachte plekken worden gezien, zoals in bebouwd gebied of langs wegen. Ook dan is niet altijd sprake van onnatuurlijk gedrag en is in de meeste gevallen niet sprake van een gevaarlijk situatie. Een situatie kan wel gevaarlijk worden wanneer wolven hun schuwheid verliezen, bijvoorbeeld wanneer ze door mensen gevoed worden. In dat geval zal eerst worden geprobeerd de wolf weer “bang” voor mensen te maken. Als dat niet lukt, kan uiteindelijk worden besloten de wolf te doden.

Wat zijn interventierichtlijnen?

Interventierichtlijnen bieden handvatten voor onvoorziene situaties. Op dat moment moet een bevoegd gezag op basis van eigen afwegingen besluiten nemen. De richtlijnen bieden daar ruimte voor. In sommige gevallen zal het nodig zijn hiervoor een expert (bijvoorbeeld het hiervoor genoemde deskundigenteam) te raadplegen. Ook daarvoor bieden de richtlijnen handreikingen.

De richtlijnen zijn opgesteld op basis van wettelijke en beleidsmatige kaders en op basis van huidige ervaringen in binnen- en buitenland. Een aantal van de beschreven situaties hebben zich in Nederland echter nog niet voorgedaan. Daar is nog geen ervaring mee en hierover bestaat nog geen jurisprudentie. Het is denkbaar dat de richtlijnen op basis van toekomstige ontwikkelingen moeten worden bijgesteld. Om dit te kunnen doen is het belangrijk probleemsituaties ook als leermoment te kunnen gebruiken. Om die reden wordt documentatie en analyse van de situatie expliciet als actie benoemd in een aantal situaties. De richtlijnen zullen periodiek tegen het licht worden gehouden en zo nodig aangepast.

Het in deze interventierichtlijnen verwoorde beleid dient te worden verankerd in provinciale regelgeving (beleidsregels, verordeningen e.d.) waaronder bijvoorbeeld de provinciale valwildregeling.

Tot slot de suggestie dat indien men snel wil handelen het goed is voorafgaand bepaalde ontheffingen en vergunningen in algemene zin voorbereid te hebben (‘klaarliggen’). Dan behoeft slechts de situatieafhankelijke invulling nog plaats te vinden.

Hoe zit het met schade door een goudjakhals?

Naast de wolf wordt ook de goudjakhals in Nederland gesignaleerd, een dier nauw verwant aan de wolf. De taxatie en tegemoetkoming in schade aan gehouden dieren door een goudjakhals is hetzelfde als bij een wolf.

Wordt schade aan huisdieren ook vergoed?

Schade aan huisdieren zoals katten en honden komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Wel kan BIJ12 opdracht geven tot DNA-afname met als doel om (vermoedelijke) wolvenschade te onderzoeken. In overleg met de dierhouder en BIJ12 kan een provincie besluiten om autopsie en/of sectie uit te laten voeren op grote volwassen hoefdieren. Het doel hiervan is om meer kennis en inzicht te krijgen in (vermoedelijke) wolvenschade, het duidelijk maken van de gezondheidstoestand van de getroffen dieren en hiermee meer ervaring op te doen.

Wat gebeurt er met kapitaalintensieve dieren?

Bij tegemoetkomingsaanvragen voor kapitaalintensieve dieren, bijvoorbeeld waardevolle renpaarden, wordt van de eigenaar een grotere inspanning verwacht om het dier tegen wolvenaanvallen te beschermen. In die specifieke gevallen kan geoordeeld worden dat een eigen risico en/of een maximum vergoedingsbedrag gehanteerd wordt.

Zijn er subsidies voor wolfwerende rasters beschikbaar in de provincie?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van wolfwerende rasters. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen. Hoe dit per provincie is geregeld is hierboven te lezen.

Waarom hanteren provincies verschillend beleid voor subsidies van rasters?

Een aantal jaar geleden is het natuurbeleid waaronder het faunabeleid gedecentraliseerd, dus provincies zijn verantwoordelijk voor het faunabeleid. De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 samen het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad vastgesteld. Daarnaast wordt er ook samengewerkt tussen provincies als een aangewezen wolvengebied grensoverschrijdend is. Lees ook:

Wie is er in Nederland verantwoordelijk voor het wolvenbeleid?

Provincies hebben de taak om de wolf te beschermen, net als andere beschermde diersoorten. Hoe de provincies daar in Nederland mee omgaan, staat in het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad. Lees ook:

Van wie is de wolf?

De wolf ‘is’ van niemand. In het wild levende dieren noemt men juridisch ‘res nullius’-dieren. Dit zijn dieren zonder eigenaar. Hiertoe behoort ook de wolf.

Wanneer mag een wolf toch geschoten worden?

Het afschieten van de wolf kan alleen worden toegestaan met inachtneming van de betreffende regels onder het Verdrag van Bern en de Habitatrichtlijn. Hierbij moet aan drie cumulatieve criteria voldaan worden:

  1. er moet sprake zijn van een in het Verdrag van Bern c.q. de Habitatrichtlijn genoemd doel (bijvoorbeeld onderzoek, openbare veiligheid of het voorkomen van ernstige schade aan vee);
  2. bevredigende alternatieven voor het beoogde ingrijpen ontbreken;
  3. en het ingrijpen staat niet in de weg aan het bereiken van een goede staat van instandhouding.

Vooral deze laatste twee eisen maken afschot van een gezonde wolf al snel problematisch. Het is regelmatig voorgekomen dat lidstaten in dit verband op de vingers getikt zijn door de Europese Commissie voor afschot van wolven of andere grote roofdieren dat niet in overeenstemming was met de internationale regels.

Wat zijn ontheffingsbesluiten waarmee toch een wolf geschoten mag worden?

Ontheffingsbesluiten moeten duidelijk en precies aangeven welk doel daarmee is gediend, en gebaseerd zijn op wetenschappelijke gegevens, zegt het hof. Alleen wijzen op mogelijke problemen die de wolven kunnen veroorzaken is onvoldoende. Het voorzorgsprincipe in de richtlijn schrijft verder voor dat voordat toestemming wordt gegeven, eerst duidelijk moet zijn hoe het staat met de populatie en de gevolgen die het doden van exemplaren heeft. Als hier onzekerheid over is, mag geen ontheffing worden gegeven. Hiervan mag alleen worden afgeweken in geval van acute veiligheidsrisico’s voor mensen.

Wie is het bevoegd gezag?

De colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies zijn bevoegd gezag om maatregelen toe te staan of te laten nemen. Zij kunnen op grond van de Wet natuurbescherming, artikel 3.8 lid 5 b3 beslissen om het vangen of doden van een wolf toe te staan wanneer de volksgezondheid of de openbare veiligheid in het geding is.

Voor er dergelijke maatregelen genomen kunnen worden dienen andere oplossingen te worden afgewogen. Indien die niet voorhanden zijn, dan is ingrijpen mogelijk. Dat kan bijvoorbeeld door een wolf te vangen. Het is daarbij een optie om het dier te voorzien van een zender waardoor bij noodzaak de wolf snel opgespoord kan worden. Voor het vangen en zenderen wordt de wolf in principe verdoofd.

Wat is het beleid van andere Europese landen?

Binnen Europa wordt verschillend invulling gegeven aan de bescherming van wolven. Dit hangt vooral af van de per land of regio verschillende status in de habitatrichtlijn (bijlage IV of bijlage V soort). In een aantal Europese landen of regio’s mag de wolf beheerd worden. Dat wil zeggen dat het doden van de wolf plaatsvindt binnen een set aan beheersmaatregelen, die verenigbaar zijn met een gunstige staat van instandhouding.

In een aantal landen kunnen uitzonderingen (derogatie) worden aangevraagd op de algemene beschermingsstatus om onder meer schade aan veehouderij tegen te gaan, wanneer geen andere bevredigende oplossing bestaat. Sinds een aantal jaren wordt in Frankrijk en Zweden afschot van een aantal wolven toegelaten.

Worden dierhouders ondersteund bij het beschermen van hun vee?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van wolfwerende rasters. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen.

Het nemen van maatregelen is verplicht om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in faunaschade voor veel diersoorten. Op dit moment is dit bij het verstrekken van tegemoetkomingen in de schade door wolven nog niet het geval. Genomen maatregelen worden wel in kaart gebracht en getoetst door de taxateur.

Downloads

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Download bestand Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Download bestand Rapport over de juridische bescherming van de wolf

Legal study The legal protection of wolves in the Netherlands and in number of other European countries

Download bestand Legal study The legal protection of wolves in the Netherlands and in number of other European countries

BNR Nieuwsradio heeft een vijfdelige podcastserie ‘De kwestie wolfDeze link opent in een nieuw tabblad’ gemaakt over de wolf in Nederland. Elke aflevering wordt de aanwezigheid van de wolf vanuit een ander perspectief belicht. Na het beluisteren van deze podcastserie kan jij zelf een positie innemen in het maatschappelijk debat over de wolf. De podcast is gemaakt in samenwerking met het Interprovinciaal Overleg (IPO)Deze link opent in een nieuw tabblad, de vereniging van de twaalf samenwerkende provincies, en BIJ12.

Luister naar de podcastDeze link opent in een nieuw tabblad

Cover van de podcastserie over de wolf met de titel 'De Kwestie Wolf'. Mede mogelijk gemaakt door het Interprovinciaal Overleg (IPO

Monitoring

Bijgewerkt op: 26 september 2024

Hoe breng je in kaart waar de wolf zich in Nederland bevindt? En hoe houd je in de gaten of een wolf zich ergens langer ophoudt of zich gaat vestigen? Deze vragen worden beantwoord door middel van monitoring. Door monitoring wordt de activiteit van de wolf in Nederland gevolgd en in beeld gebracht. BIJ12 is namens de provincies opdrachtgever voor de monitoring van de wolf in Nederland.

Waarom monitoring?

De wolf is een beschermde diersoort. De soort is Europees beschermd en staat vermeld op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit houdt in dat er voor de wolf een aantal verplichtingen geldt. In Nederland zijn een aantal van deze internationale verplichtingen verwerkt in de Omgevingswet. Daarin staat onder meer een verplichting om te rapporteren hoe de staat van instandhouding (verspreiding, aantalsontwikkeling) van de wolf in ons land verloopt. Dit aspect vormt de kern van de monitoring zoals in het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad en in het Monitoringsplan wolfDeze link opent in een nieuw tabblad is opgenomen en vloeit voort uit wettelijke taken. Het is aan de provincies om via het Rijk aan Europa te rapporteren. BIJ12 is in opdracht van de provincies verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van:

De monitoring richt zich op onderstaande aspecten:

  • Populatiegrootte, verspreiding, bewoond gebied en trendbepalingen.
  • Om met behulp van de kennis over de aanwezigheid van wolven conflicten met vee te beperken.
  • Kennis te verzamelen over de ecologische aspecten van de wolf in ons land.

De activiteit van de wolf in Nederland wordt gevolgd en in beeld gebracht door gemelde (vermoedelijke) wolvenwaarnemingen (passieve monitoring), gericht onderzoek in de wolventerritoria (actieve monitoring) en genetisch onderzoek. Met de voortgangsrapportages en waarnemingen wordt alle data openbaar gedeeld.

Wolvenmeldpunt

Heb jij een wolvenspoor, een wolvendrol, een wildprooi of een wolf gezien? Geef dit voor via het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad van BIJ12. De aanwezigheid van wolven in Nederland wordt in kaart gebracht dankzij de waarnemingen die binnenkomen bij het Wolvenmeldpunt. Meldingen worden meervoudig beoordeeld door een team van getrainde vrijwilligers en experts. Iedere maand worden gevalideerde wolvenwaarnemingen toegevoegd aan de pagina Verspreiding wolf in Nederland. Een paar keer per jaar wordt er uitgebreid verslag van alle waarnemingen en schadegevallen gedaan in een voortgangsrapportage.

Wolven(spoor) gezien? Meld het hier bij het Wolvenmeldpunt Link opent in nieuw tabblad

Jaarlijks komt er een toenemend aantal meldingen binnen bij het Wolvenmeldpunt, in 2023 zo’n 5.000 meldingen. De huidige applicatie van het Wolvenmeldpunt is voor iedereen toegankelijk, maar in eerste fase gebouwd voor direct betrokkenen vanuit de actieve wolvenmonitoring, zoals boswachters en deskundigen die betrokken zijn bij de monitoring. De gebruiksvriendelijkheid om vanaf verschillende apparaten waarnemingen in te voeren wordt doorlopend verbeterd.

Oorsprong Wolvenmeldpunt

Al jaren voordat de eerste wolf in 2015 in Nederland opdook, was zichtbaar dat het aantal wolven in Duitsland groeide en de wolf steeds dichter bij Nederland kwam. Binnen het samenwerkingsverband Wolven in NederlandDeze link opent in een nieuw tabblad werken verschillende organisaties al sinds 2008 samen. Er werd bijvoorbeeld kennis verzameld over de vraag hoe we ons in Nederland moeten voorbereiden op de terugkeer van de wolf, en de bescherming van vee werd onder de aandacht gebracht. Hierop volgden meldingen vanuit het publiek van mogelijke wolfwaarnemingen, wat voor de deelnemers van Wolven in Nederland de aanleiding was om een Wolvenmeldpunt op te zetten.

Monitoring wolvenpopulatie

Wolven zijn vooral actief in de nacht, maar hun sporen zijn overdag goed zichtbaar. Denk hierbij aan pootafdrukken, drollen en soms zelfs haren. Ook prooidierresten, van bijvoorbeeld herten, kunnen duiden op de aanwezigheid van een wolf. Wanneer iemand een wolf of een wolvenspoor tegenkomt, kan dit worden gemeld bij het Wolvenmeldpunt.

Het Wolvenmeldpunt beoordeelt alle waarnemingen van wolven en wolvensporen. Als voldoende bewijsmateriaal (zoals duidelijke foto’s of videobeelden) is meegeleverd, kan beoordeeld worden of het daadwerkelijk om een wolf gaat. In het Monitoringsplan wolfDeze link opent in een nieuw tabblad (hoofdstuk 5) is toegelicht welke documentatie nodig is om een waarneming daadwerkelijk als wolvenwaarneming te beschouwen. Om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de wolfactiviteiten in Nederland, maken schadegevallen aan vee (waarbij uit de DNA-analyse blijkt dat deze daadwerkelijk door een wolf zijn veroorzaakt) ook onderdeel uit van de totale database van het Wolvenmeldpunt. BIJ12 is namens de gezamenlijke provincies opdrachtgever van het Wolvenmeldpunt.

Wolven(spoor) gezien? Meld het hier bij het Wolvenmeldpunt Link opent in nieuw tabblad

Passieve en actieve monitoring

De monitoring van de wolf kent twee varianten: passieve en actieve monitoring. Het verschil tussen passieve en actieve monitoring zit in de moeite die gedaan wordt voor het vinden van een wolf(spoor). Onder passieve monitoring vallen alle wolvenmeldingen- en waarnemingen die worden verkregen zonder een vooraf opgezette actie uit te voeren. Het zijn waarnemingen die bij toeval zijn gedaan. Actieve monitoring is het actief monitoren en verzamelen van wolvenwaarnemingen, waarbij (actief) gezocht wordt naar sporen of andere waarnemingen, bijvoorbeeld via cameravallen. Beide vormen vereisen een systematische aanpak en goede procedures om data op correcte wijze te kunnen valideren en op te slaan. Zowel passieve als actieve monitoring vindt het hele jaar door plaats.

Genetische analyse

Om zekerheid te krijgen over of een spoor daadwerkelijk van een wolf is, wordt – indien mogelijk – DNA-onderzoek als meest zekere onderzoeksmethode ingezet. Het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad beschrijft het doel van genetische monitoring van de wolf op basis van DNA in ons land.

De DNA-monsters van gedode of gewonde landbouwhuisdieren waarvan is vastgesteld dat het om een wolf gaat, worden één keer per kwartaal voor een tweede keer onderzocht door WENR. Gelijktijdig worden daarbij ook andere monsters van wolvensporen onderzocht. Bijvoorbeeld keutelmonsters, haren, DNA uit bijtwonden van wilde hoefdieren en DNA van eventuele dood aangetroffen wolven. Dit aanvullende onderzoek is bedoeld voor monitoring van de wolvenpopulatie in Nederland (Monitoringsplan wolfDeze link opent in een nieuw tabblad). De tweede genetische analyse richt zich op vaststellen van het geslacht en het exacte individu. Deze methode zoomt in op stukjes van het DNA die samen een profiel vormen dat voor elke individuele wolf uniek is. Van elk geselecteerd monster wordt zo’n DNA-profiel opgesteld. Zo kan achterhaald worden of het om een nieuw individu gaat of een individu dat al eerder is waargenomen. Aan de hand van de resultaten kan ook worden vastgesteld of een wolf zich heeft gevestigd en of er kans is op nakomelingen.

Ouders achterhalen via internationale samenwerking

Omdat dieren de ene helft van hun DNA van de moeder en de andere helft van de vader krijgen, kan op basis van het DNA-profiel ook achterhaald worden wie de ouders zijn. Als al bekend is waar de roedel van deze ouders zich bevindt, weten we daarmee ook waar het dier waarschijnlijk geboren is. Daarvoor is het wel van belang dat de meeste roedels in Centraal Europa genetisch gemonitord worden. En ook dat de profielen kunnen worden uitgewisseld tussen onderzoekers in diverse landen. Dit is georganiseerd vanuit het CEwolf-consortium.

