Kenmerken: zeer lichte middelgrote uil, uitsluitend nachtactief; ijselijke roep. Aanwezigheid: gehele jaar op of rond de nestplek, kan gaan zwerven in perioden met voedselschaarste. Habitatvoorkeur: cultuurland met gras- en bouwlanden die begrensd worden door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes.

Broedhabitat: toegankelijke hoge, donkere delen van boerenschuren, kerken, kastelen en torens; veelal nestelend in speciale kerkuilkasten. Aantal broedsels: gewoonlijk 1, max. 3 in voedselrijke jaren, aantal eieren 4-7 (tot 12 in voedselrijke jaren), broedduur 30-34 dagen, nestjongenperiode 40 dagen. Broedperiode: maart-augustus, in voedselrijke jaren broedsels in iedere maand van het jaar mogelijk.

Voedsel volwassen vogels en jongen: 98% (veld- en spits)muizen; verder (jonge) kleine vogels, amfibieën en ongewervelden (samen 2%).
Verstoringsgevoeligheid: matig, kan goed tegen menselijke aanwezigheid.

Komt voor in/op

Open akkerland, droge dooradering en erfvogel.

Doelsoortspecifieke terreinkenmerken

Jaarrond:
  • Halfopen cultuurlandschap met kleinschalige elementen en/of lintvormige, kruidenrijke structuren. Voorbeelden: gefaseerd gemaaide wegbermen, zoomvegetaties langs bosranden, kruidenrijke (sloot-) overgangen tussen weide-en akkerpercelen (geen maïs!).
  • Territorium is 60-1200 ha groot;
  • Voedsel moet beschikbaar zijn binnen 500-1500 m vanaf broedplaats (hoe dichter bij hoe beter).
Begin balts (januari-februari):
  • Tijdens perioden met sneeuwdek (8 cm en meer) wordt voedsel ook gezocht binnen gebouwen.
Broedseizoen (maart-september):
  • Meeste vogels broeden in nestkasten; deze worden vlot geaccepteerd door nestplaats zoekende vogels.
  • Voedselbeschikbaarheid (muizen) bepaalt succes van broedsel.
Najaar en winter (september-december):
  • Vogels blijven in territorium, voedselsituatie cruciaal bij overleving.

Soortspecifieke maatregelen

Broedseizoen (maart-september):
  • Muizenstand bevorderend beheer zoals: inzaai overstaand zomergraan (0,5 ha/20 ha landbouwgrond).
  • Gefaseerd maaibeheer, zodat afwisseling van hoge en lage grazige vegetaties gehandhaafd blijft.
  • Meerdere nestplaatsen (nestkasten) per territorium aanbieden; ze fungeren ook als rustplaats voor de man tijdens het broeden door de vrouw.
Najaar en winter (september-december):
  • Plaatsen van (marter-veilige) nestkasten (op meer dan 500 m van bestaand territorium).
  • Gebruikte nestkasten schoonmaken.
Voedselsituatie verbeteren:
  • Aanleg/behoud van kruidenrijke akkerranden;
  • Aanleg wintervoedselveldjes tot 15 maart: 0,5 ha per 20 ha;
  • Extensief beheer van bermen, dijken, randen, overhoekjes etc.;
  • Aanleg van zomen op de overgang van gras-of bouwland naar houtwallen en heggen.
Factoren populatieontwikkeling
  • Nederlandse populatie ligt aan noordrand van verspreidingsgebied; in zulke situaties maken populaties vaak opvallende fluctuaties door.
  • Erg gevoelig voor strenge en sneeuwrijke winters (met sneeuwdek van 8 cm of meer).
  • Veel slachtoffers door verkeer, speciaal daar waar de bermen muizenrijk zijn.
  • Accepteert makkelijk aangeboden kunstmatige nestgelegenheid (nestkasten).
  • Schaalvergroting in de landbouw ongunstig (verlies van muizenrijke habitats).
  • Predatie.
  • Broedplaatsconcurrentie.

Staat van instandhouding (per 2022)

Broedvogel: Gunstig
Verspreiding: Gunstig
Populatie: Gunstig
Leefgebied: Gunstig
Toekomstverwachting: Gunstig

Meer informatie

  • SOVON (2023). https://stats.sovon.nl/stats/soort/7350
  • BIJ12, 2017. Kennisdocument Kerkuil.
  • Fopma A. 2000. Evaluatie soortbeschermingsplan kerkuil (1994-1999). Vogelbescherming, Zeist.
  • de Jong 2010. Het herstel van de kerkuil in Friesland, groei van de populatie in relatie tot het landschap. Uilen 2010, p. 46-53.Uitgave STONE Steenuilenoverleg Nederland, Kerkuilenwerkgroep Nederland SKWN, Oehoewerkgroep (OWN), werkgroep Ruigpootuilen.
  • de Jong J. 2013. De Kerkuil, een handleiding voor beschermers. Uitgave SKWN, Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland.
  • Mebs T. & Scherzinger W. 2004. Uilen van Europa. Tirion Uitgevers b.v., Baarn.
  • Vogel R.L., Bouwma I., Koese B., Kranenbarg J., La Haye M., Odé B., Sierdsema H., Sparrius L., Verburg P. & Zollinger R. (2013). Het belang van Nederland buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor soorten van de Vogelrichtlijn en van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Sovonrapport 2013/15. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

Gerelateerde kennis