Kenmerken: slanke warmgekleurde zangvogel (tegenhanger van bij boerderijen algemene witte kwikstaart), meestal op de grond voedsel zoekend met voortdurend wippende staart.
Wanneer aanwezig: april tot begin oktober (broeden: mei-juli). Overwintert in Afrika.
Habitatvoorkeur: open landbouwgebieden.
Voedsel zomer en trektijd: insecten (oude en jonge vogels).
Foerageermethode: zoekt voedsel op de grond (in weilanden graag achter koeien) of in kort fladdervluchtje.
Broedhabitat: open akkerland (granen, koolzaad, aardappel, biet) en vochtige graslanden. Onder gunstige omstandigheden vaak enkele paren in elkaars nabijheid broedend. Broedt op de grond, vermijdt bomen, hoge struiken en gebouwen. Broedperiode: eind april-half juli. Eileg vanaf eind april, vooral in mei-begin juni.
Aantal broedsels: 1-2, aantal eieren 4-6, broedduur 12-14 dagen, nestjongenperiode 10-13 dagen.
Komt voor in/op
Open grasland, open akkerland.
Periode
Mei-juli.
Doelsoortspecifieke terreinkenmerken
Broedseizoen (mei-juli)
Nestgelegenheid:
Nestelt in graslanden verscholen onder pollen of in dichte vegetatie, vaak in ondiep kuiltje.
Vegetatie met afwisselende hoogte en een open structuur is ideaal in verband met voedsel zoeken.
Uitkijkposten vanaf weidepaaltjes of hogere vegetatiestengels.
Broedseizoen (mei-juli)
Voedsel:
Insectenrijkdom in open weidelandschappen is essentieel. Aanwezigheid van enig vee (koeien, paarden) waarschijnlijk gunstig (variatie in vegetatiestructuur, insecten op uitwerpselen).
Voedsel wordt soms ook gehaald op honderden meters van nest, bijv. op begraasde dijken (schapen), in weilanden (koeien), paardenweitjes of pas gemaaid hooiland.
Soortspecifieke maatregelen
Nestgelegenheid:
Vochtige graslanden niet draineren. Alleen extensief begrazen of (hooiland) pas na 15 juli maaien.
In intensiever benutte graslanden overhoekjes uitsparen (tenminste enkele tientallen vierkante meters groot).
LET OP: alarmerende vogel op paaltje, hek, hoge stengel o.i.de. duidt op nest met jongen binnen enkele tientallen meters.
Voedsel:
Vermijd het gebruik van pesticiden en kunstmest. Dit geldt ook voor bermen en slootkanten, die van belang zijn als voedselgebied. Deze zo min mogelijk maaien (maaisel afvoeren).
Factoren populatieontwikkeling
Verminderde kwaliteit van de broedhabitat, veroorzaakt door drainage, kunstmest- en pesticidengebruik, frequent maaien, omzetting grasland in akkers enzovoort.
Verminderde insectenbeschikbaarheid (o.a. door gebruik pesticiden) wordt als belangrijkste factor gezien (expertmeeting 4-2-2014)
Staat van instandhouding (per 2022)
Broedvogel: Zeer ongunstig
Verspreiding: Gunstig
Populatie: Zeer ongunstig
Leefgebied: Matig ongunstig
Toekomstverwachting: Zeer ongunstig
Bijlsma R.G., Hustings F. & Camphuysen C.J. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht.
Ehrlich P.R., Dobkin D.S., Wheye D. & Pimm S.L. 1994. The Birdwatcher’s Handbook: A Guide to the Natural History of the Birds of Britain and Europe: Oxford University Press.
Ferguson-Lees J., Castell R. & Leech D. 2011. A field guide to monitoring nests. BTO, Norfolk.
Mildenberger H. 1994. Die Vögel des Rheinlandes (Band 2). Gesellschaft Rheinischer Ornithologen, Düsseldorf.
Mullarney K., Svensson L., Zetterström D. & Grant P. J. 2005. ANWB vogelgids van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn.
SOVON Vogelonderzoek Nederland. 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998–2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden.
Vogel R.L., Bouwma I., Koese B., Kranenbarg J., La Haye M., Odé B., Sierdsema H., Sparrius L., Verburg P. & Zollinger R. 2013. Het belang van Nederland buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor soorten van de Vogelrichtlijn en van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Sovon-rapport 2013/015. Sovon, Nijmegen.