CEwolf staat voor Centraal Europese wolvenpopulatie, ofwel de wolvenpopulatie in West-Polen, Duitsland, Denemarken en de Benelux. Het CEwolf consortium heeft per land één deelnemend laboratorium. Alle labs werken met dezelfde methode en dat maakt het mogelijk om DNA-profielen onderling uit te wisselen en na te gaan of een profiel al elders is vastgesteld. Door deze samenwerking is het in de meeste gevallen mogelijk te achterhalen waar dieren oorspronkelijk vandaan komen en welke afstand ze hebben afgelegd.

Snelheid van onderzoek

In overleg met de provincies is afgesproken om maandelijks een soortbepaling uit te voeren voor alle monsters van schadegevallen verzameld in de voorgaande maand. De bepaling van individu en geslacht, dat vooral bedoeld is voor periodieke monitoring (zie voortgangsrapportages hieronder), vindt elk kwartaal plaats. Voor deze termijnen is gekozen om het onderzoek zo kosten-efficiënt mogelijk uit te voeren. De huidige aanpak zorgt voor een goede balans tussen arbeidsintensiviteit van het genetisch onderzoek (en daarmee kosten) en de frequentie waarmee de resultaten bekend worden.

Door het toegenomen aantal wolvenleefgebieden en schademeldingen worden er meer DNA-monsters aangeleverd bij WENR. Hierdoor worden de genoemde onderzoekstermijnen niet gehaald en moet BIJ12 langer op de resultaten wachten. BIJ12, de provincies en WENR werken aan een oplossing.

Voortgangsrapportages over de activiteit van de wolf in Nederland

Bekijk hier de voortgangsrapportages van 2020, 2021 en 2022

Veelgestelde vragen

Waarom wordt er pas in september gecommuniceerd over welpen?

Wolvenwelpen worden geboren in het voorjaar. Er wordt bewust pas verslag gedaan over welpen in de voortgangsrapportage van september.

Wolvenwelpen zijn van nature niet schuw. Pas naarmate ze ouder worden, leren ze dit gedrag van hun ouders. In de eerste maanden zijn wolvenwelpen daardoor erg verstoringsgevoelig. Berichtgeving over welpen veroorzaakt extra aandacht en kan tot gevolg hebben dat mensen op zoek gaan naar de welpen. De aanwezigheid van (meer) mensen in de buurt van de welpen, verhoogt de kans dat de ouderdieren de welpen niet durven te benaderen of te verplaatsen. Dit kan er vervolgens voor zorgen dat de welpen onderkoeld raken, worden aangevallen door een vos en/of dat jonge wolven wennen aan de aanwezigheid van mensen. Daarom is het, op basis van de Omgevingswet, belangrijk om dergelijke verstoring zoveel mogelijk te beperken.

Aan het einde van de zomer zijn de welpen groter en sterker. Bovendien verplaatsen de welpen zich dan in een groter gebied. Er is dan dus minder kans op de verstoring van welpen.

  • De basisregels over wat te doen bij het tegenkomen van een wolf zijn van toepassing in alle wolvenleefgebieden.
  • In de jaarlijkse voortgangsrapportage van september wordt verslag gedaan over de aanwezigheid van welpen. De welpen zijn dan groter en sterker en verplaatsen zich door een groter gebied.
Hoeveel dode wolven zijn er in Nederland aangetroffen?

Een overzicht van aangereden en/of dode wolven in Nederland is te vinden op de pagina dode wolven.

Wat is het verschil tussen gevestigde en zwervende wolven?

We maken onderscheid tussen gevestigde en zwervende wolven. Van een gevestigde wolf is sprake als deze minimaal 6 maanden in dezelfde regio of hetzelfde gebied via DNA aantoonbaar aanwezig is. Voor zwervende wolven is dat nog niet het geval. Nakomelingen worden niet gerekend als gevestigde wolven, aangezien zij nog kunnen optrekken met de ouderlijke roedel of (vanaf ongeveer het tweede levensjaar) op zoek gaan naar een eigen territorium. Dit kan zich in de buurt van de ouderlijke roedel bevinden of verder weg. Voor de zwervende wolven is het vaak onbekend of deze wolven momenteel nog in Nederland aanwezig zijn.

Hoeveel wolven leven er in Nederland?

Een exact aantal wolven is niet te geven. Onder andere omdat wolven vele kilometers op een dag kunnen afleggen, Nederland binnen een korte periode in en uit kunnen lopen, geen sporen achterlaten (dat kan riskant zijn omdat ze niet weten of zij zich in een ander wolventerritorium bevinden en daarmee kans lopen op een aanval) en daardoor onopgemerkt blijven.

Er is wel een schatting van het aantal wolven te maken op basis van DNA-resultaten, wildcamerabeelden en gevalideerde waarnemingen. Dit wordt namelijk onderzocht met gerichte monitoring. Een paar keer per jaar wordt hier verslag van gedaan in een voortgangsrapportage met een verspreidingskaart.

Op basis van de bij het Wolvenmeldpunt bekende gegevens, leven er in Nederland naar schatting 24 gevestigde wolven, 17-26 jaarlingen, 55-62 welpen en 8-12 zwervende wolven. De 24 gevestigde wolven zijn 22 ouderparen en twee solitair levende wolven. Dat is een schatting van september 2024. Niet alle informatie is voorhanden. Daarom wordt er voor jaarlingen, welpen en zwervende wolven een bandbreedte gegeven. Zo is er geen toestemming voor veldmonitoring door het Wolvenmeldpunt op de Hoge Veluwe e.o.

Waarom wordt de wolf gemonitord?

De wolf is een (Europees) beschermde diersoort. Provincies zijn verantwoordelijk om via het Rijk aan Europa te rapporteren hoe de wolvenpopulatie zich ontwikkelt. Dit vormt de kern van de monitoring zoals in het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad is opgenomen. BIJ12 verzorgt namens de provincies de beleidsuitvoering van de wolf als het gaat om monitoring en de schadeafhandeling.

Wat wordt er gedaan met data uit het Wolvenmeldpunt?

De waarnemingen uit de tabel op de pagina ‘verspreiding wolf in NederlandDeze link opent in een nieuw tabblad’ komen uit de database van het Wolvenmeldpunt. De verzamelde waarnemingen worden iedere maand vernieuwd en aangevuld met de op dat moment nieuwe, en indien aan de orde oudere, waarnemingen uit het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad.

Een peer keer per jaar in een voortgangsrapportage over de activiteit van wolven duiding gegeven aan alle meldingen uit het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad van het afgelopen kwartaal. Op deze manier communiceren provincies over hoe de wolvenpopulatie zich ontwikkelt.

Wat is het Wolvenmeldpunt?

Wolven zijn vooral actief in de nacht, maar hun sporen zijn overdag goed zichtbaar. Denk hierbij aan pootafdrukken, drollen en soms zelfs haren. Ook prooidierresten, van bijvoorbeeld herten, kunnen duiden op de aanwezigheid van een wolf. Wanneer iemand een wolf of een wolvenspoor tegenkomt, kan dit worden gemeld bij het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad. BIJ12 is namens de gezamenlijke provincies opdrachtgever van het Wolvenmeldpunt.

Het Wolvenmeldpunt beoordeelt alle waarnemingen van wolven en wolvensporen. Als voldoende bewijsmateriaal (zoals duidelijke foto’s of videobeelden) is meegeleverd, kan beoordeeld worden of het daadwerkelijk om een wolf gaat. In het Monitoringsplan wolfDeze link opent in een nieuw tabblad (hoofstuk 5) is toegelicht welke documentatie nodig is om een waarneming daadwerkelijk als wolvenwaarneming te beschouwen. Om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de wolfactiviteiten in Nederland, maken schadegevallen aan vee (waarbij uit de DNA-analyse blijkt dat deze daadwerkelijk door een wolf zijn veroorzaakt) ook onderdeel uit van de totale database van het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad.

De waarnemingen uit de tabel op de pagina ‘verspreiding wolf in NederlandDeze link opent in een nieuw tabblad’ komen uit de database van het Wolvenmeldpunt. De verzamelde waarnemingen worden iedere maand vernieuwd en aangevuld met de op dat moment nieuwe, en indien aan de orde oudere, waarnemingen uit het WolvenmeldpuntDeze link opent in een nieuw tabblad.

Uitgelicht: passieve en actieve monitoring

De monitoring van de wolf kent twee varianten: passieve en actieve monitoring. Het verschil tussen passieve en actieve monitoring zit in de moeite die gedaan wordt voor het vinden van een wolf(spoor). Onder passieve monitoring vallen alle wolvenmeldingen- en waarnemingen die worden verkregen zonder een vooraf opgezette actie uit te voeren. Het zijn waarnemingen die bij toeval zijn gedaan.

Actieve monitoring is het actief monitoren en verzamelen van wolvenwaarnemingen, waarbij (actief) gezocht wordt naar sporen of andere waarnemingen, bijvoorbeeld via cameravallen. Beide vormen vereisen een systematische aanpak en goede procedures om data op correcte wijze te kunnen valideren en op te slaan. Zowel passieve als actieve monitoring vindt het hele jaar door plaats.

Wolvensporen

Downloads

Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Download bestand Monitoringsplan wolf – veld- en labprotocollen

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023

Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Download bestand Interprovinciaal wolvenplan Addendum 2023 – Interventie richtlijnen

Rapport Populatieontwikkeling en verspreiding van de wolf in Nederland

Laatst bijgewerkt op: 26-08-2024
Download bestand Rapport Populatieontwikkeling en verspreiding van de wolf in Nederland

Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Download bestand Leefgebied van de wolf op de Veluwe door provincie Gelderland

Bronbestand met wolvenwaarnemingen

Laatst bijgewerkt op: 23-09-2024
Download bestand Bronbestand met wolvenwaarnemingen

Bronbestand met bevestigde wolvenschade

Laatst bijgewerkt op: 26-09-2024
Download bestand Bronbestand met bevestigde wolvenschade

Bronbestand met dode wolven

Laatst bijgewerkt op: 23-09-2024
Download bestand Bronbestand met dode wolven

Schade voorkomen

Hoe voorkom of beperk je dat een wolf schapen of ander vee aanvalt? Op deze pagina informeren en adviseren wij over preventieve maatregelen om wolvenschade te voorkomen of te beperken.

Faunaschade preventiekit

In de speciale Faunaschade Preventiekit WolvenDeze link opent in een nieuw tabblad vindt u verschillende preventieve maatregelen:

Is er al schade veroorzaakt door een wolf? Bekijk dan hier de flyer voor dierhouders met de meest gestelde vragen en antwoorden.

Subsidieregelingen voor preventieve maatregelen

De afzonderlijke provincies kunnen zelf bepalen om subsidieregelingen voor preventieve maatregelen zoals wolfwerende rasters beschikbaar te stellen. Omdat BIJ12 voor de samenwerkende provincies werkt, kunt u hiervoor niet bij BIJ12 terecht. Via onderstaande knop leest u hoe dit in uw provincie is geregeld. Daarnaast zijn in de provincies Gelderland, Drenthe, Fryslân en Overijssel zijn wolvenconsulenten actief die u vrijblijvend kunnen adviseren over preventieve maatregelen.

Lees meer over subsidieregelingen in uw provincie

Ondersteunende organisaties

Er zijn diverse (vrijwillige) organisaties die dierhouders hulp aanbieden bij preventieve maatregelen. Neem voor meer informatie contact op met:

Praktijkvoorbeelden in beeld

Hoe eerder en hoe meer dierhouders maatregelen nemen om de wolf buiten te houden, hoe beter. Afrasteringen dragen bij aan het verkleinen van wolvenschade bij vee. De Wolvencommissie van de provincie GelderlandDeze link opent in een nieuw tabblad maakte onderstaande video’s, waarin belangrijke aspecten van de bescherming tegen wolven aan bod komen.

Video: Aan welke eisen moet een wolfwerende afrastering voldoen?

Er zijn vijf soorten afrasteringen die u kunt gebruiken om de wolf tegen te houden. Aan welke voorwaarden moeten die voldoen? Hoe begint u eraan? Deze video zet de richtlijnen en tips nog eens op een rijtje.

Bron en disclaimer

Bron: Grebbeveld Schapen & zo

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Hoeveel meer werk is het om een wolfwerend dan een gewoon raster te plaatsen?

De nieuwe rasters zijn arbeidsintensiever om neer te zetten en ze zijn zwaarder. De schaapsherders in onderstaande video vertellen hoe zij proberen mee te denken over oplossingen.

Bron en disclaimer

Bron: Grebbeveld Schapen & zo

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Wat zijn de voor- en nadelen van een draadwindersysteem?

Onderstaande video laat een proefproject naar een autowinder draadoprolsysteem zien. Het toont aan dat dit interessant is voor grote oppervlakten vanaf 5 hectare. Het ideale materiaal is er nog niet, maar de leveranciers zijn volop bezig met doorontwikkelingen en er is binnen de wolvenregeling subsidie beschikbaar.

Bron en disclaimer

Bron: Grebbeveld Schapen & zo

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Hoe kijkt een hobbyhouder naar de investering in wolfwerend materiaal?

Piet Filmer vertelt in onderstaande video hoe hij zijn “snackbar gesloten houdt voor de wolf”. Hij voelde hoe de wolf dichterbij kwam en vond bij de proefopstelling in Epe-Heerde duidelijkheid over hoe hij het zelf wilde aanpakken.

Bron en disclaimer

Bron: Grebbeveld Schapen & zo

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Hoe plaats ik een wolfwerende omheining?

Onderstaande video van Wolf Fencing Team België is onderdeel van de videoreek ‘Hoe maak ik mijn omheining wolfwerend?’. In de video wordt een type omheining, bestaande uit zes afzonderlijke schrikdraden, toegelicht. Dit type omheining wordt in de video stap voor stap opgebouwd.

Bron en disclaimer

Bron: Wolf Fencing Team België

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Meest voorkomende types omheiningen

In onderstaande instructievideo wordt uitgelegd wat de principes van een wolfwerende omheining zijn en komen de meest voorkomende types omheiningen aan bod.

Bron en disclaimer

Bron: Wolf Fencing Team België

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Video: Wolfwerende maatregelen op het erf

Wat kun je als dierhoud doen? En waarom zou je investeren in wolfwerende maatregelen? Boerderij Media, Nederlands weekblad voor de landbouw, sprak met Johan Wesselink, wolvenconsulent in Gelderland.

Bron en disclaimer

Bron: Boerderij Media

Disclaimer: BIJ12 is geen eigenaar van deze video en niet betrokken geweest bij de productie van de video. BIJ12 is daarom niet verantwoordelijk voor de inhoud van de video.

Een voorbeeld van effectieve afrastering

In verschillende natuurgebieden leven wolven al jarenlang samen met goed beschermde gescheperde schaapskuddes. Denk aan gebieden op de Veluwe, maar inmiddels ook al lange tijd in gebieden in Limburg, Noord-Brabant en in Drenthe. Deze schaapskuddes worden in een begrazingsgebied binnen een wolfwerendraster geplaatst zoals hieronder te zien is. In sommige gevallen worden er ook kuddebeschermingshonden gebruikt. Dat wolfwerende rasters werken bewijst onder meer onderstaande video:

Video: Effectieve afrasteringsmaatregelen weren Veluwse wolf

Lees het transcript van deze video

Tekst in beeld: Effectieve afrasteringsmaatregelen weren Veluwse wolf – Veluwe, april 2020

Logo’s: BIJ12, Gebiedscommissie Preventie Wolvenschade Gelderland, Zoogdiervereniging

Op de video is te zien hoe de wolf binnen het bereik van de wildcamera komt. De schapen tonen interesse in de wolf. Zodra de wolf het hek nadert, schrikken de schapen. De wolf zoekt openingen in het elektrisch raster, maar vindt deze niet. De schapen lijken vooral geïnteresseerd in de wolf. De wolf nadert het raster en deinst terug voor de stroom. De wolf blijft het proberen, maar krijgt weer stroom. Je ziet de wolf haast denken: hoe dan? De wolf kan niet bij de schapen komen en haakt af. De wolf inspecteert de wildcamera nog even. En snuffelt wat rond in de omgeving. Daarna gaat de wolf weg. Betrokken partners bij de preventie van wolvenschade op de veluwe: BIJ12, Gebiedscommissie Preventie Wolvenschade Gelderland, Zoogdiervereniging

Uitgelicht: afrastering

Het is mogelijk om je schapen te beschermen tegen een wolf. Het helpt als je daarbij je afrastering bekijkt door de ogen van een wolf. Op deze manier zie je beter wat de zwakke plekken zijn. Zo zal een wolf meestal proberen om onder de afrastering door te kruipen. Je moet dus bij je controle extra aandacht hebben voor de onderste draad: is de afstand nergens meer dan 25 cm? Is de draad vrij van begroeiing, zodat er geen spanningsverlies ontstaat? Een ander belangrijk punt is dat een wolf na één flinke stroomstoot niet snel opnieuw zal proberen om aan te vallen. De keerzijde daarvan: als hij wél een toegang vindt tot makkelijk te grijpen prooien – zoals schapen in tegenstelling tot wild – dan zal hij blijven proberen. Het is dus beter om het in één keer goed te doen!

