N02.01 Rivier
Bijgewerkt op: 19 december 2023Rivier omvat al het stromend water van de rivieren Rijn en zijtakken, Maas en Overijsselse vecht. Het gaat om alle buitendijkse wateren met hun oevers in de uiterwaarden van deze rivieren.
Rivier omvat al het stromend water van de rivieren Rijn en zijtakken, Maas en Overijsselse vecht. Het gaat om alle buitendijkse wateren met hun oevers in de uiterwaarden van deze rivieren.
Iedere rivier en ieder riviertraject heeft een eigen karakter. De Grensmaas heeft een wat groter verval, stroomt daardoor wat sneller en heeft grindoevers. Niers, Roer (zijtakken van de Maas) en Overijsselse vecht zijn kleine rivieren met in de zomer soms weinig wateraanvoer. De Rijn met haar zijtakken heeft in de zomer een wat constantere wateraanvoer. De rivieren in het oosten en het zuiden stromen door zandige gebieden, meanderen breed en hebben vrij hoge zandige oeverwallen. De rivieren in de Betuwe liggen in komkleigebieden, meanderen wat minder en liggen tegenwoordig hoog in het landschap.
De westelijke rivieren vormen een netwerk, zijn breed, stromen heel traag en zijn te beschouwen als zoetwatergetijderivieren. De variatie in stroomsnelheid en waterkwaliteit is groot, in afgesnoerde strangen en wielen staat het water stil terwijl de stroming in buitenbochten van de rivier juist groot is. De stilstaande wateren kunnen dichtslibben en verlanden, bij hoog water in de winter kan de geul weer uitschuren. In de zomer kunnen de oevers en stranden breed zijn en begroeid raken met pioniers als slijkgroen. De stilstaande wateren in de uiterwaarden zoals oude geulen, afgesneden meanders en wielen lijken veel op zoete plas. Juist deze afwisseling en verandering zorgen voor een hoge diversiteit.
Rivieren zijn internationaal en nationaal van groot belang als leefgebied voor trekvogels, vissen, libellen, kokerjuffers, steenvliegen en haften. Het gaat bijvoorbeeld om rivierrombout, bataafse stroommossel, platte zwanenmossel, bever, barbeel, kopvoorn, rivierdonderpad, meerval, riviergrondel, sneep, winde, rivierprik, zeeprik en aal. Vooral voor trekvissen is het internationale belang groot. De trekvissen elft, fint, houting, steur, zalm komen in Nederland vrijwel niet meer voor. Slechts enkele waterplanten komen voor in de rivier zelf: rivierfonteinkruid, doorgroeid fonteinkruid (nu alleen kleine rivieren), en vlottende waterranonkel in de Grensmaas.
Het karakter van rivier is blijvend veranderd. De versnelde afvoer van water en hogere piekafvoeren worden veroorzaakt door de ontginning van de oorspronggebieden, de veranderingen in klimaat, de bedijkingen en het rechttrekken van stroomgeulen. Kribben en versteende oevers verhinderen erosie. Zandwinputten en grindgaten zijn zeer diep en veranderen het proces van sedimentatie van zand en slib en stroming van oppervlakte- en grondwater. Door afdammingen langs de kust is de invloed van het getij verminderd. Getijdeslag kwam voor tot de lijn Wijk bij Duurstede, Tiel, Oss.
Door vergroting van de overstromingsvlakten, verbetering van waterkwaliteit, verbetering van de mogelijkheden voor vistrek, verbetering van de aansluitingen op beken, en vergroting van de variatie in verschillende typen water, het spontaan laten ontstaan van zandige oevers kan echter veel gewonnen worden. Vooral de kleine rivieren bieden hiervoor perspectief.
Roer
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N02.01 Rivier.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Over de aquatische typen is overleg gaande met de waterbeheerders. De uiteindelijke maatlat zal meer gestoeld zijn op de Kaderrichtlijn Water. Het onderstaande concept is niet bedoeld voor de huidige monitoring.
Een rivier heeft een grote variatie aan structuren. Naast de rivier zelf horen bij dit type ook de nevengeulen (meestromend en éénzijdig aangetakt) en de oude rivierarmen. Er is dus zowel stromend als stilstaand water. Binnen de rivier zijn veel structuren aanwezig in de vorm van verschillende typen oevers, verschillende waterdiepte en verschillende substraten, zoals grind of zand. Van nature is een rivier zeer dynamisch. De stroming veroorzaakt erosie en sedimentatie, steile en flauwe oevers, zandbanken, etc. Een natuurlijke rivier meandert en vormt telkens nieuwe afgesneden meanders. Hierdoor komen oude rivierarmen voor van verschillende leeftijd en met verschillende successiestadia.
