Structuur
De structuur is beschreven in het beheertype zelf. De beheerseenheden moeten bestaan uit grasland, wat vertaald kan worden als dat 90% of meer uit gras moet bestaan. Daarnaast mag bijvoorbeeld kale (minerale) grond of struweel aanwezig zijn.
Kwalificerende structuurkenmerken. Een structuurkenmerk dat relevant is voor de kwaliteit is de mate van aanwezigheid van productieve graslandsoorten als gestreepte witbol, grote vossenstaart, zachte dravik, kweek, kropaar en glanshaver. Deze soorten kunnen afhankelijk van de mate van verschraling meer of minder dominerend optreden.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: productieve grassoorten dominerend < 40%.
- “Midden”: productieve grassoorten dominerend < 60%.
- “Laag”: indien niet aan “Hoog” of “Midden” wordt voldaan.
Met productieve grassoorten worden in dit geval alleen de in bovenstaande alinea genoemde soorten bedoeld. Het heeft dus niet betrekking op graslandsoorten als Engels raaigras, veldbeemdgras, ruw beemdgras en alle in de moderne veehouderij gebruikte tetraploïde rassen.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende plantensoorten.
Kwalificerende soorten: aardaker, addertong, adderwortel, beemdkroon, bevertjes, bleke zegge, bochtige klaver, borstelkrans, bosbies, brede orchis, draadrus, echte karwij, echte koekoeksbloem, geel walstro, gele morgenster, gevlekte orchis, gevleugeld hertshooi, gewone brunel, gewone dotterbloem, gewone margriet, gewone veldbies, gewone vogelmelk, gewoon knoopkruid, goudhaver, grasklokje, groot streepzaad, grote bevernel, grote centaurie, grote pimpernel, grote ratelaar, gulden boterbloem, gulden sleutelbloem, herfsttijloos, kale vrouwenmantel, kamgras, karwijvarkenskervel, kattendoorn, klavervreter, klein vogelpootje, kleine ratelaar, kleine valeriaan, knolboterbloem, knolsteenbreek, moeraskartelblad, moerasstreepzaad, moerasstruisgras, moeraszoutgras, moesdistel, moeslook, muizenoor, noords walstro, noordse zegge, oosterse morgenster, rapunzelklokje, rietorchis, rode ogentroost, ruige weegbree, stinkende ballote, trosdravik, veenreukgras, veldsalie, vleeskleurige orchis, waterkruiskruid, weidekervel, welriekende nachtorchis, wilde marjolein, zilte rus, zwartblauwe rapunzel, zwarte zegge.
De soortkeuze sluit aan bij de vergelijkbare SNL-N beheertypen N10.02, N12.02, N12.03¹. Beheertype N12.04 is hiervan uitgesloten, omdat dit vooral soorten zijn van brakke graslanden.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien 7 of meer kwalificerende soorten voorkomen.
- “Midden”: indien 4-6 kwalificerende soorten voorkomen.
- “Laag”: indien minder dan 4 kwalificerende soorten voorkomen.
NB: de kwaliteit moet behaald worden over de hele beheereenheid, dus bij volleveldspakketten niet alleen in de rand.
Milieu- en watercondities
Monitoring van milieu- en watercondities bij deze agrarische natuurbeheertypen ligt niet voor de hand vanwege het pluriforme karakter van de betrokken percelen.
Ruimtelijke condities
Agrarisch natuurbeheer geschiedt op vrijwillige basis in looptijden van 6 jaar. Ieder jaar kan de ruimtelijke structuur dus wisselen door het wegvallen van beschikkingen of het aangaan van nieuwe beschikkingen. Belangrijk is dat een netwerk van graslanden onder beheer blijft bestaan.
Kwaliteitsbepaling
A 02.01 Botanisch waardevol grasland – Ruimtelijke condities
Oppervlakte: Ruimtelijke samenhang |
>5 ha |
1-5 ha |
<1 |
Verbonden met andere graslandbeheertypen |
Hoog |
Hoog |
Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere graslandbeheertypen |
Hoog |
Midden |
Laag |
Geïsoleerd liggend |
Midden |
Laag |
Laag |
¹Mogelijk moeten nog enkele soorten worden toegevoegd of afgevoerd, nadere afstemming in 2012.