Een voorbeeld van een wolfwerende afrastering

Kuddebewakingshonden

Een andere preventieve maatregel om wolven bij schapen of geiten weg te houden is de inzet van kuddebewakingshonden. Er zijn hondenrassen die hier speciaal voor gefokt zijn. Er zijn momenteel tussen de 30 en 40 van dit soort honden aan het werk bij professionele schapen- en veehouders, verspreidt over verschillende (natuur)terreinen in verschillende provincies. Ook zijn er nog een onbekend aantal honden actief bij hobbyhouders. Voor meer informatie over de inzet van kuddebewakingshonden kan contact opgenomen worden met Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad. BIJ12 liet een tweejarige pilot uitvoeren met als doel om praktijkervaring op te doen met kuddebewakingshonden in Nederland: Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)Deze link opent in een nieuw tabblad.

Kuddebewakingshond tussen schapen

Dieren in kuddeverband

Een kudde dieren die elkaar kennen beschermt elkaar. Een wolf is een opportunist en een verwonding is voor hem een groot risico, dus dat vermijdt hij als het even kan. Bij meerdere paarden zal hij dus niet snel geneigd zijn om een kans te wagen. Doet hij dat wel, dan maakt hij weinig kans tegen een grote, gezonde paarden.

Er is wel een risico dat paarden in paniek raken en daarbij door de omheining gaan of op een andere manier gewond raken. Het is ook afhankelijk van de andere mogelijke prooidieren in het gebied. De wolf kiest altijd voor de makkelijkste prooi. In de video verjagen paarden een wolf uit de wei in de provincie Limburg.

Praktijkvoorbeelden preventie

ARK Rewilding Nederland, Van Bommel Faunawerk en Canine Efficiency zijn de afgelopen drie jaar samen met dierhouders, overheden en burgers in Brabant en Limburg aan de slag gegaan met het opzetten van demonstratieprojecten. Om ervaringen van dierenhouders te combineren met kennis van wolvengedrag met een gemeenschappelijk belang: niemand heeft baat bij wolven die gemakkelijk bij vee kunnen komen. De praktijk van dierenhouders is divers; geen twee bedrijven zijn hetzelfde. Toch zijn de ‘best practices’ die voortkomen uit de samenwerkingen met dierenhouders bijna overal toepasbaar. De praktische ervaringen en adviezen zijn gebundeld in een gratis boekje.

Lees meer over het beschermen van dieren tegen wolven (ARK Rewilding) Link opent in nieuw tabblad

Download het praktijkboekje met preventieve maatregelen (ARK Rewilding) Link opent in nieuw tabblad

Wolfwerend stroomraster

Veelgestelde vragen

Wat zijn de meest gemaakte fouten bij afrasteringen?

Het is mogelijk om je schapenweide afdoende te beschermen tegen een wolf. Het helpt als je daarbij je afrastering bekijkt door de ogen van de wolf. Op deze manier zie je beter wat de zwakke plekken zijn. De Wolvencommissie Gelderland maakte daarom onderstaande factsheet.

Zo zal een wolf meestal proberen om onder de afrastering door te kruipen. Je moet dus bij je controle extra aandacht hebben voor de onderste draad: is de afstand nergens meer dan 25 cm? Is de draad vrij van begroeiing, zodat er geen spanningsverlies ontstaat?

Een ander belangrijk punt is dat de wolf na één flinke stroomstoot niet snel opnieuw zal proberen om aan te vallen. De keerzijde daarvan: als hij wél een toegang vindt tot makkelijk te grijpen prooien – zoals schapen in tegenstelling tot wild – dan zal hij blijven proberen. Het is dus beter om het in één keer goed te doen!

Hoe wordt een wolfwerendraster getoetst?

De taxateur heeft de opdracht van BIJ12 om de afrastering te beoordelen, in het geval van vermeend wolfwerend raster moet het volledige raster worden gecontroleerd. De resultaten hiervan worden opgenomen in het bezoekrapport van het schadedossier. De taxateur gebruikt hiervoor onderstaande checklist:

Wat betekent een wolfwerende afrastering voor andere wilde dieren?

Een wolfwerende afrastering kan je weide ook minder toegankelijk maken voor andere wilde dieren. Op voorhand vormen flex-nettenDeze link opent in een nieuw tabblad een groter risico voor overige fauna dan een vaste afrastering met draden omdat een dier in een net verstrikt zou kunnen raken.

Wanneer bij een vaste afrastering de onderste draad op 20 cm. blijft, kunnen kleine wilde dieren hier onder doorgaan maar een wild zwijn of hond bijvoorbeeld niet. Herten en reeën kunnen vaak over of door een wolfwerende afrastering heen springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen hertachtige(n) geen tik.

In een gebied waar ook dassen leven, wordt een tunnel met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden geadviseerd. Lees hier meer over dassentunnels.

Op dit Youtube-accountDeze link opent in een nieuw tabblad van het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad zijn beelden te zien van wilde dieren die geen problemen ervaren met het passeren van wolfwerende rasters.

 

Zijn er subsidies voor wolfwerende rasters beschikbaar in de provincie?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van wolfwerende rasters. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen. Hoe dit per provincie is geregeld is hierboven te lezen.

Waarom hanteren provincies verschillend beleid voor subsidies van rasters?

Een aantal jaar geleden is het natuurbeleid waaronder het faunabeleid gedecentraliseerd, dus provincies zijn verantwoordelijk voor het faunabeleid. De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 samen het Interprovinciaal wolvenplanDeze link opent in een nieuw tabblad vastgesteld. Daarnaast wordt er ook samengewerkt tussen provincies als een aangewezen wolvengebied grensoverschrijdend is. Lees ook:

Wat is een calamiteitenregeling?

In acute situaties kunnen provincies met onmiddellijke ingang een tijdelijke calamiteitenregeling of urgentieregeling in werking stellen. Veehouders kunnen dan direct gesubsidieerde wolfwerende maatregelen treffen, ook al is dit niet in een vastgesteld wolvenleefgebied. Dit zal vooral aan de orde zijn in gebieden waar een wolf doorheen trekt op zoek naar een nieuw territorium en schade aanricht.

De calamiteitenregeling treedt in werking wanneer binnen een week, in dezelfde of aangrenzende gemeenten, twee of meer aanvallen hebben plaatsgevonden. Veehouders binnen die gemeente(n) kunnen tijdelijk (2 tot 4 weken) voor een subsidie in aanmerking komen om preventieve maatregelen te treffen.

Het instellen van een calamiteitenregeling gebeurt door de provincie. Een calamiteitenregeling is bedoeld om dierhouders te ondersteunen bij aanvallen door wolven die niet of moeilijk te voorspellen zijn. De provincies hanteren binnen deze gebieden dezelfde technische normering en eenheidsprijzen.

Bevoegdheid provincie:

  • De keuze en de begrenzing van de gebieden te bepalen.
  • De omvang van het budget vast te stellen dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
  • De duur en de termijnen waarbinnen subsidieregels gelden vast te stellen.
Zijn wolven gevaarlijk voor paarden?

De kans dat wolven paarden aanvallen is erg klein. Een van de redenen is dat paarden als extreem defensief worden beschouwd, vooral merries als verdedigers van hun veulens. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

Er is wel een risico dat paarden in paniek raken en daarbij door de omheining gaan of op een andere manier gewond raken. Het is ook afhankelijk van de andere mogelijke prooidieren in het gebied. De wolf kiest altijd voor de makkelijkste prooi.

We zullen als maatschappij weer gaan ontdekken hoe we onze landbouwhuisdieren veilig kunnen houden. ‘s Nachts ophokken, rasters en eventueel kuddebeschermingshonden zijn daarbij belangrijke opties, maar ook natuurlijke kuddesamenstelling van grootvee vergroot de weerbaarheid van koeien en paarden tegen wolven.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022).

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Hoe effectief zijn grote honden voor het beschermen van vee?

Er zijn hondenrassen die speciaal gefokt zijn als kuddebeschermingshond. Let wel heel goed op dat je ook echt een ras neemt die ook dit werk goed uit kan voeren en bij de bedrijfsvoering past. Deze honden zijn gefokt om zelfstandig en eigenwijs te zijn. Er is een bedrijf dat hierbij kan helpen: Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad.

Waarom is paarden houden in een kudde veiliger?

Een kudde – dieren die elkaar kennen – beschermt elkaar. Een wolf is een opportunist en een verwonding is voor hem een groot risico, dus dat vermijdt hij als het even kan. Bij meerdere paarden zal een wolf dus niet snel geneigd zijn om een kans te wagen. Doet hij dat wel, dan maakt hij weinig kans tegen een kudde gezonde paarden. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022):

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Downloads

Factsheet specifieke eisen aan wolfwerende afrastering (wolvencommissie Gelderland)

Download bestand Factsheet specifieke eisen aan wolfwerende afrastering (wolvencommissie Gelderland)

De meest gemaakte fouten bij een wolfwerend raster (wolvencommissie Gelderland)

Download bestand De meest gemaakte fouten bij een wolfwerend raster (wolvencommissie Gelderland)

Factsheet Wolvenpredatie op rund en paard

Laatst bijgewerkt op: 11-09-2024
Download bestand Factsheet Wolvenpredatie op rund en paard

Eindverslag bescherm je vee Brabant (wolvencommissie provincie Noord-Brabant)

Download bestand Eindverslag bescherm je vee Brabant (wolvencommissie provincie Noord-Brabant)

Snelle bescherming aangeboden voor dierhouders (wolvencommissie Gelderland)

Download bestand Snelle bescherming aangeboden voor dierhouders (wolvencommissie Gelderland)

Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Download bestand Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Download bestand Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Laatst bijgewerkt op: 16-05-2024
Download bestand Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

Laatst bijgewerkt op: 12-01-2024
Download bestand Checklist taxateur voor raster volgens adviesnorm

N11.01 Droog schraalgrasland

Droog schraalland omvat open, droge, laagproductieve, kruidenrijke, grazige vegetaties op droge lemige zandgronden, rivierduinen en op löss en kalk in het heuvelland,. Het gaat zowel om  stroomdalgraslanden (incl. zinkweiden) als heischrale graslanden en kalkgraslanden. Kalkgraslanden en zinkweiden zijn tot Zuid-Limburg beperkt.

Algemene beschrijving

Naast soortenrijke korte vegetaties zijn ook overgangen met zoomvegetaties en struwelen (met o.a. sleedoorn, rozen of jeneverbes) van belang voor de hier vaak aanwezige hoge soortenrijkdom. Dit geldt ook voor dagzomend krijtgesteente in kalkgraslanden, als bijzonder droog micromileu met o.a. bijbehorende vetplanten. Ze zijn van belang voor verschillende soortgroepen: vaatplanten, paddestoelen, mossen, vlinders, sprinkhanen en andere insecten.

Droog schraalland is afhankelijk van voldoende basenrijkdom. Meestal levert de bodem deze basen, maar of via water (bv. korte overstroming) of door sedimentatie van vers zand, kunnen ook bufferstoffen van elders aangevoerd worden. Ook mieren of mollen kunnen een rol spelen door niet uitgeloogd zand naar de oppervlakte te brengen. Droog schraalland is op zeer arme zandgronden vaak aanwezig langs paden of vormt een overgang vaak tussen heide en vochtig hooiland. Op lemige zandbodems en op rivierduinen kan droog schraalland op grotere oppervlakten voorkomen. In Zuid-Limburg gaat het om hellinggraslanden, waarin zowel heischrale graslanden als kalkgraslanden voorkomen. Er zijn vaak gradiënten aanwezig in basenrijkdom of vocht, die voor overgangen naar andere graslanden of heiden zorgen.

Droge Schraalanden zijn zeldzaam in het West-Europese laagland en zijn op Europees niveau van grote waarde, vooral de heischrale vegetaties en stroomdalgraslanden langs de grote rivieren. Zinkweiden zijn uiterst zeldzaam en beperkt zich in Nederland tot een enkele locatie in het geuldal. Ook nationaal is droog schraalland van belang ondermeer als leefgebied van: tijmblauwtje, aardbeivlinder, bruin dikkopje, bruin blauwtje, bruine vuurvlinder, klaverblauwtje, sleedoornpage, kalkgraslanddikkopje, veldparelmoervlinder, koninginnepage, veldkrekel, zoemertje, rapunzelklokje, harige ratelaar, gulden sleutelbloem, gestreepte klaver, gewone en liggende vleugeltjesbloem, geel zonneroosje, valkruid, heidezegge, rozenkransje, gelobde maanvaren, zilverhaver, kleine pimpernel, betonie, berggamander, bevertjes, breed fakkelgras, duitse gentiaan, voorjaarsganzerik, voorjaarszegge, veldgentiaan, wondklaver, wilde tijm, welriekende agrimonie, zacht vetkruid, tripmadam, breukkruid, zwolse anjer, stijf hardgras, zinkboerenkers, zinkviooltje en vele orchideeën.

Door ontginning, verzuring en bemesting is droog schraalland in Nederland vrijwel verdwenen en het voorkomen van de vele karakteristieke soorten is ernstig bedreigd. De belangrijkste bedreiging voor de restanten van droog schraalland is vermesting in de vorm van stikstofdepositie waardoor de soorten van het schraalland worden verdrongen door algemene grassen. Droge schraallanden kennen meestal een lange geschiedenis van begrazing. De graslanden worden doorgaans niet bemest.

Voorbeeldgebieden

Droog schraalland omvat open, droge, laagproductieve, kruidenrijke, grazige vegetaties op droge lemige zandgronden, rivierduinen en op löss en kalk in het heuvelland,. Het gaat zowel om  stroomdalgraslanden (incl. zinkweiden) als heischrale graslanden en kalkgraslanden. Kalkgraslanden en zinkweiden zijn tot Zuid-Limburg beperkt.

Afbakening

  • Droog schraalland omvat droge graslanden met lage open vegetatie die gedomineerd worden door kenmerkende soorten en vegetaties van heischraal grasland, kalkgrasland, droog stroomdalgrasland of zinkweide. Soortenarme droge graslanden, zonder deze kenmerkende soorten en vegetaties, worden gerekend tot het beheertype kruiden- en faunarijk grasland.
  • Droge schrale graslanden in het duingebied behoren bij het beheertype Open duin.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N11.01 Droog schraalland.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Beheeradvies

Download de pdf voor een toelichting op de beheermaatregelen, herstelmaatregelen en overige aandachtspunten.

Dit beheeradvies beschrijft wat in het algemeen aan beheermaatregelen nodig is om het beheertype ‘Droog schraalland’ in stand te houden. Lokaal bezien kan, door specifieke lokale omstandigheden, een aangepast beheer noodzakelijk zijn. Het beheer is bedoeld voor de situatie dat het beheertype in een ‘gunstige staat’ verkeert. Dat wil zeggen dat de samenstelling van de vegetatie (kenmerkende vegetatietypen, kwalificerende soorten), de aanwezigheid van structuurelementen, het voorkomen van kwalificerende soorten fauna en de abiotische omstandigheden voldoen aan de omschrijving ‘goed’ in de Kwaliteitsmaatlat voor dit beheertype.

Binnen de droge schraallanden zijn vier typen onderscheiden: heischrale graslanden (H), stroomdalgraslanden (S), kalkgraslanden (K) en zinkweiden. Het beheer van deze verschillende vegetaties komt grotendeels overeen, maar verschilt op bepaalde punten. Droge schraallanden van goede kwaliteit hebben hoge natuurwaarden door het voorkomen van bijzondere planten en diersoorten van open, droge en gebufferde standplaatsen.

Droge schraallanden zijn zeldzaam: het heischraal grasland komt verspreid voor op de hogere zandgronden, stroomdalgrasland komt alleen langs de grote rivieren voor en kalkgrasland in Zuid-Limburg. Het subtype Zinkweiden komt op slechts één perceel voor langs de Geul en wordt hier verder niet besproken.

Het beheer is bedoeld voor situaties die min of meer stabiel zijn. De abiotische omstandigheden zijn dan op orde. Omdat droge schraallanden, in goede staat, een (zeer) lage gewasproductie hebben, is de afvoer van biomassa door maaien en afvoeren veelal niet nodig en volstaat een (gemiddeld) extensieve begrazing. Dit heeft als voordeel dat verschillende vegetatiestructuren behouden blijven of geleidelijk veranderen. Voor fauna is dit beter dan het eenvormige en abrupte maaien.

Doelen van beheer

  • Laagproductieve vegetatie met minimaal 60% lage grassen en kruiden met een hoog aandeel kortlevende soorten van open en droge grond.
  • Aanwezigheid van structuurelementen: open grond, heide, ruigte, struweel of bosjes. Maximale bedekking gezamenlijke elementen 40% en per element 20%. Daarnaast zijn bultvormige nesten van mieren zeer waardevol.