De Nederlandse rivieren zijn vastgelegd, zodat de dynamiek sterk is afgenomen. Dit heeft tot gevolg dat de oevers veelal niet natuurlijk zijn maar bedekt met stortsteen, dat er geen nieuwe afgesneden meanders meer gevormd worden en dat veel habitats niet tot nauwelijks meer voorkomen, door het ontbreken van de karakteristieke erosie- en sedimentatieprocessen. In nevengeulen kunnen in sommige gevallen deze processen nog enigszins plaatsvinden. Ook hierin zijn de verschillende structuren waar te nemen. In oude rivierarmen kunnen verschillende successiestadia kunstmatig in stand gehouden worden door onderhoud en/of het graven van nieuwe wateren.
Structuurelement | Min. % | Max. % | Eenheid |
---|---|---|---|
Natuurlijk dwarsprofiel [1] | 75 | % rivierlengte [2] | |
Natuurlijk lengteprofiel [3] | 75 | % rivierlengte | |
Natuurlijke oever [4] | 50 | % rivierlengte | |
Meestromende nevengeul (tweezijdig aangetakt aan de rivier) | 1 | Aantal per km rivierlengte | |
Eenzijdig aangetakte nevengeul | 1 | Aantal per km rivierlengte | |
Oude rivierarm (niet aangetakt aan rivier) | 1 | Aantal per km rivierlengte | |
Vrije meandering in uiterwaarden mogelijk | 50 | % van rivierlengte ten minste éénzijdig | |
Erosie- en sedimentatiestructuren (grindbedden, zandbanken, slikvlakten, steilranden) | 30 | % rivierlengte | |
Dood hout in het water (stammen, takken, dammen) | 5 | Aantal locaties per km rivierlengte | |
Submerse vegetatie | 30 | % bedekking begroeibare deel rivier of oude arm | |
Emerse/verlandingsvegetatie | 10 | % bedekking begroeibare deel rivier of oude arm | |
Waterplanten met drijfbladeren | 10 | % bedekking begroeibare deel rivier of oude arm | |
Landgebruik in uiterwaard: natuur | 50 | % oppervlakte uiterwaarden | |
Bos op oever/in uiterwaard direct aan rivier | 20 | % rivierlengte | |
Laag gelegen inundatievlakten | |||
≥1x/jaar geïnundeerd | 40 | % oppervlakte uiterwaarden | |
Hoog gelegen inundatievlakten | |||
<1 x/jaar geïnundeerd | 20 |
[1] Een dwarsprofiel dat niet is vastgelegd, met diepere stroomgeul en ondiepe delen, onregelmatig.
[2] Met rivierlengte wordt bedoeld de totale lengte van rivier en nevengeulen samen
[3] Een natuurlijk gevormd lengteprofiel, niet gekanaliseerd of vastgelegd d.m.v. oeververdediging of kribben
[4] Een natuurlijke oever is gevarieerd, heeft geen oeverbeschoeiing en heeft zowel flauwe als steile delen en plas-dras zones.
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen: (de soorten zijn opgesplitst in soorten van stromend en stilstaand water):
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | Stromend (rivier en meestromende nevengeul): bruin cypergras, doorgroeid fonteinkruid, gesteeld sterrenkroos, glanzig fonteinkruid, grote waterranonkel, kleine kattenstaart, kransvederkruid, langstengelig fonteinkruid, naaldwaterbies, plat fonteinkruid, puntig fonteinkruid, rivierfonteinkruid, slanke waterweegbree, slijkgroen, smalle waterweegbree, stijve waterranonkel, vlottende waterranonkel, watergentiaan
Stilstaand (oude rivierarm): bruin cypergras, doorgroeid fonteinkruid, fijne waterranonkel, glanzig fonteinkruid, groot blaasjeskruid, holpijp, kleine kattenstaart, krabbescheer, kransvederkruid, langstengelig fonteinkruid, lidsteng, naaldwaterbies, paarbladig fonteinkruid, puntig fonteinkruid, slijkgroen, smalle waterweegbree, stijve waterranonkel, watergentiaan, waterviolier |
Vissen: | Stromend (rivier en meestromende nevengeul): alver, barbeel, beekforel, bermpje, bot, elft, elrits, fint, gestippelde alver, houting, kopvoorn, kwabaal, paling, rivierdonderpad, riviergrondel, rivierprik, serpeling, spiering, sneep, steur, winde, zalm, zeeforel, zeeprik
Stilstaand (oude rivierarm): bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper, paling, ruisvoorn, snoek, tiendoornige stekelbaars, vetje, winde, zeelt, (type ruisvoorn-snoek) |
Libellen: | Stromend (rivier en meestromende nevengeul): beekrombout, gaffellibel, kleine tanglibel, rivierrombout, weidebeekjuffer
Stilstaand (oude rivierarm): blauwe breedscheenjuffer, bruine glazenmaker groene glazenmaker, grote roodoogjuffer, kleine roodoogjuffer |
Tot de kwalificerende soorten kunnen van deze soortgroepen ook 2 extra soorten uit bijlage 3 gerekend worden, indien deze voorkomen in het beheertype.
