Kenmerken: uil met donkere rug met talrijke vaalwitte vlekken. Buik en onderzijde vaalwit met zwarte streping. Maakt in vlucht een lichte indruk. Grote kop met opvallende, ronde gezichtssluier, felgele ogen en korte oorpluimpjes. Actief in schemering maar ook overdag. Wanneer aanwezig: hele jaar. Wintervogels (groten)deels afkomstig uit buitenland, tot diep in Rusland.

Habitatvoorkeur: van nature voorkomend in pioniersituaties, waarin piekaantallen van woelmuizen tot ontwikkeling kunnen komen. Dergelijke situaties doen zich voor in dynamische milieus onder invloed van de werking van wind en water. Deze dynamiek (in duinen, laag- en hoogvenen en graslanden in rivier- en beekdalen) is nu grotendeels ‘getemd’.

Broedhabitat en winterhabitat: open landschapstypen met hoog aanbod van woelmuizen en voldoende rust. Tegenwoordig een zeldzame broedvogel van duinvalleien en kwelders (voornamelijk Waddeneilanden, afnemende stand) en boerenland (enkele paren open akkergebieden Groningen en graslanden elders). In uitzonderlijk muizenrijke jaren (2014) tientallen paren in boerenland nestelend, vooral in graslanden op Friese vasteland. In sommige winters duidelijk talrijker door noordelijke en oostelijke vogels (voorheen soms invasieachtig, met honderden overwinteraars in pas ontgonnen Noordoostpolder en Flevoland, tegenwoordig landelijk meestal enkele tientallen).
Aantal broedsels: gewoonlijk 1, maar in zeer voedselrijke jaren 2, aantal eieren 7-10 (tot 14 in voedselrijke jaren), broedduur 24-28 dagen, nestjongenperiode 15 dagen, maar jongen pas na 30-48 dagen vliegvlug. Broedperiode: april-juni, in voedselrijke jaren broedsels in andere maanden mogelijk.

Voedsel (hele jaar, inclusief jongen): stapelvoedsel bestaat uit woelmuizen. In kustzones kunnen wadvogels een aanzienlijk deel van het dieet uitmaken. Foerageermethode: jagend in vlucht, ook wel vanaf paaltjes of andere uitkijkposten.

Komt voor in/op

Open akkerland, kwelders, duinen en heide.

Doelsoortspecifieke terreinkenmerken

Broedseizoen (mei-half augustus)
Nestgelegenheid:

  • Schaars begroeide en open, weinig door mensen betreden gebieden met voldoende hoog voedselaanbod. Tegenwoordige voorkomen in akkerland beperkt tot Oost-en Noord-Groningen, in gebieden met relatief veel natuurbraak. Nest in lage vegetaties; binnen Groningse akkerbouwgebied aangetroffen in natuurbraak, wintertarwe, luzerne, laat gemaaid hooiland, jonge bosaanplant en droogstaande kavelsloot. Nest vaak nabij verhoging in landschap (uitkijkpost).

Broedseizoen voor en naseizoen(april-september)
Voedsel:

  • Afname velduil in Nederland waarschijnlijk goeddeels te wijten aan verdwijnen van woelmuisrijke pionierssituaties en demping van muizencycli in agrarisch gebied.
In agrarische graslanden is intensief graslandgebruik (ontwatering, hoge veebezetting, intensief maaibeheer, mestinjectie) belangrijkste oorzaak van verdwijnen van woelmuizen.
Lokale explosie van veldmuizen in Friesland en enkele andere regio’s in 2014 leverde onverwacht veel broedgevallen op van velduilen.
Velduilen zijn gevoelig voor verstoring, ook door recreanten.

Herfst/winter (oktober-maart):

  • Open, muizenrijke gebieden.
Ruimere verspreiding dan in broedseizoen. In Groningen meestal te vinden in grootschalige percelen meerjarige natuurbraak.
  • Maakt gebruik van gezamenlijke roestplaatsen, meestal op de grond, soms ook in bomen in parkachtige setting (begraafplaatsen, woonwijken).
  • Binnen agrarisch cultuurlandschap benutten velduilen als roestplaats onder meer dijklichamen, begroeide of anderszins structuurrijke akkers en ruigere graslanden.
  • Roestplaatsen moeten rust en dekking bieden.

Soortspecifieke maatregelen

Broedseizoen (mei-half augustus)
Nestgelegenheid:

  • Vermoedelijk is aanbod aan geschikte en veilige nesthabitat in open cultuurland niet de belangrijkste beperkende factor (zie Voedsel). Bij constatering broedgeval: Nestbeschermingsmaatregelen toepassen ter voorkoming van predatie.
  • Blok van 50×50 m beschermen;
  • Braakranden, braakpercelen en kavelsloten niet maaien voor 1 augustus of (bij late broedsels, vooral in voedselrijke jaren) nog latere datum.

Broedseizoen voor en naseizoen(april-september)
Voedsel:

Habitatverbetering stoelt op herstel van pioniersituatie binnen agrarisch gebied resp.
verhoging van aanbod aan woelmuizen binnen leefgebieden van velduilen. In agrarisch cultuurlandschap kan dit bereikt worden door aanleg van:

  • Structuurrijke, meerjarige akkerranden;
  • Natuurbraakpercelen;
  • Eenjarige wintervoedselakkers;
  • ‘Vogelakker’, bestaande uit strokenteelt van een meerjarig natuurbraakmengsel, afgewisseld met een meerjarig gewas als klaver of luzerne.
  • Gebruik geen gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen.

Herfst/winter (oktober-maart):

  • Verhoging van aanbod aan muizenrijke habitat ook ’s winters een zinvolle maatregel. Zie hierboven.
  • Bovendien stoppelvelden zo lang mogelijk laten liggen, tot 15 maart of nog later.
Rust op en bij gezamenlijke roestplaatsen is belangrijk;
  • Voorkom verstoring.

Factoren populatieontwikkeling

  • Verdwijnen van dynamische milieus en bijbehorende pionierssituaties.
  • Afname van muizenrijke habitats en van muizenaantallen (ook in goede muizenjaren).
  • Agrarische activiteiten, zoals uitmaaien in grasland.
  • Deels weinig plaatstrouw met nomadische leefwijze.
  • Rondzwervend over grote afstanden op zoek naar gunstige voedselomstandigheden.
    Gevoelig voor verstoring.

Staat van instandhouding (per 2022)

Broedvogel: zeer ongunstig
Verspreiding: zeer ongunstig
Populatie: zeer ongunstig
Leefgebied: matig ongunstig
Toekomstverwachting: matig ongunstig

Niet-broedvogel: Zeer ongunstig
Verspreiding: zeer ongunstig
Populatie: zeer ongunstig
Leefgebied: zeer ongunstig
Toekomstverwachting: zeer ongunstig

Meer informatie

  • SOVON (2023). https://stats.sovon.nl/stats/soort/7680
  • Bijlsma R.G., Hustings F. & Camphuysen C.J. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht.
  • van Beusekom R. 2003. Bescherming Velduil op de agenda? Interne notitie Vogelbescherming Nederland, Zeist.
  • Bos J. & Koks B. 2013. Omvangrijke roestplaatsen van Veld- en Ransuilen in woonwijken rondom ZuidLimburgse hamsterreservaten. Kennen de hamsterreservaten een bruisend nachtleven? Limburgse Vogels 23: 13-20.
  • Vogel R.L., Bouwma I., Koese B., Kranenbarg J., La Haye M., Odé B., Sierdsema H., Sparrius L., Verburg P. & Zollinger R. 2013. Het belang van Nederland buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor soorten van de Vogelrichtlijn en van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Sovon-rapport 2013.015. Sovon, Nijmegen.
  • Wiersma P., Ottens H.J., Kuiper M., Schlaich A.E., Klaassen R.H.G., Vlaanderen O., Postma M. & Koks B.J. 2014. Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in de Provincie Groningen. Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief, Scheemda.

Gerelateerde kennis