Mogelijke knelpunten

  • Verruiging (hogere vegetatie met minder (kenmerkende) soorten);
  • Vergrassing (dominantie van grassen zoals gewoon struisgras en bochtige smele op de zandgronden, duinriet en glanshaver in stroomdalgraslanden en gevinde kortsteel in kalkgraslanden);
  • Verhouting (te sterke (>20%) opslag van bomen, struiken en braam);
  • Vervilting (ontstaan van dikke laag oud gras) van de vegetatie;
  • Afname structuurelementen door maaibeheer of te intensieve begrazing.

Beheermaatregel

Index-N11.01-Droog-schraalland-Beheeradvies-maatregelen

Begrazen

Begrazing is het gebruiken van grazers als schapen, geiten, paarden of runderen. Voor droge schraallanden in goede staat, is het de meest geschikte beheervorm omdat de variatie in vegetatiestructuren en het microreliëf worden behouden of versterkt en ‘vervilting en vermossing’ wordt voorkomen. De afvoer van nutriënten (verschraling) is bij begrazing echter gering vergeleken bij maaien en afvoeren.

Er zijn verschillende vormen van begrazing:

Begrazing met gescheperde schaapskudden heeft in het verleden geleid tot het onstaan van zowel de heidelandschappen met heischrale graslanden op de hoge zandgronden, als de kalkgraslanden in Zuid-Limburg. De laatste decennia wordt deze begrazing plaatselijk weer in deze landschappen toegepast. De graasdruk kan door de herder goed worden gestuurd en gedoseerd en dit is van grote waarde voor het op de juiste wijze kunnen beheren van deze graslanden.
Bij droge schraallanden is het voor de fauna van belang dat diverse vegetatiestructuren tegelijk in het terrein aanwezig zijn en dit een grotere kans biedt om de levenscyclus te voltooien. Dit kan worden bereikt door gefaseerd drukbegrazing toe te passen. Voor heischrale graslanden is een dergelijk intensief gefaseerd beheer minder nodig vanwege de lagere biomassa-productie, maar is het met gescheperde begrazing goed mogelijk de gewenste begrazing op het geschikte moment toe te passen. Voor stroomdalgraslanden zijn schapen niet geschikt.

Begrazing in omrasterde percelen waarbij de dieren een bepaalde tijd in een perceel verblijven en dan naar een ander perceel worden verplaatst. Hierbij kan goed op graasdruk worden gestuurd. In een natuurgebied is het niet wenselijk rasters te plaatsen maar kan eventueel met tijdelijke rasters worden gewerkt. Het hier boven geschetste intensieve en gefaseerde schapenbegrazing van kalkgraslanden kunt u ook met rasters uitvoeren. Begrazing van kalkgrasland door koeien kan ook tot goede resultaten leiden; met name op vlakke percelen of de vlakkere gedeelten onderaan de helling zijn daarvoor geschikt. Stroomdalgraslanden in uiterwaarden worden in veel gevallen matig extensief begraasd door landbouwvee in het groeiseizoen (april-november) Het gaat dan om jonge of ‘droge’ koeien of paarden waarbij geen tot weinig bemesting met stalmest plaatsvindt. Oude landbouwrassen zijn voor dit beheer goed geschikt. Voor stroomdalgrasland is het belangrijk dat de vegetatie kort de winter in gaat. Daarom is ook bij een maaibeheer, nabeweiding tot aan de winter gunstig.

Extensieve begrazing met half wilde runderen en of paarden die jaarrond in een groot gebied verblijven en daar een relatief natuurlijk gedrag vertonen waardoor natuurlijke begrazingspatronen ontstaan. Met de dichtheid aan dieren en wel of niet bijvoederen in de winter wordt de graasdruk voor het gehele terrein gestuurd. Binnen het terrein is sturing van graasdruk niet mogelijk. Voor droge schraallanden is deze beheervorm niet of weinig geschikt omdat deze vegetaties vaak op specifieke en kleine locaties voorkomen en een zeker beheer nodig hebben. De kans dat de natuurlijke begrazing goed uitpakt is klein en deze bijzondere vegetaties kunnen zich niet makkelijk elders ontwikkelen. Zo zijn in verschillende uiterwaarden waardevolle stroomdalgraslanden sterk verruigd nadat ze onderdeel werden van een groot natuurontwikkelingsgebied omdat de grazers een voorkeur hadden voor de voedselrijkere graslanden op de voormalige landbouwgronden. In andere gevallen kozen de grazers de vaak hooggelegen stroomdalgraslanden uit als rustplaats waardoor vertrapping en vermesting optraden.

De veedichtheid is een belangrijke beheervariabele en wordt uitgedrukt in GVE: Een grootvee-eenheid (GVE) is een landbouwkundige omrekeningsfactor. Elk rund ouder dan 2 jaar en een paard ouder dan 6 maanden komt overeen met 1 GVE, een rund van 6 maanden tot 2 jaar is 0,6 GVE. Schapen en geiten komen overeen met 0,15 GVE.

Voor droge schraallanden is in de Gedragscode Natuurbeheer 0,5 GVE/ha gemiddeld per jaar, als bovengrens genomen. De veedichtheid moet worden aangepast op de productiviteit van het schraalland; voor de rijkere typen, zeker voor stroomdalgrasland, is deze dichtheid mogelijk wat aan de lage kant waardoor vervilting/verruiging in de hand wordt gewerkt.

Maaien

Maaien van droge schraallanden betreft het één keer per jaar afmaaien van het bovengrondse deel van de vegetatie. Maaien in principe niet met klepelmaaier maar met een schotelmaaier of messenbalk om hoge sterfte van fauna te voorkomen. Het maaisel wordt altijd goed afgevoerd.

Verwijderen opslag

Verwijderen van opslag betreft het uitsteken/trekken van zaailingen van bomen en struiken die het grasland koloniseren.

Herstelbeheer

Het beheer is bedoeld voor die situaties dat het beheertype voldoet aan de kwaliteitsmaatlat ‘goed’: de kwalificerende soorten komen voor, de kenmerkende structuurelementen zijn aanwezig en de abiotiek is op orde.

Als er knelpunten zijn bij droge schraallanden, dan hebben die vaak te maken met een te hoge voedselrijkdom en/of verzuring van de bodem. Eutrofiëring en verzuring zijn vaak het gevolg van atmosferische stikstofdepositie.

Om deze ontwikkeling te keren is een intensief herstelbeheer nodig van maaien en afvoeren en/of eenmalige ingrepen zoals het afplaggen van de vermeste bovengrond.

  • Maaien en afvoeren is de meest effectieve beheervorm om nutriënten af te voeren. U kunt het beste begin juli maaien (zeker in drogere jaren) omdat later in de zomer de vegetatie verder is verdord en minder biomassa wordt afgevoerd. Het maaisel moet u binnen een week verwijderen om uitspoeling van voedingsstoffen te voorkomen. Nabeweiding is bij een vroege zomerbeurt zeer wenselijk omdat anders de grasmat die in de nazomer opschiet de kieming van één-jarigen verhindert.
  • Bij het vervroegen van de maaibeurt, of sowieso bij elke andere verandering in beheer waarbij de aanwezigheid van vegetatie structuur en bloei in het seizoen wordt gewijzigd, is het zeer raadzaam na te gaan wat het effect is op bijzondere fauna (ongewervelden). Insecten hebben vaak een korte periode waarin essentiële levensfasen moeten worden doorlopen en een verandering in beheer kan dan grote invloed hebben. Natuurlijk kunt u niet overal rekening mee houden, maar voorkom dat populaties van zeldzame soorten worden aangetast.
  • Wanneer de productiviteit meer dan 5 ton droge stof/ha bedraagt, is eigenlijk geen sprake van droog schraalland. Verschraal de vegetatie dan door tweemaal per jaar te maaien met afvoer van maaisel. Juni en eind september zijn geschikte momenten.
  • Intensieve beweiding kan in sommige gevallen een alternatief zijn voor maaien. Denk aan sterk hellende of reliëfrijke terreinen. Het is daarbij essentieel dat het vee alleen in het terrein graast en in de avond/nacht verplaatst wordt naar de stal of een ongevoelig deel van het gebied. Daarmee voorkomt u dat het vee in het schraalland mest en daarmee de afvoer van voedingsstoffen te niet doet.
  • Zowel maaibeheer als intensieve beweiding zijn voor droog schraalland in principe schadelijk omdat de structuur eenvormig wordt en voor allerlei fauna het leefgebied verdwijnt. Volg de positieve en negatieve effecten van deze maatregelen daarom goed en stop het herstelbeheer wanneer de gewenste verschraling is bereikt of wanneer de negatieve effecten de overhand krijgen.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Het beheertype droog schraalland bestaat uit minimaal 60% lage grassen en kruiden met een hoog aandeel kortlevende soorten, en veel grassen en vlinderbloemigen. De structuur varieert van open en eenvoudig tot structuurrijke mozaïeken. Het voorkomen van struiken, ruigtes en zomen is van groot belang voor vlinders. De overige structuurelementen weerspiegelen de aanwezigheid van (vocht)gradiënten en het voorkomen van opeenvolgende successiestadia.

Daarnaast worden de volgende kwalificerende structuurelementen onderscheiden:

N11.01 Droog schraalland – Structuur

Structuurelement Min. % Max. %
Kale bodem en/of open pioniervegetaties 5 20
Heidevegetaties 5 20
Ruigte 5 20
Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruweel 5 20
Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) 5 20

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien 4 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Midden”: indien 3 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Laag”: indien 0-2 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.

Flora en fauna

De biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:

N11.01 Droog schraalland – Flora en fauna

Soortgroep Soorten
Planten: aapjesorchis, aarddistel, beemdhaver, beemdkroon, beklierde ogentroost, bergdravik, berggamander, bergnachtorchis, betonie, bevertjes, blauwe bremraap, bleek schildzaad, bochtige klaver, borstelkrans, bosogentroost, brede ereprijs s.s., breed fakkelgras, bijenorchis, cipreswolfsmelk, dichte bermzegge, doorgroeide boerenkers, driedistel, duifkruid, Duits viltkruid, Duitse gentiaan, dwergviltkruid, echte gamander, echte tijm, franjegentiaan, geel zonneroosje, gelobde maanvaren, gestreepte klaver, gewone vleugeltjesbloem, gipskruid, groene bermzegge, groene nachtorchis, grote centaurie, grote keverorchis, grote leeuwenklauw, grote muggenorchis, grote tijm, gulden sleutelbloem, harige ratelaar, hauwklaver, heelbeen, herfstschroeforchis, hondsviooltje, kaal breukkruid, kalkwalstro, klavervreter, kleine pimpernel, kleine ruit, kleine steentijm, kleine tijm, kluwenklokje, knolsteenbreek, kraagroos, kruipbrem, kruiptijm, kuifvleugeltjesbloem, liggende ereprijs, onderaardse klaver, oorsilene, overblijvende hardbloem, poppenorchis, purperorchis, rapunzelklokje, rivierduinzegge, rode bremraap, rozenkransje, ruig schapengras, ruige anjer, ruige scheefkelk, slanke gentiaan, slanke mantelanjer, slanke ogentroost, soldaatje, spits havikskruid, steenanjer, stijf hardgras, stijve wolfsmelk, tengere veldmuur, tripmadam, trosgamander, veldgentiaan, veldsalie, verfbrem, vierrijige ogentroost, viltroos, vliegenorchis, voorjaarsganzerik, voorjaarszegge, vroege zegge, weideklokje, wondklaver, walstrobremraap, wilde averuit, zacht vetkruid, zandblauwtje, zandwolfsmelk, zilverhaver, zinkboerenkers, zinkschapengras, zinkviooltje
Dagvlinders: argusvlinder, bruin blauwtje, bruin dikkopje, bruine vuurvlinder, grote parelmoervlinder, heivlinder, hooibeestje, klaverblauwtje, kommavlinder, veldparelmoervlinder

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien 7 of meer kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en beide soortgroepen vertegenwoordigd zijn.
  • “Midden”: indien 3-4 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
  • “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.

Milieu- en watercondities

De beoordeling van abiotische condities wordt gedaan op basis van de interne water- en milieuconditie (standplaatsfactoren). Wanneer externe beïnvloeding beter, respectievelijk slechter scoort, wordt het eindoordeel 1 punt/klasse naar boven of beneden bijgesteld.

a) Standplaatsfactoren

De variabiliteit van grondwaterstanden binnen dit type is groot. Het zijn matig vochtige graslanden (bijvoorbeeld overstromende zinkweiden of incidenteel overstromende stroomdalgraslanden) tot zeer droge (en nooit overstromende) schraalgraslanden (kalkgraslanden). Sommige van deze graslanden zijn tijdelijk vochtig, in de zomer vallen ze altijd droog (onder andere door goed waterdoorlatende zandgrond). Het water zakt ten minste anderhalve meter onder het maaiveld weg. Doorgaans zijn het warme en droge graslanden, soms met kale bodem en overgangen met zoomvegetaties en struwelen.

De optimale pH ligt tussen neutraal en basisch. Op de heischrale graslanden (hogere en zuurdere deel van hellinggraslanden) ligt de zuurgraad tussen zwak zuur tot neutraal.

Bij zinkweiden spelen andere factoren een sleutelrol. De standplaatsomstandigheden worden veroorzaakt door het hoge zinkgehalte en het evenwicht tussen het kalk- en zinkgehalte.

Droog schraalgrasland heeft een zeer voedselarm karakter en er vindt geen bemesting plaats. De optimale voedselrijkdom bevindt zich rond mesotroof niveau. Vergrassing (met algemene, competitieve grassoorten), verruiging en doorgaans versnelde successie zijn het gevolg van een toenemende voedselrijkdom.

Droog schraalland is afhankelijk van voldoende basenrijkdom. De buffercapaciteit wordt veroorzaakt door basen in de bodem of door korte overstroming en sedimentatie van vers zand, rijk aan bufferstoffen. Op de hellinggraslanden treden vaak gradiënten van basenrijkdom van sterk basische tot zwak zure omstandigheden op.

Vooral graslanden op zwak gebufferde bodems en de stroomgraslanden (afhankelijk van afzet van basenrijk, vers zand) worden bedreigd door verzuring. Dit proces komt geleidelijk op gang door ontkalking, afwezigheid van invoer van basen, door vermesting en door stikstofdepositie. Droge schraalgraslanden zijn zeer gevoelig tot gevoelig voor stikstofdepositie.

N11.01 Droog schraalgrasland ranges

Visuele schets van ranges N11.01 Droog schraalgrasland: pH: Rood: 3 t/tm 4,5 Geel: 4,5 t/m 5 Groen: 5 t/m 9
voedselrijkdom: Groen: Zeer voedselarm, matig voedselarm, licht voedselrijk, matig voedselrijk a, Geel: matig voedselrijk b Oranje: zeer voedselrijk Rood: uiterst voedselrijk

Figuur 13. Ranges waarbij voor droog schraalgrasland kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor zuurgraad (pH) en voedselrijkdom.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minstens 50% van de oppervlakte zich voor zuurgraad en voedselrijkdom, op dezelfde locatie, binnen het bereik voor “Hoog” ontwikkeld bevindt.
  • “Midden”: indien niet voldaan wordt aan “Hoog” en minstens 50% van de oppervlakte voor zuurgraad en voedselrijkdom, op dezelfde
    locatie, zich minimaal binnen het bereik voor “Midden” ontwikkeld bevindt.
  • “Laag”: indien aan bovenstaande criteria niet wordt voldaan.

b) Externe beïnvloeding

N11.01 Droog schraalland – Stikstofdepositie *

Hoog Midden Laag
Stikstofdepositie* < 12 kg N ha-1 y-1 < 850 mol N ha-1 y-1 12 – 30 kg N ha-1 y-1

850-2130 mol N ha-1 y-1

> 30 kg N ha-1 y-1

> 2130 mol N ha-1 y-1

* Waarde voor Kalkgraslanden (21,1 kg), Zinkweiden (20 kg), Heischrale graslanden (11,6 kg), Stroomdalgraslanden (17,5) en Jeneverbesstruwelen (30,5 kg).

Ruimtelijke condities

N11.01 Droog schraalland – Ruimtelijke condities

Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang >50 ha 3 – 50 1-3 ha < 1 ha
Verbonden (afstand max. 30 meter) met ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Hoog Midden
In nabijheid (binnen 1 km) van ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Midden Laag
Geïsoleerd Hoog Midden Laag Laag

*. Naast droog schraalland betreft dit N07.01 Droge heide, N07.02 Zandverstuiving, N12.03 Glanshaverhooiland en N12.01 Bloemdijk

Monitoring

N11.01 Droog schraalland – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar
Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Dagvlinders Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Bepaling abiotiek Diverse methoden 6 jaar
Stikstofdepositie Opvragen stikstofdepositie 6 jaar
Vegetatie Vegetatiekartering 12 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar

Vossen en marterachtigen

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor vossen en marterachtigen laat zien met welke preventieve maatregelen u schade door vossen en steenmarters kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. De vos

De vos is – na de wolf – het grootste roofdier in Nederland. Hij komt bijna overal voor, ook in stedelijk gebied. Tot in de jaren zeventig kwam de vos voornamelijk in het oostelijk deel van ons land voor. De jaren daarna heeft de vos zich verspreid over het hele land, doordat hij zich goed kon aanpassen aan de omstandigheden en aanwezigheid van de mens. Vanaf begin jaren zeventig heeft de vos  zich ook in de duinen gevestigd en is de stand daar sterk toegenomen. In zijn leefgebied komt de vos met enige regelmaat in conflict met de mens doordat hij bijvoorbeeld kippen of weidevogels opeet..

