Zwanen
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor de zwaan laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door zwanen kunt voorkomen of beperken.
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor de zwaan laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door zwanen kunt voorkomen of beperken.
De knobbelzwaan is in Nederland een algemene en talrijke broedvogel. De meeste knobbelzwanen komen voor in de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland. Dit hangt samen met een voorkeur van de vogels voor veenweidegebieden en het bestaan van zwanendriften: vroeger werden in het boerenland geleewiekte knobbelzwanen gehouden voor de handel en productie van vlees en veren. Toen het fokken van zwanen steeds minder lucratief werd, werden de jongen niet meer gevangen of geleewiekt. Ze vestigden zich in de buurt en vormden daarmee de basis voor de nu vrij levende populaties.
Tot en met mei kunnen grote groepen onvolwassen knobbelzwanen (tot 5 jaar) rondzwerven en foerageren op graslanden, percelen met wintergraan en koolzaadvelden. Hierbij kunnen ze belangrijke schade veroorzaken. Daarna vertrekken ze naar groot, open water om vervolgens in het najaar, als de waterplanten niet meer groeien, terug te keren naar de binnenlanden.
Noordoostelijke populaties trekken van november tot april naar het zuiden en het westen. Eenmaal gevestigde broedvogels blijven hun hele leven trouw aan hetzelfde territorium.
Kleine zwanen kunt u herkennen aan hun gele snavel met zwarte punt. Het zijn wintergasten: ze komen vanuit de Russische toendra’s om vanaf oktober tot februari of maart in Nederland te verblijven. In oktober foerageren ze eerst op de grote ondiepe wateren op onderwaterplanten zoals fonteinkruid. Daarna vertrekken ze in grote groepen van soms meer dan honderd vogels naar veenweiden, akkers en uiterwaarden. Nederland herbergt in zachte winters 60 procent van de totale wereldpopulatie, dat wordt geschat op ongeveer 25.000 vogels. Vanwege deze lage aantallen en hun kwetsbaarheid genieten ze een volledige bescherming. De laatste jaren zijn enkele schadegevallen, vooral op grasland, getaxeerd rond 1.000 euro.
Wilde zwanen zijn iets groter dan de kleine zwaan en iets kleiner dan de knobbelzwaan. De vogels hebben een grote, driehoekige gele plek op de snavel. Wilde zwanen zijn wintergasten en in Nederland tussen november en maart. Zij komen in kleinere aantallen voor dan kleine zwanen (minder dan 2.500 exemplaren). Uitsluitend bij strenge vorst en zware sneeuwval in het noordoosten van Europa verblijven er tot 7.000 wilde zwanen in ons land. Groepen trekken naar open agrarische gebieden, de Veenkoloniën en de Noordoostpolder. Ook deze zeldzame zwanensoort geniet een volledige bescherming. Zij mogen niet verstoord of verontrust worden.
Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden voor de knobbelzwanen. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en bovendien te combineren met afschot met het geweer, verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.
Nota bene: visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.
Een vogelverschrikker bootst een menselijke gedaante na. Vogelverschrikkers worden met name gebruikt om vogelschade in zaaibedden en afrijpende gewassen te voorkomen.
Vogelverschrikkers bestaan vaak uit oude kleren om een houten frame, opgestopt met stro of iets dergelijks. Loshangende mouwen en broekspijpen die wapperen in de wind, versterken het effect. U moet vogelverschrikkers regelmatig verplaatsen om gewenning te voorkomen.
Er zijn vogelverschrikkers die zich na een bepaald tijdsinterval automatisch opblazen/oprichten. Dit soort vogelverschrikkers heeft een (uitschakelbare) sirene en lamp met dag/nachtschakeling. Volgens de fabrikant is deze vogelverschrikker effectief voor diverse vogelsoorten en ’s nachts (door de ingebouwde lamp) ook voor reeën en konijnen. Eén vogelverschrikker is voldoende voor een gebied van 1 tot 4 hectare.
In aanvulling op vogelverschrikkers kunt u nog landbouwvoertuigen op percelen zetten. Bejaagde diersoorten kunnen zich ook laten afschrikken door nabootsingen van ‘jachthutjes’ in de vorm van rietmatten, camouflagenetten en dergelijke.
Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de vlaggen vrij kunnen wapperen en de wind er zoveel mogelijk vat op heeft. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.
Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.
Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.
Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).
Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.
Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.
Schriklint (ook wel bromlint of zoemlint genoemd) bestaat uit een speciaal lint dat langs perceelsranden of tussen gewasrijen wordt gespannen. Het gaat door de wind trillen en brommen. Schriklint wordt toegepast om vogelschade in kleinschalige teelten (kleinfruitpercelen, bloemen- en bloemzaadteelt) te voorkomen. Het is ook geschikt voor het verjagen van watervogels op percelen langs water.
