Structuur
Windwerking, verstuiving en begrazing kunnen in het beheertype ‘open duin’ tot een rijke structuurvariatie leiden, met een afwisseling van lage mos- en korstmosrijke vegetaties, grazige vegetaties, kruidenrijke duingraslanden, zoomvegetaties, ruigte en laag struweel. Door deze afwisseling biedt het beheertype plaats aan diverse planten-, mos- en diersoorten. Dit beheertype bestaat voor minimaal 20% uit kale bodem en/of pioniervegetaties van stuivend zand zoals mos- en korstmosrijke buntgrasvegetaties. De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden:
N08.02 Open duin – Structuur
Structuurelement |
Min. % |
Max. % |
Kale bodem en/of open pioniervegetatie |
20 |
60 |
Gesloten lage vegetaties, grassen, zeggen en kruiden |
20 |
60 |
Hoog gras en kruiden (>40 cm) |
5 |
20 |
Ruigte |
5 |
20 |
Laag struweel, niet gedomineerd door heide (<2 m) |
1 |
20 |
Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruwelen |
1 |
30 |
Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) |
1 |
10 |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien 5-7 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn, waarvan in ieder geval een korte gesloten gras- en kruidenvegetatie.
- “Midden”: indien 3-4 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn of indien meer structuurelementen aanwezig zijn, maar niet aan de criteria van klasse “Hoog” voldaan is.
- “Laag”: indien 0-2 kwalificerend structuurelement aanwezig is.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:
N08.02 Open duin – Flora en fauna
Soortgroep |
Soorten |
Planten: |
bitterkruidbremraap, blauwe bremraap, blauwe zeedistel, bleek schildzaad, buntgras, duinaveruit, duinlangbaardgras, duinteunisbloem, Duits viltkruid, echt bitterkruid, geelhartje, gelobde maanvaren, glad parelzaad, harlekijn, hazenpootje, herfstschroeforchis, hondskruid, hondsviooltje, kegelsilene, klavervreter, klein wintergroen, kleine ruit, kleine rupsklaver, kruisbladgentiaan, liggende asperge, nachtsilene, oorsilene, rond wintergroen, rozenkransje, ruwe klaver, scherpkruid, sierlijke vetmuur, smal fakkelgras, stijve wolfsmelk, tengere distel, torenkruid, vals muizenoor, verfbrem, vierrijige ogentroost, walstrobremraap, welriekende salomonszegel, wilde averuit, wondklaver, zandhaver, zandviooltje, zeewolfsmelk, zilverhaver, zwenkdravik |
Broedvogels: |
bergeend, blauwe kiekendief, braamsluiper, eider, graspieper, grauwe klauwier, kneu, nachtegaal, paapje, roodborsttapuit, tapuit, veldleeuwerik, velduil, wulp |
Dagvlinders & sprinkhanen: |
aardbeivlinder, blauwvleugelsprinkhaan, bruin blauwtje, duinparelmoervlinder, duinsabelsprinkhaan, grote parelmoervlinder, heivlinder, kleine parelmoervlinder, kommavlinder |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 12 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 7 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en elke soortgroep vertegenwoordigd is.
- “Midden”: indien 7-12 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
De beoordeling van abiotische condities wordt gedaan op basis van de interne water- en milieuconditie (standplaatsfactoren). Wanneer externe beïnvloeding beter, respectievelijk slechter scoort, wordt het eindoordeel 1 punt/klasse naar boven of beneden bijgesteld.
a) Standplaatsfactoren
De plaatselijk zeer droge bodem en het zeer warme microklimaat zijn karakteristiek voor open duinen. De range van grondwaterstanden is groot. Ze bevindt zich tussen enkele centimeters tot twee meter onder het maaiveld.
De zuurgraad van open duin heeft een vrij groot bereik, maar in goed ontwikkelde situaties komt de pH niet beneden de 5,0.
Open duinen zijn doorgaans (matig) voedselarme systemen. Onder optimale omstandigheden bevindt de voedselrijkdom zich tussen oligotroof en mesotroof. In de Duindoornstruwelen kan de trofiegraad oplopen tot zwak eutroof.