Vossen zijn solitaire jagers die voornamelijk leven van kleine zoogdieren zoals muizen en konijnen. Maar zijn overlevingsstrategie is flexibel en vossen weten voedselbronnen snel te vinden. Zo kunnen vossen in gebieden met veel fruitteelt in het oogstseizoen langere tijd van valfruit leven. Hij laat bij gelegenheid ook geen kans onbenut om een kip of eend mee te pikken. Dit betekent echter niet dat alle vossen pluimveerovers zijn en voortdurend  pluimvee belagen. Maar juist de paniekreactie van het pluimvee en het feit dat de vogels niet kunnen vluchten, wakkert het jachtinstinct van de vos aan waardoor deze soms meer dieren doodt dan noodzakelijk. Dit fenomeen wordt ‘surplus killing’ genoemd.

Meer informatie, onder andere over de uiterlijke kenmerken, de ecologie, bedreiging en bescherming, het waarnemen en de verspreiding over de vos vindt u op de website van de ZoogdierverenigingDeze link opent in een nieuw tabblad.

Het aantal bedrijven dat zich richt op Freiland-kippen of vrije-uitloopkippen is de laatste jaren toegenomen. De kippen lopen bij deze bedrijven net als de biologische kippen buiten in het weiland, wat erg aantrekkelijk is voor de vos. Om frequente predatie te voorkomen zijn specifieke maatregelen nodig.

Sinds 12 mei 2006 staat de vos op de landelijke vrijstellingslijst. Dit betekent dat de vos niet beschermd wordt tegen de jacht en dus met het geweer bejaagd mag worden. Alleen in het stedelijk gebied en een aantal natuurgebieden is bestrijding van vossen niet toegestaan. Daar waar schade wordt veroorzaakt door de vos, mag het dier met een aantal middelen bestreden worden.

1.1 De marterachtigen

Marters zijn slanke, middelgrote vleeseters met een lange borstelige staart. Er zijn twee soorten marters die in ons land voorkomen: de boommarter en de steenmarter.

De marter leeft alleen en is polygaam. Oorspronkelijk komt de marter uit bosgebieden (boommarter) en kleinschalige agrarische cultuurlandschappen (steenmarter). Het zijn uitstekende klimmers. Hoewel de marter vooral leeft van  kleine zoogdieren en vogels, eet hij ook vruchten, insecten en zelfs vissen. Marters laten zich niet snel aan mensen zien, maar ze zijn wel graag in hun nabijheid. Dit zorgt de laatste jaren voor een toename van  meldingen  van overlast door  steenmarters. Veel mensen hebben last van steenmarters in hun auto of hun huis. Omdat de marter in Nederland  een beschermde diersoort is  mag het dier niet gedood, gevangen of verjaagd worden. Dit geldt zowel voor de boom- als de steenmarter.

De steenmarter herken je aan de witte keelvlek (en het contrast tussen het bruine bovendeel van de vacht en de grauwbruine ondervacht. Bij de boommarter is de keelvlek okergeel. De steenmarter leeft over het algemeen  dichtbij de mens. Hij neemt regelmatig zijn intrek in huizen, op de zolder of in een spouwmuur. Ook vind je hem in stallen en schuren. Een marter deponeert zijn uitwerpselen in zijn verblijfplaats in een soort latrine. Hij gebruikt dus altijd dezelfde plaats. Doordat de uitwerpselen zich ophopen, ontstaat geuroverlast. Ook de bewegingen van de steenmarter kunnen zorgen voor nachtelijke verstoring. Onder de motorkap van een auto kunnen steenmarters grote schade veroorzaken aan bedrading en isolatiemateriaal.

De steenmarter is een alleseter met een voorkeur voor vlees. Hij eet graag andere knaagdieren, jonge konijnen en vogels, kippen en eieren. Ook insecten zoals rupsen, kevers, kikkers en regenwormen staan op het menu. Verder eet de marter weleens fruit en bessen. Incidenteel jaagt hij op kippen en ander pluimvee en sleept ze uit hun hokken.

De marter past zich gemakkelijk aan aan verschillende omstandigheden. Daardoor is de populatie is de laatste decennia sterk toegenomen.

Meer informatie onder andere over de uiterlijke kenmerken, de ecologie, bedreiging en bescherming, het waarnemen en de verspreiding over de marterachtigen vindt u op de website van de Zoogdierenvereniging (steenmarterDeze link opent in een nieuw tabblad en boommarterDeze link opent in een nieuw tabblad).

2. Preventieve maatregelen vos en marter

Algemeen

Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en eventueel, indien wettelijk toegestaan, dit te combineren met afschot met het geweer (bij de vos), verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten/Lappzäune

Met name weerspiegelende linten en spiegelbollen kunnen effect hebben om de vos te weren, onder andere bij kippenhouderijen zoals vrije uitloop- of Freiland-bedrijven.

Visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.


Afrasteringen

Het plaatsen van afrasteringen is een zeer effectieve manier om (niet-vliegende) diersoorten te weren van landbouwpercelen. Gaasrasters worden vooral gebruikt bij vaste percelen waar vee geweid wordt. Gaasrasters die nu al gebruikt worden bij schapenweides om edelherten of wilde zwijnen te weren zijn vaak ook geschikt om vossen en marters op afstand te houden. Voor een raster gelden echter specifieke eisen. Deze worden hieronder toegelicht.

Minimale normen rasters

Voor rasters die gebruikt worden om schapenweides af te rasteren hanteert BIJ12 onderstaande normen:

  • vaste afrastering;
  • stroomdraden.

Een stroomdraad is zeer geschikt om vossen en marters te weren. De stroomdraden geven een stroomschok bij contact. Dit wordt door vossen en marters als zeer onaangenaam ervaren, waardoor hij/zij een volgende poging zal vermijden. Stroomdraden zijn goedkoper dan een combinatie van gaas en stroomdraden. Bovendien zijn ze eenvoudiger te plaatsen en te verplaatsen. Wel vragen ze om meer toezicht en onderhoud. De stroomdraadapparaten zijn bovendien diefstalgevoelig. Ook is het belangrijk dat de draden geen contact maken met de ondergrond of vegetatie om de stroomgeleiding te waarborgen.

Normen voor vaste afrastering met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden bij nieuwe stroomdraden en/of poorten;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Vaste afrastering met stroomdraad

  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.

Overige suggesties

Het spreekt voor zich dat de rasterpalen van goede kwaliteit dienen te zijn. Hieronder een suggestie welke afmetingen deze palen zouden kunnen hebben:

  • rasterpalen: 2,00 tot 3,00 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: 3,50 meter lang, diameter 12/14 cm;
  • gebruik bij bochten en hoeken een steunpaal om de draden strak te houden;
  • ten overvloede: bij toegangspoorten gelden, afhankelijk van de uitvoering, dezelfde eisen als voor de afrastering zelf;
  • gebruik de middelste draad als aardedraad;
  • om overal voldoende spanning op de draden te houden kan bij grotere percelen een hogere impulsenergie nodig zijn;
  • plaats op 1,20 meter hoogte eventueel extra schriklint zonder stroom als extra optische barrière.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Elektrisch draadraster


Vaste afrastering van gaas en stroomdraden

Normen voor vaste afrastering van gaas en stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 3 draden bij gaas en/of bestaande dichte poorten;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte;
    • tussen draden op 40 tot 60 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is zodanig dat het gaas stevig staat (4 – 6 meter).

Overige suggesties

  • gebruik gepuntlast verzinkt gaas: zwaar vierkant vlechtwerk van 1,20 m bijvoorbeeld zwaartype 120;
  • het spreekt voor zich: maar het gaas dient géén gaten te hebben;
  • de rasterpalen dienen van goede kwaliteit te zijn. Hieronder vindt u een suggestie voor de afmetingen. Behalve houten palen, kunt u ook kunststofpalen of insultimber gebruiken;
  • rasterpalen: minimaal 1,80 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: ca. 2,50 meter lang, diameter 12/14 cm.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Gaasraster


Verplaatsbare afrastering

Stroomdraad, flexinet of flexinet met stroomdraad

Een verplaatsbare afrastering met gaas (al dan niet met stroomdraad) blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om vossen en marters van landbouwpercelen te weren. De werking is hetzelfde als bij een vaste afrastering met stroomdraad. U kunt de flexinetten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. Het flexinet met stroomdraad vraagt net zoals een vaste afrastering met stroomdraad meer toezicht en onderhoud.

Schrikapparaten op 220 V kunnen een grotere lengte onder spanning houden dan apparaten op accu’s. Daarbij zijn accu’s op zonnecellen bedrijfszekerder dan losse accu’s. Op plekken die vaak overstromen of waar de bodem vaak nat is, kan ook een soort rubberen stroomdraad gebruikt worden. Deze blijft ook onder zeer natte omstan­digheden bij beroering een schok afgeven en verliest geen stroom.

Normen voor verplaatsbare afrastering of flexinet, al dan niet met stroomdraad

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • stevige en strakke opstelling: de hoeken dienen daarbij geschoren te zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering flexinet met stroomdraad

Normen voor verplaatsbaar raster met stroomdraden

  • minimaal 4.5 kV elektrische spanning; minimaal 1,5 joule impulsenergie;
  • minimaal 5 draden;
  • verdeling van de draden:
    • onderste draad maximaal op 20 cm hoogte van de grond;
    • bovenste draad minimaal 120 cm hoogte vanaf de grond;
    • tussen draden op 40, 60, 90 cm hoogte;
  • draden dienen aan de buitenzijde van het raster geplaatst te zijn;
  • de afwijking voor de draden mag niet meer dan 5 cm zijn;
  • er mag geen opstapmogelijkheid zijn die groter is dan 30 cm buiten het raster op een afstand van 2 meter;
  • maximale afstand tussen de palen is 10 meter.
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Verplaatsbare afrastering met draden

Overige suggesties

Het is aan te bevelen de onderste draad 20 cm boven de grond te plaatsen, zodat deze vrij ligt en geen contact maakt met begroeiing. Ook is het aan te raden, waar nodig en mogelijk, de strook onder de stroomdraad vooraf te maaien. Plaats het raster, indien mogelijk, ook zo vlak mogelijk boven de ondergrond. Dit zorgt voor minder stroomverlies, waardoor de minimale spanning van 4,5 kV gehaald wordt en de accu niet te snel leeg raakt.

Voor goede en regelmatige aarding is het aan te raden bij elke koppeling van netrollen (50 meter) een koppeling aarde te maken. Bij bochten en hoeken is het handig om een steunpaal te gebruiken. Eventueel kan bovenlangs nog een schriklint geplaatst worden als extra optische barrière.


Elektrisch netwerk/Euronet (vossen, marters)

Fijnmazig elektrisch netwerk blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om vossen en marters van landbouwpercelen te weren. U kunt de netten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. De kosten voor aanschaf en onderhoud liggen vrij hoog, waardoor deze methode vooral in aanmerking komt voor de wat kapitaalintensievere teelten. De netten met bijbehorende schrikdraadapparaten zijn diefstalgevoelig en daardoor niet overal toepasbaar.

Elektrisch netwerk / Euronet / Schrikdraad

Instructies voor gebruik:

  • 1,00 tot 1,20 meter hoog;
  • zorg voor goede en regelmatige aarding; het beste is om bij elke koppeling van netrollen (50 meter) een koppeling aarde te maken;
  • bij bochten en hoeken steunpaal gebruiken;
  • minimaal 3.000 volt/1,5 joule impulsenergie;
  • eventueel bovenlangs nog een schriklint plaatsen als extra optische barrière

2.1 Specifieke preventie maatregelen voor steenmaters

Boommanchet

Boommanchetten

Voor steenmarters kunnen speciale metalen ringmanchetten gebruikt worden om te voorkomen dat ze in woningen of opslagplaatsen binnendringen. Deze manchetten kunnen om kabels, regenpijpen en zelfs boomstammen worden bevestigd.


Ultrasone marterverjager

Een ultrasone marterverjager is een handig apparaat dat krachtige ultrasone geluidstonen uitzendt, al dan niet in combinatie met lichtflitsen. Hiermee kunnen marters verjaagd worden uit schuren of huizen. Tegenwoordig zijn er veel varianten te vinden op internet.


Anti-marterspray

Een anti-martespray kan op of onder de motor worden gespoten en heeft een voor de marters onaangename en afstotende lucht. Met name in de gebieden en in de periode dat marters het meest actief zijn, kan dit effect hebben.

Anti-marter(gazen)matten

Marters hebben gevoelige poten en lopen daarom niet graag over roosters of gaas. Een anti-martermat is daarom een effectief en goedkoop middel om marters te weren. Dit is een mat van gaas die plat op de grond, onder de auto komt te liggen. Er zijn een aantal kant-en-klare varianten te koop via internet (anti-martertapijten), maar het is ook mogelijk om deze zelf te maken. Met een stuk gaas en vier latten is dit vrij eenvoudig te realiseren.

Ommanteling kabels

Slangen en bougiekabels kunnen met bijtbestendige ommanteling worden uitgerust om vraatschade te voorkomen.

2.2 Specifieke preventie maatregelen voor vossen

Tijdig ophokken van kippen

Om schade op bijvoorbeeld Freilandkippenbedrijven te voorkomen, is het van belang om de kippen tijdig met of voor zonsondergang op te hokken.


Ondersteunend afschot

Ondersteunend afschot en populatiebeheer

Met behulp van de Landelijke Vrijstelling  (art 3.10 lid 1 Wet Natuurbescherming) kan de vos tussen zonsopkomst en zonondergang worden bestreden met behulp van het geweer. Eventueel kan dit ook met  aardhonden, kastvallen en vangkooien.

Voor grondgebruikers die kippen houden en houders van Freilandkippenbedrijven geldt dat met de jachthouder goede afspraken moeten worden gemaakt over de striktere bejaging in de directe omgeving.

Aanvullende middelen om effectief de vos te bestrijden zijn het gebruik van een vangkooi en  kunstlicht, restlicht- of warmtebeeldversterking en een geluiddemper. Voor een geluiddemper is wel een ontheffing nodig. Raadpleeg hiervoor uw Faunabeheereenheid (FBE). Om in aanmerking te komen voor een ontheffing is het van belang dat schadegegevens uit het verleden worden verzameld en aangeleverd. Bijvoorbeeld hoeveel kippen er zijn gedood door de vos (omgerekend naar financiële schade) en welke  andere preventieve middelen zijn gebruikt om de schade te voorkomen.

Als u een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw bedrijf is gelegen.

Als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie. Houd daarbij rekening met het volgende:

  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.


Vangkooi

Naast de bejaging van vossen met het geweer is het ook toegestaan om vossen te vangen met een kastval of vangkooi. Hiervoor is schriftelijke toestemming nodig van de grondgebruiker. Hiervoor geldt echter niet de minimale 40 ha regeling zoals dit wel het geval is bij de bestrijding met het geweer. U kunt daarom een kastval of vangkooi plaatsen en gebruiken met de schriftelijke toestemming van de grondgebruiker van 1 ha. Ook is het mogelijk om een vangkooi of kastval binnen de bebouwde kom te gebruiken. De locatie van de vangkooi of kastval dient echter wel in het werkgebied van een Wildbeheereenheid (WBE) gelegen te zijn om gebruik te kunnen maken van de landelijke vrijstelling. Er zijn zeer veel verschillende typen kastvallen en vangkooien. Een bekend type is de val waarbij één of twee deuren dichtslaan of dichtvallen als het dier op een tredplaat stapt.

Gebruik bij voorkeur  aas uit het eigen veld zoals een konijn of een houtduif. Gebruik geen eieren, vis of slachtafval. Hiermee bent u in overtreding met specifieke milieuwetgevingen (voorheen de destructiewet). Ook het gebruik van levende lokkers zoals kippen is niet toegestaan.

Vossen – met name de oudere dieren – zijn erg voorzichtig en zullen niet gauw over de gazen bodem lopen van de kastval of vangkooi. Strooi daarom een laagje grond of strooisel op de bodem van de kastval of vangkooi zodat de vos niet direct over het gaas loopt. Gebruik bij voorkeur grond of strooisel dat uit de omgeving komt en bijvoorbeeld geen ophoogzand. Ook is het mogelijk om de bodem van de val te voorzien van een dunne plak graszode als de omgeving ook uit gras bestaat. Let hierbij wel op of de val nog wel geheel sluit als deze dicht slaat. U dient de kooi dagelijks te controleren.

3. Predatie

Bij landbouwhuisdieren kunnen er over het algemeen verschillende soorten schade aangericht worden door vossen en marters zoals predatie, verwonding en stress. De vos bijt het strottenhoofd van zijn prooi door en versleept het dier. Tot zijn prooi behoren voornamelijk kippen en siervogels. Daarnaast is er kans dat door de stress moederdieren hun lammeren of kalveren verwerpen, of dat (landbouw)huisdieren uitbreken en elkaar dooddrukken. De marter bijt het strottenhoofd van zijn prooi door en zuigt het bloed uit het dier. De prooi van de marter bestaat voornamelijk uit kippen en siervogels.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Schade aan akkerbouwgewassen komt slechts incidenteel voor. In het verleden is schade door de vos geconstateerd aan winterwortelen doordat ze teeltruggen opgraven vanwege de aanwezigheid van muizen. Deze vorm van schade kan worden voorkomen met de preventieve middelen uit paragraaf 2.

4. Tegemoetkoming

Voor de vos en marter wordt geen tegemoetkoming in schade verleend.

Met betrekking tot de vos heeft dit te maken met de beleidsregelsDeze link opent in een nieuw tabblad, waarin staat vermeld dat geen tegemoetkoming in de schade wordt verleend voor landelijk vrijgestelde diersoorten. Voor de vos geldt een dergelijke landelijke vrijstelling.

In de beleidsregels van de provincies staat verder vermeld dat Gedeputeerde Staten uitsluitend een tegemoetkoming verleend voor schade veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten als genoemd in artikel 6.1, eerste lid onder a en b, van de Wet natuurbescherming, welke door vraat, graven, wroeten of vegen aan landbouw is veroorzaakt.

Schade door steenmarters aan bijvoorbeeld  kabels van auto’s en overlast van stank en vervuiling vallen hier niet onder.

4.1 Wat te doen bij schade

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen eerst (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

Wel melden!

Hoewel schade niet altijd vergoed wordt, is het wel van belang om schade door marters te melden. De meldingen worden verzameld om een goed beeld van de verspreiding van dieren en schade door Nederland te krijgen. Bovendien weten we dan sneller of overlast toeneemt, zodat we op tijd juiste maatregelen kunnen nemen. Hier kunnen beleidsmakers dan op anticiperen. Een win-win situatie dus.

Om een indruk te krijgen van de omvang van de schade toegebracht door vos en marter is het dus wel aan raden om de schade te melden. Dit kunt u doen via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer 085 – 486 22 22 (keuzeoptie 1) of info@mijnfaunazakenbij12.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

4.2 Ontheffing

Voor beheer en schadebestrijdingDeze link opent in een nieuw tabblad en de eventueel in te zetten middelen kan een ontheffing noodzakelijk zijn. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van bestaande ontheffingen gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort of middel, vraag deze dan direct zelf aan bij de FBE, provincie of omgevingsdienst/regionale uitvoeringsdienst;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, Wolven, Vossen en Marterachtigen en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Vossen en marterachtigen’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over BIJ12

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css). Sommige teksten zijn gedeeltelijk afkomstig van de Dierenbescherming.
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).

Eenden

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor eenden laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door wilde eenden en smienten kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Algemeen

De wilde eend komt algemeen en talrijk voor in Nederland. De Nederlandse broedvogels zijn over het algemeen standvogels. Wilde eenden die broeden in Noord- en Noordoost-Europa trekken na het broedseizoen naar West- en Zuidwest-Europa. Een deel van deze eenden brengt de winter binnen onze landgrenzen door. In Nederland verblijven in de winter circa 1 miljoen exemplaren.
Wilde eenden zijn herbivoren die zowel op groene plantendelen foerageren als op zaden. Vanwege de vruchtbare landbouwgebieden en zachte winters is er in Nederland een continu aanbod van voedsel. Bovendien is er in ons land veel water, waar de vogels veilig kunnen overnachten. De wilde eend kan schade aanrichten aan onder andere grasland, graszaad, peulvruchten, vollegrondsgroenten en granen.

De smient komt in de herfst- en winterperiode algemeen en talrijk voor in Nederland. Broeden doet hij vooral in Scandinavië en Rusland. De eerste doorstrekkers en overwinteraars arriveren al in september, in maart en april verlaten de meeste smienten ons land. Als broedvogel is de soort in Nederland bijzonder schaars.
Smienten zijn herbivoren. Bepaalde smienten, de zogenaamde poldersmienten, blijven de gehele dag in de polder op weteringen en andere grotere waterlopen en foerageren ook overdag. De plassmienten bevinden zich in grote aantallen op de grote open wateren. Zij foerageren vooral na zonsondergang. Vanwege de vruchtbare landbouwgebieden en zachte winters vinden smienten in Nederland een continu aanbod van voedsel. Bovendien is er in ons land veel water, waar de vogels overdag rusten. Smienten kunnen schade aanrichten aan onder meer grasland, graszaad, granen en vollegrondsgroenten (vooral bij extreme winterse omstandigheden).

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.

2.1 Visuele middelen

Nota bene: visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.


Vogelverschrikkers

Vogelverschrikker

Een vogelverschrikker bootst een menselijke gedaante na. Vogelverschrikkers worden met name gebruikt om vogelschade in zaaibedden en afrijpende gewassen te voorkomen.

Vogelverschrikkers bestaan vaak uit oude kleren om een houten frame, opgestopt met stro of iets dergelijks. Loshangende mouwen en broekspijpen die wapperen in de wind, versterken het effect. U moet vogelverschrikkers regelmatig verplaatsen om gewenning te voorkomen.

Er zijn vogelverschrikkers die zich na een bepaald tijdsinterval automatisch opblazen/oprichten. Dit soort vogelverschrikkers heeft een (uitschakelbare) sirene en lamp met dag/nachtschakeling. Volgens de fabrikant is deze vogelverschrikker effectief voor diverse vogelsoorten en ’s nachts (door de ingebouwde lamp) ook voor reeën en konijnen. Eén vogelverschrikker is voldoende voor een gebied van 1 tot 4 hectare.

In aanvulling op vogelverschrikkers kunt u nog landbouwvoertuigen op percelen zetten. Eenden kunnen zich ook laten afschrikken door nabootsingen van ‘jachthutjes’ in de vorm van rietmatten en dergelijke.

Richtlijn BIJ12

  • normale vogelverschrikkers: plaats vier stuks per hectare, regelmatig verspreid over het perceel;
  • opblaasbare vogelverschrikkers: volg de voorschriften van de fabrikant.

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de vlaggen vrij kunnen wapperen en de wind er zoveel mogelijk vat op heeft. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.

Richtlijn BIJ12

  • hang vier stuks op per hectare, regelmatig verspreid over het perceel daar waar schade te verwachten valt:
  • afmetingen rechthoekige vlaggen: minimaal 60 x 90 cm;
  • afmetingen linten: minimaal 7 x 150 cm;
  • lengte paal: minimaal 1,5 meter;
  • Percelen groter dan 5 ha: minimaal één vlag/lint per 100 meter.

Ballonnen

Ballonnen

Ook ballonnen gevuld met helium worden wel boven het gewas opgelaten om vogels te verjagen. U kunt de ballonnen voorzien van staarten (buisvormig of een windzak), waardoor een grillig vliegpatroon ontstaat. Er zijn ook ballonnen met ‘roofdierogen’ verkrijgbaar.
Ballonnen verjagen effectief maar zijn kwetsbaar bij harde wind (> 6 Beaufort). Bij regen en mist vliegen ballonnen niet of minder goed.

Richtlijn BIJ12

  • laat vier ballonnen op per hectare, regelmatig verspreid over het perceel.

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen en flitsmolens

Flitslampen kunnen effectief gebruikt worden om eenden in de nachtelijke uren te verjagen. Ze werken op batterijen of accu en worden ook wel gebruikt om herten en wilde zwijnen te weren van landbouwpercelen. U moet ze in combinatie met andere middelen gebruiken om gewenning te voorkomen.

Flitsmolens bestaan uit drie vanen (zes vlakken), afwisselend zwart en fel gekleurd of voorzien van een reflectiefolie. De molentjes staan op een poot van circa 1,50 meter en draaien op de wind. De afwisseling in kleurvlakken veroorzaakt bij het draaien een soort flitsen. Er zijn ook molens die voorzien zijn van een roofvogelsilhouet.

Richtlijn BIJ12

  • gebruik de flitslampen conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant/leverancier;
  • gebruik tenminste vier flitsmolens per hectare, regelmatig verspreid over het perceel;
  • voor beide middelen geldt dat de flitsen vanaf elke positie op het perceel zichtbaar moeten zijn.

2.2 Akoestische middelen

Knalapparaat

Knalapparaat

Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Gebruik het knalapparaat uitsluitend op die momenten dat u de eenden verwacht, dus met name in de ochtend en avondschemering. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.

Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.

Richtlijn BIJ12

  • het tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen;
    verder geldt:
  • < 5 ha 1 knalapparaat;
  • > 5 ha 1 knalapparaat per 5 ha;
  • overig: verplaats de apparaten iedere 2 tot 3 dagen.

Vogelafweerpistool

Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.

Richtlijn BIJ12

Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.

  • u moet de percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • u moet er als grondgebruiker voor zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).

Kleppermolentjes/rammelblikjes

Kleppermolentjes – rammelblikjes

Zowel kleppermolentjes als rammelblikjes worden gebruikt om vogels uit boomgaarden en kleinfruitpercelen te verjagen. Kleppermolentjes worden door de wind aangedreven. U moet de molentjes op een paal monteren waarbij ze boven het gewas uitsteken. Nadeel van deze methode is een snelle gewenning. Bovendien werken ze niet als het windstil is.

Bij de zogenaamde rammelblikjes wordt een groot aantal rammelblikjes (bijvoorbeeld metalen blikjes met knikkers) opgehangen tussen de fruitbomen of –struiken. De blikjes worden vanuit een centrale uitkijkpost bediend door aan touwen te trekken. Het systeem dient overdag continu bemand te worden en is zeer arbeidsintensief. De methode is wel effectief omdat de verstoring alleen in de directe omgeving van de aanwezige vogels plaatsvindt. Hierdoor treedt nauwelijks gewenning op.


Schriklint/-koord

Schriklint/-koord

Schriklint (ook wel bromlint of zoemlint genoemd) bestaat uit een speciaal lint dat langs perceelsranden of tussen gewasrijen wordt gespannen. Het gaat door de wind trillen en brommen. Schriklint wordt toegepast om vogelschade in kleinschalige teelten (kleinfruitpercelen, bloemen- en bloemzaadteelt) te voorkomen. Het is ook geschikt voor het verjagen van watervogels op percelen langs water.

In plaats van schriklint kunt u strakgespannen nylonkoord (2 mm dik) gebruiken, op circa 80 cm hoogte. Ook dit maakt een zingend geluid in de wind. Deze koorden geven bij aanraking door vogels een extra schrikreactie.

Richtlijn BIJ12

  • breng de linten over de gehele lengte of breedte van het perceel aan;
  • zorg ervoor dat de onderlinge afstand tussen de linten maximaal 15 meter bedraagt.

2.3. Teeltechnische maatregelen

Percelen gelijktijdig inzaaien

Percelen gelijktijdig inzaaien

Door uw gewas(sen) op alle percelen gelijktijdig in te zaaien, verkleint u de kans op schade.


Zaaizaadbehandeling conditionering (smaak)

Behandeling zaadmengsels

Door aan zaadmengsels van gewassen soorten toe te voegen die minder aantrekkelijk zijn voor eenden, kan vraat aan schadegevoelige percelen beperkt worden. Percelen van gras en klaver blijken minder aantrekkelijk voor foeragerende sneeuwganzen als daaraan luzerne of gewone rolklaver is toegevoegd. Deze methode kan ook gebruikt worden in percelen waar eenden zich moeilijk laten wegjagen, bijvoorbeeld in gebieden die grenzen aan opvanggebieden.


Vliesdoek

Vliesdoek beschermt jonge planten en gekiemd zaad tegen schade van wind, storm, vorst, hagel, hitte, (slag)regens en zonnebrand, tegen insecten en tegen vogelvraat (duiven, fazanten en eenden). Ook tegen hazen kan het effectief zijn.

Vliesdoek is zeer licht. Het is lucht- en waterdoorlatend en uv-bestendig. Vliesdoek laat 90 procent van het licht door en beperkt ook het vochtverlies. In het voorjaar kan het aanbrengen van vliesdoek de teelt van verschillende groenten, bijvoorbeeld wortelen, bieten en bloemkolen, en planten in de sierteelt met één tot drie weken vervroegen.

2.4. Geur- en smaakmiddelen

Negatieve Conditionering (smaak)

Negatieve Conditionering

Bij conditionering leert u dieren gedrag aan als reactie op een bepaalde prikkel. In dit geval brengt u smaakmiddelen aan op uw gewas die zorgen voor een bittere of afstotende smaak. Dieren die van het gewas eten krijgen negatieve associaties bij het gewas. Daardoor gaan zij het gewas in de toekomst mijden.

Richtlijn BIJ12

De gewasbehandeling dient volgens beproefde methodiek en met behulp van toegelaten middelen te gebeuren.

2.5. Beheer

Ondersteunend afschot

Ondersteunend afschot

U kunt het geweer inzetten voor afschot om verjaging te ondersteunen. Hierbij schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel.
U mag het geweer alleen zelf gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen.
De wilde eend mag in het jachtseizoen bejaagd worden. Daarbuiten en voor de andere soorten hebt u vaak een ontheffing of machtiging nodig om daadwerkelijk afschot te mogen plegen.

Richtlijn BIJ12

  • minimaal twee keer per week schade bestrijden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt;
  • op grotere percelen, bij kwetsbare gewassen, of bij veel schadeveroorzakers moet u een grotere inspanning leveren (hogere frequentie); ook de inzet van meerdere schadebestrijders (meer geweren) ligt dan voor de hand.

Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Met de volgende link vindt u meer informatie over het adequaat gebruik van de ontheffing.

2.6. Overige middelen

Drone

Nader te specificeren

Nader te specificeren middelen zijn alle legale middelen die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventie Kit (FPK) staan, maar waarvan BIJ12 wél een realistische werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, laser en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan naar zo’n kansrijk, preventief middel experimenteel onderzoek laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve verjaagmaatregelen die door grondgebruikers zelf zijn ontwikkeld. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.

Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u vooraf de verwachte werking met een consulent van BIJ12 bespreken. Als u aanspraak wilt houden op een tegemoetkoming, vraag dan schriftelijke toestemming voor de inzet van het betreffende middel.

3. Soorten faunaschade

Bij verschillende gewassoorten kunnen er over het algemeen drie soorten schade aangericht worden door eenden: vraatschade, vertrapping en bevuiling.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Extra informatie

Granen (wilde eend): schade met name aan gelegerd graan, soms in combinatie met vertrappings- en of bevuilingsschade.

Granen (smient): schade aan wintergranen, soms in combinatie met bevuilingsschade en/of verslemping van de bodem.

Peulen (wilde eend): in de afrijpperiode, vaak in combinatie met bevuilingsschade en vertrappingsschade door openspringen van rijpe peulen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.2 Schade aan grasland

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.3 Schade aan vollegrondsgroenten

Extra informatie

Kool (wilde eend): boerenkool is schadegevoelig, met name bij extreme winterse weersomstandigheden.

Kool (smient): boerenkool is schadegevoelig, met name bij extreme winterse weersomstandigheden.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Wat te doen bij schade

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schade percelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.

Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer: 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4.2 Ontheffing

Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Eenden’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over team Faunazaken

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).

Bruine en zwarte ratten

Bijgewerkt op: 10 september 2024

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor bruine en zwarte ratten laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door bruine en zwarte ratten kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig vanaf november 2024

1. Inleiding

Bruine en zwarte ratten zijn algemeen voorkomende knaagdieren in Nederland. Ze zijn vooral ’s nachts actief en kunnen zich snel voortplanten. Zwarte ratten zijn over het algemeen kleiner dan bruine ratten en leven in grotere groepen. Zwarte ratten geven vaak de voorkeur aan hogere delen van gebouwen, zoals zolders en plafonds, terwijl bruine ratten zich meer op de begane grond bevinden, zoals in kelders en riolen. Deze knaagdieren kunnen schade aanrichten in en rond stallen en op erven door het vernielen van elektrische bedradingen, houtwerk en isolatiematerialen. Opgeslagen voedsel, waaronder gewassen en veevoer, kan ratten aantrekken en hun aanwezigheid op boerderijen vergroten. Hoewel er doorgaans beperkte schade aan landbouwgewassen wordt veroorzaakt, blijft het beheersen van rattenpopulaties een voortdurende uitdaging voor boeren.

2. Schade verspreid over het jaar

Tabel 1: Schade verspreid over het jaar
Overige gewassen Soort schade Diersoort Seizoen
Landbouwhuisdieren Vraatschade en predatie Bruine en zwarte rat Jaarrond
Opgeslagen ruwvoer Vraatschade en vernieling Bruine en zwarte rat Jaarrond
Opstallen erven Vernieling, bevuiling en stankoverlast Bruine en zwarte rat Jaarrond

3. Preventieve maatregelen

De maatregelen ter voorkoming van gewasschade zijn ingedeeld in drie categorieën: leefgebied ongeschikt maken, aantrekken natuurlijke vijanden en beheermaatregelen. Per maatregel wordt de ecologische effectiviteit, de praktische inzetbaarheid en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Het referentiejaar voor alle genoemde prijzen is 2024.

De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en ervaringen van agrariërs uit de praktijk. Vaak zal het nemen van een enkele maatregel schade niet kunnen voorkomen. Het wordt aanbevolen om een combinatie van maatregelen te nemen, maar ook dat biedt geen volledige garantie om schade te voorkomen.