In plaats van schriklint kunt u strakgespannen nylonkoord (2 mm dik) gebruiken, op circa 80 cm hoogte. Ook dit maakt een zingend geluid in de wind. Deze koorden geven bij aanraking door vogels een extra schrikreactie.
Door uw gewas(sen) op alle percelen gelijktijdig in te zaaien, verkleint u de kans op schade.
Door aan zaadmengsels van gewassen soorten toe te voegen die minder aantrekkelijk zijn voor zwanen, kan vraat aan schadegevoelige percelen beperkt worden. Percelen van gras en klaver bleken minder aantrekkelijk voor foeragerende sneeuwganzen als daaraan luzerne of gewone rolklaver was toegevoegd. Deze methode kan ook gebruikt worden in percelen waar zwanen zich moeilijk laten wegjagen, bijvoorbeeld in gebieden die grenzen aan opvanggebieden.
U kunt het geweer inzetten voor afschot van uitsluitend knobbelzwanen. (Wilde zwaan en kleine zwaan zijn streng beschermd). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: (1) afschot om verjaging te ondersteunen en (2) populatiebeheer. In het eerste geval schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. In het tweede geval (populatiebeheer) voorkomt u schade door de aantallen te reguleren. Populatiebeheer heeft als doel om de populatieomvang binnen een bepaald gebied op een niveau te brengen dat aansluit bij de maatschappelijke doelen.
U mag het geweer alleen zelf gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen.
Daarnaast hebt u een ontheffing of machtiging nodig om daadwerkelijk afschot te mogen plegen.
Nota bene: de richtlijn is van toepassing op ‘aan verjaging ondersteunend afschot’.
Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Met de volgende link vindt u meer informatie over het adequaat gebruik van de ontheffing.
Het gecontroleerd inzetten van predatoren om diersoorten van percelen te verjagen, kan zeer effectief zijn. De aanwezigheid van een natuurlijke vijand is voor veel dieren al voldoende om hun heil elders te gaan zoeken. Bovendien kan de methode ook ingezet worden op plaatsen waar niet met het geweer kan worden opgetreden. Wel is de methode zeer arbeidsintensief en de oppervlakte die één verjager aankan beperkt.
De inzet van honden (in ieder geval border collies) om schadeveroorzakende soorten te verjagen blijkt effectief. Bij grote oppervlakten werkt verjaging door honden waarschijnlijk beter in combinatie met een vogelafweerpistool. Deze methoden vullen elkaar goed aan: snel werken met het vogelafweerpistool waar het kan en de honden inzetten op percelen met vee of in de omgeving van bebouwing. Bij de verjaging van zwanen met border collies moet u ervoor zorgen dat het verjaaggebied zoveel mogelijk aaneengesloten en duidelijk begrensd is. Het verjaaggebied ligt bij voorkeur tegen of vlak bij een ganzenfoerageergebied, zodat de zwanen hier daadwerkelijk naartoe gejaagd kunnen worden. Verder is een goede ontsluiting van het gebied van groot belang om effectief te kunnen verjagen. U moet dus afspraken met de deelnemende agrariërs maken over zaken als het openzetten van toegangshekken, slootovergangen en de aanwezigheid van vee.
Nader te specificeren middelen zijn alle legale middelen die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventie Kit (FPK) staan, maar waarvan BIJ12 wél een realistische werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, laser en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan naar zo’n kansrijk, preventief middel experimenteel onderzoek laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve verjaagmaatregelen die door grondgebruikers zelf zijn ontwikkeld. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.
Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u vooraf de verwachte werking met een consulent van BIJ12 bespreken. Als u aanspraak wilt houden op een tegemoetkoming, vraag dan schriftelijke toestemming voor de inzet van het betreffende middel.
Bij verschillende gewassoorten kunnen er over het algemeen drie soorten schade aangericht worden door zwanen: vraatschade, vertrapping en bevuiling.
In onderstaande infographics ziet u wanneer faunaschade voornamelijk optreedt. Schade kunt u voorkomen met de preventieve middelen uit paragraaf 2.
Granen: soms in combinatie met bevuilingsschade en verslemping van de bodem.
Blijvend gras (kleine zwaan, wilde zwaan): vooral schade aan pas ingezaaid grasland en eerste snede.
BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.
Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.
Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schadepercelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.
Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.
Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.
Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.
Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:
Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.
Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).
Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Zwanen’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.
BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.