Kenmerken: zo groot als zwarte kraai, maar met kale plek rond snavelbasis, spitse kruin en afhangende buikveren (‘broek’). Jonge vogels hebben nog geen kale snavelbasis en worden verward met zwarte kraaien! Vrijwel altijd in groepen, vaak gemengd met kauwen.
LET OP: niet-broedende zwarte kraaien eveneens veelvuldig in groepen tot een honderdtal.
Wanneer aanwezig: hele jaar. Nederlandse Roeken zijn grotendeels standvogel, jonge vogels overwinteren deels in Oost-Engeland. Trekkers en overwinteraars uit Oost-Europa, Fenno-Scandinavië en West-Rusland.
Habitatvoorkeur: open tot halfopen agrarisch landschap met hoge bomen.
Broedhabitat: broedt in kolonies in hoge bomen, meestal enkele tientallen tot honderden paren. Aantallen van meer 1000 paren zeldzaam in Nederland.
Hoogste dichtheden in laaggelegen graslandgebieden in Oost-Nederland (beekdalen, rivierengebieden); ontbreekt grotendeels in de drie westelijke provincies en geheel in het Waddengebied. Is schaars in zwaar beboste delen van de zandgronden, weide- en zeekleigebieden.
Voedsel volwassen: grotendeels ongewervelden (engerlingen, ritnaalden), andere ongewervelden, plantaardig materiaal, kleine zoogdieren, aas, afval.
Voedsel jongen: ongewervelden in de eerste 2 weken, daarna deels ook plantaardig materiaal.
Broedperiode: eind januari-juni. Nestbouw:
Vanaf late winter, eileg april-begin mei, jongen in nest tot eind juni.
Aantal broedsels: 1; 3-6 eieren, broedduur 16-19 dagen, nestjongen na 30-36 dagen uitvliegend.
Komt voor in/op
Open grasland, open akkerland, droge dooradering en boerenlandvogel.
Periode
Maart – juli.
Doelsoortspecifieke terreinkenmerken
Broedseizoen (maart-juli) Nestgelegenheid:
Nesten in hoge bomen (met name populier), in singels, boomgroepen, parken en bosjes.
Nestbouw begint vroeg, nesten in kale bomen opvallend. Nestbomen worden soms illegaal gekapt.
Rust in en rond kolonies belangrijk. Broedende vogels worden gemakkelijk verstoord, met nestverliezen als gevolg.
LET OP: Grote kolonies opvallend (opvallende nesten, luidruchtige vogels), kleine vestigingen van enkele paren veel onopvallender.
Broedseizoen (maart-juli) Voedsel:
Sterke voorkeur voor vochtige weilanden met melkvee en pas gemaaid hooiland. Hier wordt voornamelijk (uitsluitend) op ongewervelden gefoerageerd.
Nazomer/herfst (augustus-oktober):
Groepen bestaande uit volwassen vogels en hun uitgevlogen jongen foerageren op vochtige graslanden. Vogels foerageren hier hoofdzakelijk op ongewervelden.
Winter (november-februari):
Vochtige (gegierde) graslanden in laaggelegen gebieden.
Vogels foerageren hier op ongewervelden zoals ritnaalden, emelten en engerlingen. Gemeenschappelijke slaapplaatsen in bos(jes).
Soortspecifieke maatregelen
Broedseizoen (maart-juli) Nestgelegenheid:
Kolonie dient beschermd te worden.
Beperk/voorkom nestverstoring. Aanplant van populieren of andere hoogopgaande boomsoorten.
Voorkom kap van bomenrijen/boomgroepen van >7 m hoog.
Broedseizoen (maart-juli) Voedsel:
Vergroten aandeel weiland binnen 3 km van kolonies.
Gefaseerd maaien van vochtige, bemeste graslanden.
Bevorderen weidegang van vee i.v.m voedsel in de vorm van insecten.
Voor kolonie van 100 nesten: tenminste 122 ha grasland binnen 1 km.
Verhogen grondwaterpeil, zie november-februari.
Nazomer/herfst (augustus-oktober):
Vogels niet verstoren of afschieten.
Verhogen grondwaterpeil, zie november-februari.
Winter (november-februari):
Vogels niet verstoren (ook niet op slaapplaats) of afschieten.
Verhogen grondwaterpeil; in geval van grasland op zeeklei is een verhoogd grondwaterpeil van (nog) groter belang omdat het zoutgehalte in de bodem hier groter is, en daarmee de klei stugger. Daardoor (en zeker bij drogere bodems) zijn prooidieren minder gemakkelijk te bereiken. Dit probleem is in het rivierengebied (rivierklei) minder groot.
Factoren populatieontwikkeling
Aantalsverloop in verleden is sterk bepaald door intensieve vervolging en onbedoelde vergiftiging (landbouwbestrijdingsmiddelen). Na dieptepunt rond 1970 volgde sterk herstel, maar na 2000 treedt weer enige afname op.
Huidige tendens tot afname en versplintering van kolonies (gaat in kleinere kolonies broeden) wordt bevorderd door afschot en nestverstoring. Veel conflicten (o.a. lawaaioverlast) in zowel stedelijke omgeving als buitengebied.
Instroom van trekkers en overwinteraars uit Oost-Europa is sterk verminderd. Kan samenhangen met klimaatverandering maar ook met populatieafname aldaar.
Aerts R. & Spaans A.L. 1987. Terreinkeuze van voedselzoekende Roeken Corvus frugilegus in Zuidoost-Drenthe. Limosa 60: 123-128.
Bijlsma R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij’/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht.
Boele A., Koffijberg K., van Turnhout C. & Meijer R. 1999. Punt Transect Tellingen van wintervogels in Nederland in 1996 en 1997. SOVON monitoringsrapport 1999/08. SOVON, Beek-Ubbergen.
van Dijk A.J., van der Weide M.J.T., Zoetebier D. & Plate C.L. 2000. Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Nederland in 1998. Sovon-Monitoringrapport 2000/04. Sovon, Beek-Ubbergen.
Feijen H.R. 1976. Over het voedsel, het voorkomen en de achteruitgang van de Roek Corvus frugilegus in Nederland. Limosa 49: 28-67.
Ferguson-Lees J., Castell R. & Leech D. 2011. A field guide to monitoring nests. BTO, Norfolk.
Griffin L.R. & Thomas C.J. 2000. The spatial distribution and size of rook (Corvus frugilegus) breeding colonies is affected by both the distribution of foraging habitat and by intercolony competition. Proc. R. Soc. Lond. B 267, p.1463-1467
van Liere D.W. 2007. Plan van aanpak voor het beheer ter beperking van overlast en bescherming van roeken in de gemeente Borger-Odoorn. CABWIM consultancy.
Mason C.F. & MacDonald S.M. 2004. Distribution of foraging rooks, Corvus frugilegus, and rookeries in a landscape in eastern England dominated by winter cereals. Folia Zool. 53(2): 179–188.
Schoppers J. 2004. Neergang en herstel van de Roek als broedvogel in Nederland in de 20e eeuw. Limosa 77: 11-24.
SOVON Vogelonderzoek Nederland. 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998–2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden.
Speek B.J. & Speek G. 1984. Thieme’s vogeltrekatlas. Thieme, Zutphen.
Vogel R.L., Bouwma I., Koese B., Kranenbarg J., La Haye M., Odé B., Sierdsema H., Sparrius L., Verburg P. & Zollinger R. 2013. Het belang van Nederland buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor soorten van de Vogelrichtlijn en van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Sovonrapport 2013/15. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.