Het duinzand van open duinen raakt geleidelijk ontkalkt door verzuring en uitloging; dit is een natuurlijk proces. De ontkalking is een gevolg van productie van organische zuren door planten en organisch materiaal. Vervolgens lost de kalk op in dit zure bodemvocht en spoelt daarna de uit met het regenwater, maar ook door wegzijging van regenwater. Vanaf dat moment zal er verzuring op gaan treden. Hoe snel dit proces verloopt is afhankelijk van meerdere natuurlijke factoren:
- De hoogte van het kalkgehalte in het zand is van groot belang. Grofweg kan gesteld worden dat de vastelandduinen ten zuiden van Bergen relatief veel kalk bevatten.
- De wind in open duingebieden legt in stuifkuilen nog niet ontkalkt zand bloot en verspreidt nog kalkhoudend zand over het oppervlakkig ontkalkte zand. De duinen direct aan de kust staan onder grote invloed van de wind. Ook zeeschuim (saltspray) dat de duinen in waait is een bron van bufferstoffen in de zeereep.
Verzurende neerslag onder invloed van luchtvervuiling (ook door stikstofdepositie), versnelt het ontkalkingsproces. Vaak treedt oppervlakkige verzuring op, waarbij de pH in de bovenste 10 cm van de bodem vrij ver kan dalen. In de (diepere) ondergrond blijft de pH wel op peil, waardoor een vrij grote verticale gradiënt in zuurgraad kan ontstaan. Dit heeft vaak zijn weerslag in de vegetatie, waar kalkminnende soorten naast acidofiele soorten voor kunnen komen.
Onder natuurlijke omstandigheden is de successie in het open duin een langzaam proces, maar met grotere nutriëntbeschikbaarheid wordt deze successie versneld. Daardoor treedt vergrassing (op duingraslanden) en vermossing (op open zand en schaars begroeide pioniersituaties) van open duinen op. Zolang het duinzand nauwelijks humus bevat, is het vermogen vocht en voedingsstoffen vast te houden gering. Mede door luchtvervuiling zijn veel open duinen de afgelopen decennia verruigd.
N08.02 Open duin. Ranges waarbij voor open duin kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor zuurgraad (pH) en voedselrijkdom
N08.02 Open duin. Ranges waarbij voor open duin kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor zuurgraad (pH) (rood is laag, oranje/geel is laag tot midden, groen is hoog) en voedselrijkdom (van zeer voedselarm (geel) tot uiterst voedselrijk (rood))
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minstens 50% van de oppervlakte zich voor zuurgraad en voedselrijkdom, op dezelfde locatie, binnen het bereik voor “Hoog” ontwikkeld bevindt.
- “Midden”: indien niet voldaan wordt aan “Hoog” en minstens 50% van de oppervlakte voor zuurgraad en voedselrijkdom zich, op dezelfde locatie, minimaal binnen het bereik voor “Midden” bevindt.
- Slecht: indien aan bovenstaande criteria niet wordt voldaan.
b) Externe beïnvloeding
N08.02 Open duin – Stikstofdepositie *
|
Hoog |
Midden |
Laag |
Stikstofdepositie* |
< 10 kg N ha-1 y-1
<770 mol N ha-1 y-1 |
10 – 20 kg N ha-1 y-1
770-1420 mol N ha-1 y-1 |
> 20 kg N ha-1 y-1
> 1420 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor Witte duinen (20 kg) en Grijze duinen (10,8-17,4 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg 2008).
Ruimtelijke condities
N08.02 Open duin – Ruimtelijke condities
Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang |
>100 ha |
10 – 100 ha |
5-10 ha |
< 5 ha |
Verbonden met (afstand max. 30 meter) ondersteunende beheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Hoog |
Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere duingebieden* |
Hoog |
Hoog |
Midden |
Laag |
Geïsoleerd |
Hoog |
Midden |
Laag |
Laag |
* Hier worden, naast open duin, de volgende beheertypen onder verstaan: N01.02 Duin- en kwelderlandschap, N08.01 Strand en embryonaal duin, N08.03 Vochtige duinvallei, N08.04 Duinheide en N15.01 Duinbos
Monitoring
N08.02 Open duin – Monitoring
Parameter |
Methode |
Frequentie |
Structuurelementen |
Bepaling bedekking |
6 jaar |
Planten |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Broedvogels |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Dagvlinders & Sprinkhanen |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Bepaling abiotiek |
Diverse methoden |
6 jaar |
Stikstofdepositie |
Opvragen stikstofdepositie |
6 jaar |
Vegetatie |
Vegetatiekartering |
12 jaar |
Ruimtelijke condities |
GIS-analyse en veldwaarneming |
6 jaar |