In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores (laag, gemiddeld en hoog) geven aan hoe deze maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.

Tabel 2: Overzicht preventieve maatregelen voor bruine en zwarte ratten
MAATREGELEN ECOLOGISCHE EFFECTIVITEIT TIJDSINSPANNING AGRARIËR KOSTEN AGRARIËR
Leefgebied ongeschikt maken
Praktische inrichtingsmaatregelen (muis) Hoog Hoog Laag
Natuurlijke vijanden aantrekken
Zitpalen en nestkasten voor roofvogels Gemiddeld Laag Gemiddeld
Beheer
Vangkooien Gemiddeld Gemiddeld Laag
Klemmen Gemiddeld Gemiddeld Laag
Ondersteunend afschot Hoog Laag Laag
Rodenticiden Hoog Laag Hoog

Integraal Plaagdier Management (IPM)

Integraal Plaagdier Management (IPM) is een methode waarbij plaagdieren zoals ratten, bepaalde woelmuizen en mollen eerst op een niet-chemische manier worden bestreden voordat er naar chemische middelen wordt gegrepen, om zo de impact op het milieu, mens en dier te minimaliseren. IPM legt de nadruk op preventieve maatregelen, zoals wering en hygiëne, gevolgd door niet-chemische methoden zoals het gebruik van vallen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden slechts als laatste redmiddel ingezet, met strikte registratie van elke stap. IPM is sinds 2023 verder verfijnd, waardoor de toepassing van de meeste rodenticiden (gif) door gecertificeerde professionals verder wordt ontmoedigd. Hierdoor wordt de milieuschade en de toename van resistentie bij plaagdieren te verminderen.

De onderstaande maatregelen zijn gerangschikt op de volgorde van de IPM-methode. Dit houdt in: eerst inzetten op niet-dodelijke preventieve maatregelen voordat er wordt overgegaan op chemische bestrijding. Als bestrijdingsmaatregelen worden eerst milieuvriendelijke maatregelen toegepast, zoals vangkooien en klemmen. Alleen als voorgaande maatregelen niet effectief blijken, kan worden gebruikgemaakt van rodenticiden (door een gecertificeerde professional).

3.1 Leefgebied ongeschikt maken

De gedachte achter deze categorie maatregelen is dat ratten zich niet zullen vestigen als het potentiële leefgebied ongeschikt of onaantrekkelijk wordt gemaakt. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.1.1 Praktische inrichtingsmaatregelen

Met praktische inrichtingsmaatregelen wordt voorkomen dat ratten op het terrein komen. Denk bijvoorbeeld aan het afdekken van voer en het omspitten van mest- en hooistapels. Deze preventieve maatregelen zijn de eerste stap volgens het Integraal Plaagdier Management (IPM).

Tabel 3: Score voor leefgebied ongeschikt maken op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Leefgebied ongeschikt maken Score
Ecologische effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning agrariër Hoog
Kosten agrariër Laag

Ecologische effectiviteit

Er zijn verschillende maatregelen die kunnen voorkomen dat ratten zich in een gebied vestigen en voortplanten. Welke specifieke acties worden ondernomen, verschilt per locatie en type bedrijf. Er zijn echter enkele thema’s die in alle situaties gelden.

Een belangrijke preventieve maatregel is het handhaven van een goede hygiëne. Houd daarom agrarische gebieden schoon en georganiseerd, bijvoorbeeld door regelmatig mest en ander organisch materiaal te verwijderen, afvalcontainers schoon te maken, composthopen grondig af te sluiten, en voedselresten op te ruimen. Het is belangrijk om potentiële voedselbronnen veilig op te slaan en ontoegankelijk te maken door die op te bergen in afgesloten containers. Verwijder bovendien regelmatig gemorst voedsel en dierenresten. Een studie in Denemarken ontdekte dat automatische voedermachines meer ratten aantrekken dan handmatig voeren. Die conclusie werd toegeschreven aan de continue beschikbaarheid van voedsel bij automatische voedermachines, terwijl bij handmatig voeren een beperkte hoeveelheid voer wordt vrijgegeven die bovendien volledig wordt opgegeten door het vee. Bij het gebruik van een automatische diervoedersystemen moeten eventuele openingen worden gedicht. De diervoeder kan ook op een verhoging worden geplaatst om de toegang te bemoeilijken.

Daarnaast is het belangrijk om eventuele toegangspunten tot gebouwen en terreinen af te sluiten. Ratten kunnen kleine openingen gebruiken om toegang te krijgen tot gebouwen; het dichten van gaten en scheuren in muren en vloeren is essentieel. Ook de plaatsing van roosters of gaas over ventilatieopeningen en rioolputten kan voorkomen dat ratten binnendringen. Dierenverblijven als kippenhokken kunnen worden afgedicht met fijnmazig gaas.

Het verwijderen van rommel en het snoeien van struiken en bomen rondom gebouwen kan ook helpen om schuilplaatsen voor ratten te verminderen. Ratten nestelen voornamelijk buitenshuis. Het wordt moeilijker voor ratten om zich te verstoppen en te nestelen in een opgeruimde buitenruimte. Op agrarische terreinen zijn vooral opslag van spullen en hooi/stro erg aantrekkelijk voor ratten. Door hooi/stro afgesloten op te slaan, is het niet meer te bereiken voor de ratten.

Tot slot is regelmatig onderhoud en monitoring van gebouwen en terreinen belangrijk om vroegtijdige tekenen van een mogelijke rattenplaag op te sporen en actie te ondernemen voordat de situatie escaleert. Daarnaast kan professionele hulp worden ingezet ter bestrijding en preventie van ratten. Deze specialisten kunnen advies op maat bieden voor het desbetreffende bedrijf.

Praktische inzetbaarheid

Om ratten weg te houden is het belangrijk preventieve maatregelen te nemen. Welke maatregelen geschikt zijn, hangt af van het soort bedrijf en de bedrijfsvoering. Zorg ervoor dat alles opgeruimd en schoon is en er geen voedsel te vinden is. Daarnaast werkt het goed om mest- en hooistapels regelmatig om te spitten, zodat plantenresten niet bovenop blijven liggen. Opgestapeld hout, stro, pellets en stenen kunnen voor ratten een schuilplek zijn. Het is daarom verstandig om die materialen zo veel mogelijk op te ruimen. Bovendien zorgt het dichten van gaten in muren van gebouwen ervoor dat ratten geen toegang hebben. Wanneer deze preventieve maatregelen niet lijken te helpen, kunt u advies opvragen bij rattenbestrijders over eventuele vervolgstappen ter bestrijding en preventie voor een individueel bedrijf.

De tijdsinvestering voor deze preventieve maatregelen kan variëren van enkele uren tot een dag per week, afhankelijk van de grootte van het terrein en de frequentie van onderhoud. Kosten kunnen onder meer arbeidskosten omvatten, met variaties van enkele honderden tot duizenden euro’s per jaar. De uiteindelijke kosten zijn afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de noodzaak van professionele hulp of materialen.

Deze preventieve maatregelen kunnen het hele jaar worden ingezet. Het zal enige tijdsinspanning vergen, maar hierdoor blijft het bedrijf opgeruimd en wordt de omgeving minder aantrekkelijk voor ratten. Bovendien helpen dit soort maatregelen om rattenpopulaties op de lange termijn beter onder controle te houden.

3.2 Natuurlijke vijanden aantrekken

De gedachte achter deze categorie maatregelen is dat door de aanwezigheid van natuurlijke vijanden veel plaagdieren naar een ander gebied zullen trekken. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.2.1 Zitpalen en nestkasten voor roofvogels

Er kunnen zitpalen en nestkasten voor roofvogels worden geplaatst op het perceel. De aanwezigheid van een natuurlijke vijand kan namelijk voor veel dieren voldoende zijn om hun heil elders te gaan zoeken. Deze methode dient in combinatie met andere maatregelen te worden ingezet, omdat de aanwezigheid van roofvogels vaak onzeker blijft.

Tabel 4: Score voor zitpalen en nestkasten roofvogels op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Zitpalen en nestkasten roofvogels Score
Ecologische effectiviteit Gemiddeld
Tijdsinspanning agrariër Laag
Kosten agrariër Gemiddeld
Figuur 1: Zitpalen en nestkasten voor roofvogels tegen bruine en zwarte ratten

Figuur 1: Zitpalen en nestkasten voor roofvogels tegen bruine en zwarte ratten

Ecologische effectiviteit

De aanwezigheid van roofvogels maakt een gebied minder aantrekkelijk voor prooidieren, waaronder ratten. Verscheidene studies tonen de potentie van deze biologische bestrijdingsvorm. Roofvogels jagen voornamelijk op de jonge ratten, maar grotere roofvogels kunnen ook volwassen individuen vangen. Het vangen van jonge individuen helpt in de beheersing van een rattenpopulatie. De plaatsing van zitpalen en/of nestkasten kan roofvogels aantrekken, maar dit biedt geen garanties. Daarnaast zijn roofvogels niet continu of elk seizoen aanwezig, waardoor bij afwezigheid van roofvogels de ratten zullen terugkeren. Het is daarom lastig om de duur en effectiviteit van deze maatregel te bepalen.

Grondgebruikers moeten bij de aantrekking van roofvogels rekening houden met weidevogels in het gebied. Roofvogels kunnen namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (predatie).

Het aantrekken van roofvogels kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen, zoals duiven, meeuwen, muizen, kleine zangvogels, koeten, eenden en kraaiachtigen.

Deze maatregel moet altijd worden gecombineerd met akoestische of overige verjaagmiddelen, omdat de plaatsing van zitpalen geen garantie biedt op het aantrekken van roofvogels. Deze methode mag echter nooit worden gecombineerd met rodenticiden; als ratten rodenticiden consumeren en vervolgens ten prooi vallen aan roofdieren, zullen de chemische stoffen door de hele voedselketen worden verspreid en kunnen veel organismen worden geschaad.

Praktische inzetbaarheid

Roofvogels kunnen worden aangetrokken met zitpalen en nestkasten. Een zitpaal bestaat uit een paal van ongeveer 4 meter hoog (diameter rond de 10 centimeter) met aan de bovenzijde een horizontale zitstok van hardhout (110 centimeter, bij 4 centimeter, bij 4 centimeter). De zitstok en de paal worden aan elkaar bevestigd met schuine schrootjes. De palen moeten minimaal 80 centimeter in de grond worden geplaatst om stabiliteit te garanderen.

In plaats van zitpalen voor roofvogels kunt u ook nestkasten voor torenvalken ophangen. Ook de plaatsing van uilenkasten kan nuttig zijn om schade door ratten te beperken. De nestkast voor torenvalken kunt u het best op een paal in een open veld plaatsen. De nestkasten voor andere uilen hebben beschutting van een boom of gebouw nodig.

Zitpalen en nestkasten voor roofvogels kunnen worden ingezet op alle landgebruiksvormen waar roofvogels kunnen voorkomen. Het is verstandig om eerst te onderzoeken of het wenselijk is dat roofvogels worden aangetrokken met het oog op de landgebruiksvorm. In sommige gevallen zijn roofvogels niet welkom in verband met de instandhouding van weidevogelpopulaties. Het installeren van zitpalen en nestkasten kost ongeveer een half uur per paal of kast. Zorg ervoor dat de nestkasten op minimaal 6 meter hoogte worden vastgezet aan een boom of paal.

Een acaciahouten zitpaal kost ongeveer €150 tot €200 per stuk. U kunt ook zelf een zitpaal maken, zodat de kosten een stuk lager uitvallen. Acaciahouten zitpalen kunnen tientallen jaren meegaan en vergen geen onderhoud wanneer die op correcte wijze zijn geplaatst. Nestkasten kunt u aanschaffen voor rond €100 of zelf maken.

De zitpalen en nestkasten kunnen het hele jaar blijven staan. Houd er rekening mee dat roofvogels eventuele ongewenste (schrik)effecten bij mensen kunnen veroorzaken.

3.3 Beheermaatregelen

Beheermaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te doden. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

Integraal Plaagdier Management (IPM)

Integraal Plaagdier Management (IPM) is een methode waarbij plaagdieren zoals ratten, bepaalde woelmuizen en mollen eerst op een niet-chemische manier worden bestreden voordat er naar chemische middelen wordt gegrepen, om zo de impact op het milieu, mens en dier te minimaliseren. IPM legt de nadruk op preventieve maatregelen, zoals wering en hygiëne, gevolgd door niet-chemische methoden zoals het gebruik van vallen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden slechts als laatste redmiddel ingezet, met strikte registratie van elke stap. IPM is sinds 2023 verder verfijnd, waardoor de toepassing van de meeste rodenticiden (gif) door gecertificeerde professionals verder wordt ontmoedigd. Hierdoor wordt de milieuschade en de toename van resistentie bij plaagdieren te verminderen.

3.3.1 Vangkooien

Vangkooien worden gebruikt om ratten levend te vangen. De ratten worden gelokt met een aas, waarna de deuren van de kooi dichtslaan als het dier op een tredplaat stapt.

Tabel 5: Score voor vangkooien op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Vangkooi Score
Ecologische effectiviteit Gemiddeld
Tijdsinspanning agrariër Gemiddeld
Kosten agrariër Laag
Figuur 2: Vangkooien tegen bruine en zwarte ratten

Figuur 2: Vangkooien tegen bruine en zwarte ratten

Ecologische effectiviteit

Vangkooien vangen ratten levend, waarna de dieren elders kunnen worden uitgezet of worden gedood. Er zijn verschillende formaten vangkooien beschikbaar voor ratten van diverse omvang. Deze maatregel is alleen effectief bij een kleinschalige plaag, omdat er een val per rat nodig is en deze methode te arbeidsintensief is voor grootschalige plagen. Deze maatregel is slechts voor korte periode effectief, omdat nieuwe ratten worden aangetrokken zolang het leefgebied geschikt blijft.

De vallen moeten regelmatig worden gecontroleerd, zodat de gevangen rat zich niet kan verwonden of mogelijk alsnog kan ontsnappen (dierenwelzijn). Ratten zijn bovendien intelligente, sociale dieren en zijn in staat om te leren van de ervaringen van hun groepsgenoten. Hierdoor kunnen niet-gevangen ratten mogelijk profiteren van de ervaringen van gevangen ratten, wat kan resulteren in verminderde effectiviteit na verloop van tijd. Dit effect wordt verminderd door de kooien vroegtijdig te legen. Bij het uitzetten van gevangen ratten wordt geadviseerd deze minimaal 3 kilometer verderop uit te zetten, zodat ze hun weg niet terugvinden.

De plaatsing van kooien moet gebeuren op plekken waar ratten regelmatig komen, zoals langs hun looproutes of in de directe omgeving van hun rust- of verblijfplaats. De optimale plaatsing van de val verschilt per rattensoort: bruine ratten worden vaker op de grond aangetroffen en zwarte ratten verplaatsen zich vaak via hoger gelegen plaatsen. Tot slot kan het gebruik van lokaas de vangkans vergroten.

Deze vangkooien kunnen mogelijk andere zoogdieren en vogels vangen. De gebruiker dient hierop te letten, omdat er incidenteel ook beschermde soorten kunnen worden gevangen. Dit is niet toegestaan. Deze maatregel is effectief bij een kleine plaag/bestrijding van enkele individuen. Bij een grootschalige plaag moet deze methode worden gecombineerd met andere beheersmaatregelen, zoals het ongeschikt maken van het leefgebied. Door de toepassing van een dergelijke preventieve maatregel, kunnen in de loop der tijd vangkooien niet meer nodig zijn.

Praktische inzetbaarheid

Er zijn verschillende typen vangkooien. Een bekend type val heeft één of twee deuren die dichtslaan als het dier op een tredplaat met lokaas stapt. De meeste vangkooien voor het vangen van ratten berusten op een dergelijk principe. De vangkooien moeten worden geplaatst op een plek waar ratten lopen, bijvoorbeeld bij een muur. Draag handschoenen bij het plaatsen zodat er geen mensengeur aan komt. Zet het vangmechanisme op spanning en leg een lokaas (pindakaas of hazelnootpasta) op de tredplaat. Wanneer de ratten zijn gevangen, kunnen ze op een humane manier worden afgemaakt of ergens anders worden vrijgelaten. Het wordt aangeraden om de dieren op een plek vrij te laten waar ze geen overlast veroorzaken, liefst op minimaal 3 kilometer afstand van de vangplek zodat ze niet zullen terugkeren.

Het kost met name tijd om de vangkooien na te lopen, dat moet minimaal eens per dag gebeuren. Daarnaast kost het (ver)plaatsen van de vangkooi een paar minuten per keer.

De aanschafprijs voor een vangkooi voor ratten varieert van €10 tot €40. Vaak zijn de duurdere vangkooien van een betere en duurzamere kwaliteit en hebben die vaak twee ingangen. De levensduur van een vangkooi varieert afhankelijk van uiteenlopende factoren, zoals materiaal, kwaliteit van de constructie, onderhoud, gebruiksomstandigheden en frequentie van gebruik. Het wordt aanbevolen om een metalen vangkooi van goede kwaliteit te gebruiken, die regelmatig wordt onderhouden en binnen wordt opgeslagen om de levensduur te verlengen.