De kwaliteitsbepaling wordt eerst per subtype uitgevoerd. Stromend en stilstaand worden vervolgens samengevoegd waarbij de laagste score telt behalve bij “Hoog” en “Laag”, dat wordt “Midden”.
¹ Verspreid voorkomen wil zeggen dat het merendeel van de soorten benodigd om te kwalificeren (ondergrens klasse matig of goed) voorkomt op meer dan 20% van de oppervlakte van het beheertype.
Variabele | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
Vrije afstroming (stroomsnelheid in rivier en nevengeul) | ≤0,1 m/s | 0,1-0,15 m/s | ≥0,15 m/s |
Inundatie (oude rivierarm) | Alle wateren inunderen jaarlijks of geen enkel water inundeert jaarlijks | ≤20 % of ≥60 % van de wateren inundeert jaarlijks of vaker | 20-60 % van de wateren inundeert 1x per jaar of vaker |
Droogval (oude rivierarm) | Water valt meer dan eens per 5 jaar droog | Water valt eens per 5 jaar geheel droog | Water valt niet droog |
Getijslag (getijdezone) | De getijslag is sterk verstoord of afwezig terwijl dat in de natuurlijke situatie niet het geval was | De getijslag wordt beperkt verstoord door kunstmatige obstructies | De getijslag wordt niet verstoord door kunstmatige obstructies |
Variabele | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
pH | 6,0-8,5 | ≤ 6,0/8,5-9 | ≥ 9 |
Totaal P (mg P/l) | ≤ 0,14 | 0,14-0,19 | ≥ 0,19 |
Totaal N (mg N/l) | ≤ 2,5 | 2,5-5 | ≥5 |
Chlorideconcentratie (mg Cl/l) | ≤ 150 | 150-200 | ≥ 200 |
Chlorideconcentratie (mg Cl/l) bij getij | 100-10000 | ≤ 100 / ≥ 10000 |
Variabele | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
pH | 6,5-8,5 | ≤ 6,5 / 8,5-9.5 | ≥ 9.5 |
Totaal P (mg P/l) | ≤ 0,1 | 0,1-0,18 | ≥ 0,18 |
Totaal N (mg N/l) | ≤ 1,3 | 1,3-1,9 | ≥ 1,9 |
Sulfaat (mg SO4/l) | ≤ 35 | 35-100 | ≥ 100 |
Chloride (mg Cl/l) | ≤ 150 | 150-250 | ≥ 250 |
Doorzicht (m) | ≤ 0,6 | 0,6-0,9 | ≥ 0,9 |
Kritische stikstofdepositie (kg N/ha/jaar) | 30 |
Hydrologie
Kenmerk | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
Open verbinding met de zee | Ja, geen belemmerende kunstwerken | Wel kunstwerken aanwezig maar passeerbaar voor de meeste soorten | Niet of voor enkele soorten passeerbare kunstwerken aanwezig |
Open verbinding met bovenstrooms in de rivier gelegen paaigebieden | Ja, geen belemmerende kunstwerken | Wel kunstwerken aanwezig maar passeerbaar voor de meeste soorten | Niet of voor enkele soorten passeerbare kunstwerken aanwezig |
Inundatie rivierbegeleidende wateren | Jaarlijks wordt 50% van de wateren geïnundeerd | Inundatie treedt minder dan eens per jaar op | Inundatie is niet mogelijk |
% van de beken dat vanuit de rivier vrij optrekbaar is | 50-100% | 20-50% | <20% |
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bepaling bedekking | 6 jaar |
Planten | inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Vissen | inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Libellen | inventarisatie kwalificerende adulten
Inventarisatie kwalificerende larven |
3 jaar
6 jaar |
Hydrologie | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |
Chemie | Watermonster analyse | 6 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |