Kenmerken: kleine zangvogel, veelal in dicht struikgewas blijvend maar zich verradend door gevarieerde drukke zang met karakteristieke uithalers. Wanneer aanwezig: begin mei tot eind augustus; weinig doortrek (Nederland ligt aan uiterste noordwestgrens van verspreidingsgebied); overwintert in tropisch Afrika. Habitatvoorkeur: halfopen tot vrij open cultuurland met kleine landschapselementen, met voorkeur voor kleiige gronden; in bossen schaars en alleen tijdelijk in jonge aanplant/hergroei.

Broedhabitat: Nestelt in dichte en vrij hoge struiken. Aantal broedsels: 1-2, aantal eieren 4-5, broedduur 12-14 dagen, nestjongenperiode 13-15 dagen.
Broedperiode: half mei-eind augustus.

  • Eileg half mei tot eind juli (piek eind mei en eerste helft van juni, maar met jaarlijkse variaties o.i.v. weersomstandigheden); laatste jongen vliegen eind augustus uit.

Voedsel: insecten, jongen vooral gevoed met rupsen; in nazomer ook bessen. Foerageermethode: zoekt voedsel zowel laag als hoog, met enige voorkeur voor toppen van bomen en struiken en hoge ondergroei; pikt insecten van gebladerte, soms in kort vluchtje.

Komt voor in/op

Droge dooradering, erfvogel.

Periode

Mei-augustus.

Doelsoortspecifieke terreinkenmerken

Broedseizoen (mei-augustus)
Nestgelegenheid:

  • Nestelt in struwelen, heggen (zowel doornig als niet-doornig) en jonge bomen;
  • Vrijwel steeds in loofbomen of –struiken, zelden in naaldhout.
  • Nest zit vaak relatief hoog (1,5-3 m) in omgeving van favoriete zangpost (meestal hoogste struik of boom).
  • Nesthabitat: Halfopen tot vrij open cultuurland met dichte struiken en heggen in combinatie met wat bomen, ook op erven en in jonge parken.

Broedseizoen (mei-augustus)
Voedsel:

  • Voedsel bestaat uit insecten (jongen vooral rupsen), en wordt vooral gezocht in struikvegetaties.

Soortspecifieke maatregelen

Broedseizoen (mei-augustus)
Nestgelegenheid:

  • (Doorn)struwelen laten staan en goed onderhouden. Grote struwelen laten uitgroeien maar beschermen tegen veevraat (uitgeholde struwelen minder geschikt voor nest: is te zichtbaar).
  • Heggen niet allemaal tegelijk snoeien maar in 3-5 jarige cyclus, en niet allemaal in dezelfde hoogte/breedte), zodat structuurvariatie ontstaat. Niet snoeien in broedseizoen, (beter in periode oktober-januari).
  • Soort profiteert vermoedelijk ook van hakhoutbeheer van (elzen)singels.
  • Nieuwe broedgelegenheid maken door aanleggen van beplanting in open gebieden (heggen en struwelen), mits niet strijdig met andere natuurdoelen (weidevogels).

Broedseizoen (mei-augustus)
Voedsel:

  • Geen pesticidengebruik nabij struwelen (ook geen bespuiting van brandnetel of braam). Zo min mogelijk meststoffen gebruiken langs randen van percelen.
  • Ruigtekruiden nabij struwelen tolereren (gunstig voor insectenstand)

Factoren populatieontwikkeling

Nederland:

  • Reageert positief op aanbod van dicht jong loofhout (aanplant van bos of park soms dicht bezet), algehele bosveroudering is ongunstig voor deze soort.

Buiten Nederland:

  • Afname vindt plaats in grote delen van West-Europa, mogelijk deels onder invloed van klimaatverandering (want toename in Noord-Europa).
  • Concurrentie met orpheusspotvogel (in Frankrijk aantoonbaar negatief voor spotvogel) in ons land niet van betekenis.
  • Overwinteringsomstandigheden grotendeels onbekend, maar grote invloed lijkt niet aannemelijk.

Staat van instandhouding (per 2022)

Broedvogel: zeer ongunstig
Verspreiding: gunstig
Populatie: zeer ongunstig
Leefgebied: zeer ongunstig
Toekomstverwachting: matig ongunstig

Meer informatie

  • SOVON (2023). https://stats.sovon.nl/stats/soort/12590
  • Bijlsma R.G., Hustings F. & Camphuysen C.J. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht.
  • Cramp S. (ed.). 1992. The Birds of the Western Palearctic (6). Oxford University Press, Oxford.
  • Kennerley P. & Pearson D. 2010. Reed and bush warblers. A&C Black.
  • Mildenberger H. 1994. Die Vögel des Rheinlandes (Band 2). Gesellschaft Rheinischer Ornithologen, Düsseldorf.
  • SOVON Vogelonderzoek Nederland. 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998–2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden.
  • Südbeck P., Andretzke H., Fischer S., Gedeon K., Schikore T., Schröder K. & Sudfeldt C. (Hrsg.) 2005. Methodenstandards zur Erfassung der Brutvögel Deutschlands. Radolfzell.
  • Vogel R.L., Bouwma I., Koese B., Kranenbarg J., La Haye M., Odé B., Sierdsema H., Sparrius L., Verburg P. & Zollinger R. 2013. Het belang van Nederland buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor soorten van de Vogelrichtlijn en van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Sovonrapport 2013/15. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • Zwarts L, Bijlsma R.G., van der Kamp J. & Wymenga E. 2009. Living on the edge: Wetlands and birds in a changing Sahel. KNNV Publishing, Zeist.

Gerelateerde kennis