Een voordeel van de vangkooi is dat er geen ongewenste effecten zijn op huisdieren en mensen. Als er per ongeluk andere dieren worden gevangen, kunnen deze weer worden vrijgelaten. Omwonenden zouden kunnen aangeven dat ze het niet wenselijk vinden dat de ratten worden gevangen. Zolang de kooien regelmatig worden nagekeken en de ratten ergens anders worden vrijgelaten, is dit een redelijk diervriendelijke methode.

Wet- en regelgeving

Er geldt een wettelijk verbod op het gebruik van vangkooien. Hiervan kan worden afgeweken door middel van een maatwerkregel (provinciale verordening) of maatwerkvoorschrift (bijvoorbeeld een omgevingsvergunningsvoorschrift).

Ratten mogen volgens de algemene zorgplicht en de Wet dieren niet zinloos worden gedood, mishandeld, verstoord of gevangen. De bestrijding mag dus alleen plaatsvinden indien er zich een plaag voordoet op eigen grondgebied.

3.3.2 Klemmen

Klemmen kunnen worden ingezet om individuele ratten te doden. De metalen klem wordt onder spanning gezet met lokaas. Zodra er een rat tegenaan loopt, klapt de klem dicht en komt het diertje om het leven. Gebruik deze maatregel alleen wanneer het hoogst noodzakelijk is en de diervriendelijke maatregelen onvoldoende hebben gewerkt.

Tabel 6: Score voor klemmen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Klemmen Score
Ecologische effectiviteit Gemiddeld
Tijdsinspanning Gemiddeld
Kosten agrariër Laag

Ecologische effectiviteit

Ratten worden met klemmen gevangen en gedood. Deze maatregel is slechts voor een korte periode effectief. Zolang het gebied geschikt blijft voor ratten, zal het aantrekkelijk blijven om (terug) te keren. De klemmethode is alleen effectief bij een kleinschalige plaag, omdat er een klem per rat nodig is en dat is te arbeidsintensief voor grootschalige plagen. Bovendien moeten de klemmen regelmatig worden geleegd. Ratten zijn intelligente, sociale dieren die leren van de ervaringen van hun soortgenoten. Hierdoor kunnen niet-gevangen ratten mogelijk profiteren van de ervaringen van gevangen ratten, waardoor de effectiviteit van klemmen na verloop van tijd kan afnemen. Dit effect kan worden verminderd door de klemmen regelmatig te controleren en te legen. De effectiviteit van klemmen is afhankelijk van het materiaal; klemmen van natuurlijke materialen, zoals hout, worden eerder vertrouwd en zijn dus effectiever. Het gebruik van open klemmen, waarbij ratten hun kop niet in een gesloten constructie hoeven te steken, wordt aanbevolen. Er kan ook worden gekozen voor ‘pre-baiting’, waarbij de klemmen wel worden geplaatst, eventueel met lokstof, maar nog niet op spanning worden gebracht. De dieren raken op die manier vertrouwd met de klem en locatie, waardoor de vangkans bij ingebruikname wordt vergroot.

De plaatsing van klemmen moet gebeuren op plekken waar ratten regelmatig komen, zoals langs hun looproutes of in de directe omgeving van hun rust- of verblijfplaats. De optimale plaatsing van de val verschilt per rattensoort: bruine ratten worden vaker op de grond aangetroffen en zwarte ratten verplaatsen zich vaak via hoger gelegen plaatsen. Tot slot kan het gebruik van lokaas de vangkans vergroten.

Klemmen zijn geen diervriendelijke maatregel en kunnen ook andere dieren vangen of verwonden, zoals muizen, egels en (huis)katten. Deze maatregel is effectief bij een kleine plaag/bestrijding van enkele individuen. Bij een grootschalige plaag moet deze methode worden gecombineerd met andere beheersmaatregelen, zoals het ongeschikt maken van het leefgebied. Door de toepassing van een dergelijke preventieve maatregel, kunnen in de loop der tijd klemmen niet meer nodig zijn.

Praktische inzetbaarheid

Er kunnen klemmen worden ingezet bij de bestrijding van ratten. Door deze maatregel komt er een individueel dier om het leven. De klem bestaat uit een (houten) plank met daarop een slagbalk aan een veer. De balk klapt omlaag als de rat het triggerplateau raakt. Op het triggerplateau ligt lokaas.

De klemmen moeten worden geplaatst op plekken waar de ratten lopen. Ratten lopen vaak langs muren en andere beschutte omgevingen. Draag bij het plaatsen ter bescherming dikke handschoenen. Hiermee voorkom u bovendien dat er mensengeur aan de klemmen blijft hangen. Leg lokaas op het triggerplateau en zet de val op scherp. U kunt hiervoor professioneel lokaas aanschaffen, maar pindakaas of hazelnootpasta voldoet ook. Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing van de klemmen om de werking te garanderen.

Laat de klemmen ongeveer een week op dezelfde plek staan alvorens te verplaatsen, indien er niets wordt gevangen. Controleer de klemmen dagelijks en ruim de getroffen beestjes op. Zorg ervoor dat de klem goed werkt zodat de rat op slag dood is en geen langzame, pijnlijke dood sterft.

De plaatsing van klemmen is redelijk simpel en zal enkele minuten per klem in beslag nemen. Eventuele verdere tijdsbesteding bestaat uit een dagelijkse controle van de klemmen en een eventuele verplaatsing.

De klemmen kosten tussen de €3 tot €10 per stuk. Het verschil tussen goedkopere en duurdere klemmen kan variëren op basis van factoren, zoals materiaalkwaliteit, constructie, effectiviteit en duurzaamheid, waarbij duurdere varianten doorgaans gemaakt zijn van hoogwaardige materialen, een robuuster ontwerp hebben en geavanceerdere vangmechanismen bieden. De klemmen kunnen worden hergebruikt en gaan jaren mee.

De klemmen kunnen gevaarlijk zijn voor andere dieren en mensen, zorg er daarom voor dat de toegang wordt bemoeilijkt. Daarnaast kan de installateur gewond raken als de klem dichtklapt. Het is belangrijk om voorzorgsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de klemmen buiten het bereik van (spelende) kinderen, huisdieren en eventuele voetgangers op te stellen. Volg bij de installatie de instructies van de fabrikant en draag beschermende handschoenen.

Wet- en regelgeving

Het gebruik van klemmen is in beginsel verboden. Het gebruik ervan is slechts toegestaan als de klemmen uitsluitend geschikt en bestemd zijn voor het vangen zwarte of bruine ratten (artikel 11.72 lid 1 onder b Bal).

3.3.3 Ondersteunend afschot

Afschot wordt vaak uitgevoerd met behulp van PCP-luchtdrukwapens. Deze methode kan bij grotere rattenplagen relatief snel veel ratten doden, waarbij het gebruik van gif wordt vermeden en de dieren relatief humaan worden gedood. Het is van belang om afschot te integreren in een bredere IPM-strategie voor effectieve plaagbestrijding. Deze maatregel wordt bijna altijd uitgevoerd door professionals, maar met de juiste certificatie en omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit kunt u deze methode ook zelf uitvoeren.

Tabel 7: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Ondersteunend afschot Score
Ecologische effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning agrariër Laag
Kosten agrariër Laag

Ecologische effectiviteit

Het afschieten van ratten is een effectieve manier om schade te verminderen. Het is echter onbekend hoe lang deze maatregel effectief blijft. De effectiviteit is afhankelijk van de populatiegrootte, de inzet van preventieve maatregelen en de mate van afschot. Deze maatregel is echter niet voor onbepaalde tijd effectief. Zolang het perceel/gebied geschikt blijft voor ratten, zal het voor deze dieren aantrekkelijk zijn om (terug) te keren. Er kunnen afhankelijk van de locatie en geldende regelingen verschillende wapens worden ingezet, zoals een luchtdrukgeweer, gasdrukwapen of vuurwapen. Voor alle wapens geldt dat het kaliber voldoende energie dient te hebben om de dieren in één klap te doden, zodat (onnodig) lijden wordt voorkomen.

Ondersteunend afschot werkt op erfniveau, maar kan op de schaal van meerdere bedrijven of zelfs regio’s worden gericht. De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van ondersteunend afschot als er weidevogels in het gebied zitten. Ondersteunend afschot kan namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (geluidsoverlast en schrikreactie).

Het toepassen van ondersteunend afschot kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen, zoals duiven, koeten, zwanen, kraaiachtigen, eenden en meeuwen.

Verjaging met ondersteunend afschot is waarschijnlijk effectiever dan verjaging zonder afschot. Afschot kan worden gecombineerd met andere maatregelen, waarbij het ongeschikt maken van het leefgebied wordt geadviseerd als preventieve maatregel voor de langere termijn.

Praktische inzetbaarheid

In de praktijk kan afschot handmatig worden uitgevoerd of met speciale geweren voor ongediertebestrijding. Vaak wordt er gebruikgemaakt van een PCP-luchtdrukwapen (Pre-Charged Pneumatic), dat werkt door middel van perslucht. Deze krachtige en nauwkeurige wapens zijn geschikt voor het afschieten van ratten tijdens plaagbestrijding en zullen de dieren direct doden. Het pistool kan worden gebruikt in combinatie met nachtzichtapparatuur met warmtebeelden om de ratten op te sporen.

Het luchtdrukwapen kan worden toegepast op alle soorten landgebruiksvormen. De tijdsinspanning kan variëren van enkele uren tot meerdere dagen per jaar, afhankelijk van de ernst van de plaag en de omvang van het gebied. Vaak wordt deze maatregel in de avond uitgevoerd, als ratten actief zijn.

De kosten voor het inhuren van een extern bedrijf hangt af van de grootte van de plaag en de specifieke situatie. Een PCP-luchtdrukwapen kost tussen de €800 en €2.000, afhankelijk van het model. Het gebruik van vuurwapens brengt echter risico’s met zich mee, zoals letsel of schade aan eigendommen, en vereist strikte naleving van veiligheidsvoorschriften en regelgeving. Bovendien kan het mogelijke schrikreacties veroorzaken van weidend vee.

Afschot kan het hele jaar door worden toegepast, maar de effectiviteit varieert afhankelijk van het seizoen en de activiteit van de ratten. Het correct en veilig gebruik van vuurwapens voor ongediertebestrijding vereist training en expertise, naast een grondige kennis van de wet- en regelgeving met betrekking tot het gebruik van vuurwapens in de desbetreffende regio.

Wet- en regelgeving

Het gebruik van een geweer voor het bestrijden van de zwarte rat en de bruine rat is toegestaan, zolang het geweer en de munitie voldoen aan de eisen die in het Bal worden gesteld (zie: art. 11.75 lid 1 en onder d. van het Bal). Deze eisen (zie: art. 11.79 e.v. van het Bal) zijn echter van toepassing op het hagelgeweer en het kogelgeweer, terwijl voor ratten vaak gebruik wordt gemaakt van een luchtdrukwapen. De provincie kan individueel per maatwerkvoorschrift of generiek per maatwerkregel (artikelen 11.29, tweede lid, en 11.31, tweede lid, van het Bal) het gebruik van het luchtdrukgeweer voor het doden van dieren toestaan.

Voor het gebruik van een luchtdrukwapen voor het doden van ratten is altijd toestemming vanuit de provincie noodzakelijk. Dit geldt ook voor het (mogelijk aanvullend) gebruik van nachtkijkapparatuur, want ook dit is in beginsel verboden. Daarnaast moet er toestemming worden verleend door de grondgebruiker.

3.3.4 Rodenticiden

Rodenticiden zijn dodelijke chemische stoffen en zijn inzetbaar als laatste redmiddel voor knaagdierbestrijding in de landbouw. Het mag alleen door gecertificeerde bedrijven en agrariërs met een KBA-licentie volgens de IPM-normen worden toegepast.

Tabel 8: Score voor rodenticiden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Rodenticiden Score
Ecologische effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning agrariër Laag
Kosten agrariër Hoog

Ecologische effectiviteit

De werkzame stoffen in rodenticiden hebben negatieve effecten op de gehele voedselketen. Roofdieren en aaseters die dode ratten met resten van rodenticiden eten, nemen deze schadelijke stoffen namelijk op, soms met fatale gevolgen. Insecten, vogels of andere zoogdieren kunnen de schadelijke stoffen ook via andere wegen binnen krijgen. Rodenticiden werden in het verleden zo veel gebruikt dat het ongedierte immuniteit verkreeg en het middel op grote schaal steeds minder effectief werd. Deze maatregel heeft daarom niet de voorkeur.

Rodenticiden kunnen negatieve effecten hebben op andere zoogdieren, vogels en insecten. Wanneer deze maatregel veelvuldig en langdurig wordt ingezet, treedt een vorm van gewenning en herkenning op. Deze maatregel dient daarom gecombineerd te worden met het ongeschikt maken van het leefgebied van ratten.

Praktische inzetbaarheid

Rodenticiden zijn chemische stoffen bedoeld om knaagdieren te doden. Het gebruik van rodenticiden kan echter leiden tot ongewenste effecten, zoals secundaire vergiftiging van andere dieren die de dode of verzwakte knaagdieren verorberen. Het is belangrijk om deze stoffen verantwoordelijk en volgens de instructies te gebruiken om onbedoelde schade te voorkomen. Rodenticiden mogen alleen als laatste redmiddel worden ingezet. De toepassing van rodenticiden is dus alleen relevant voor agrarische bedrijven en landbouwgebieden waar knaagdieren een risico vormen en geen andere maatregel voldoende heeft gewerkt.

Voor het bestrijden met rodenticiden voeren uitvoerende bedrijven eerst een grondige inspectie uit om het rattenprobleem in kaart te brengen. Vervolgens worden de rodenticiden op strategische plekken geplaatst, waarbij de hoeveelheid en frequentie zorgvuldig worden afgestemd. De situatie wordt nauwlettend gemonitord en, indien nodig, aangepast. Dode ratten worden snel verwijderd (met handschoenen) om risico’s te beperken.

De tijdsinspanning voor het gebruik van rodenticiden door een bedrijf varieert afhankelijk van de omvang van het landbouwgebied en de omvang van het probleem. Een extern bedrijf zal onder meer de voorbereiding, toepassing en monitoring uitvoeren, waardoor de tijdsinvestering enkele uren tot dagen per hectare kan bedragen. De kosten voor het toepassen van rodenticiden kunnen variëren en zijn afhankelijk van het bedrijf, het specifieke product en de hoeveelheid die nodig is. Vaak liggen de kosten minimaal rond de €150 tot €200. De kosten voor het behalen van een IPM-KBA-licentie liggen rond de €300. De bijkomende kosten om rodenticiden te mogen gebruiken bedragen ongeveer €800 per jaar.

Het gebruik van rodenticiden kan potentieel ongewenste effecten hebben op mensen, vooral als de producten niet correct worden gebruikt of opgeslagen. Daarom is het essentieel om strikte veiligheidsmaatregelen te volgen.

Rodenticiden kunnen het hele jaar door worden ingezet, afhankelijk van de aanwezigheid en schade van knaagdieren. Om rodenticiden veilig en effectief te gebruiken is er een zekere mate van kennis nodig. Het is belangrijk om de juiste doseringen toe te passen en de producten op een verantwoorde manier te gebruiken om onbedoelde schade te voorkomen.

Wet- en regelgeving

Het is vanaf 1 januari 2023 verplicht om de licentie IPM-KBA (Integrated Pest Management) te bezitten als een agrariër op eigen bedrijf gebruik wil maken van rodenticiden bij de bestrijding van ratten (binnen en buiten). Het gebruik van rodenticiden mag alleen als laatste redmiddel worden ingezet en moet worden geregistreerd en onderbouwd.

4. Algemene juridische opmerkingen

Enkele algemene juridische opmerkingen rond het toepassen van preventieve middelen ter voorkoming van faunaschade

Er geldt een eigen verantwoordelijkheid voor het voorkomen of beperken van faunaschade aan eigendommen, gewassen of vee. Om voor een tegemoetkoming in faunaschade in aanmerking te komen, is het nemen van niet-dodelijke preventieve maatregelen daarom in de meeste gevallen vereist. In de Faunaschade PreventieKit voor verschillende diersoorten leest u hier meer over. Soms valt onder deze preventieplicht ook het doden van dieren. Het vangen en doden van beschermde dieren is in veel gevallen omgevingsvergunningplichtig. Soms geldt voor een specifieke soort binnen de provincie een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de provinciale omgevingsverordening. Het is steeds van belang om te onderzoeken of een soort op grond van een dergelijke regel mag worden gevangen of gedood, of dat sprake is van een omgevingsvergunningsplicht.

___________________________________________________________________

Verjaging en verstoring nabij natuurgebieden

Op de Informatiekaart Natuur (IKN) op de website van BIJ12 is veel informatie te vinden over waar (beschermde natuurgebieden liggen en welke beperkingen daar gelden. Hier kun je bijvoorbeeld de ligging van ganzenrust- en foerageergebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) of Natura2000-gebieden aantreffen. Ook informatie over no-fly-zones voor drones is daar gepubliceerd. Actieve verstoring door verjaging met ondersteunend afschot, of gebruik van verstorende middelen kan omgevingsvergunningplichtig zijn in of nabij Natura 2000-gebieden. Hiernaar moet onderzoek worden gedaan door degene die de activiteit wil verrichten.