N05.04 Dynamisch Moeras

Dynamische moerassen zijn moerassen met een hoge waterstand en een dynamisch waterpeil. Ze worden periodiek overstroomd met oppervlakte water. Hierdoor is er minder sprake van verzuring en verbossing, waardoor de beheerintensiteit in deze gebieden lager is dan in veenmoerassen.

Algemene beschrijving

Deze moerassen’ zijn gesitueerd langs grote wateren en rivieroevers, in oude rivierbeddingen, op (voormalige) buitendijkse gronden, en vaak ook op middels een natuurontwikkelingsproject omgevormde voormalige landbouwgronden, waar een dynamisch peilbeheer kan worden gerealiseerd.

Dynamische Moerassen komen voor op de overgang van water naar land. Het lage deel van Nederland is vrijwel volledig ontstaan als moeras. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de klei- en riviergebieden van Nederland. Dynamisch moeras ontstaat in voedselrijk water achter de duinen, in overstromingsvlakten van rivieren en beken. De bodems zijn zeer nat, voedselrijk en matig zuur tot neutraal.

Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen en biezen. Dynamisch Moeras is van groot belang voor vogels, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als bever, otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Moeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Hierin weerspiegelt zich de overgang van water naar land. Het rietland kan vrij open zijn met poeltjes waarin waterplanten groeien of al ouder met hoog opgaand riet die geleidelijk overgaan in ruigten met moerasspirea of poelruit. Een deel van de rietlanden wordt gemaaid, maar niet jaarlijks (overjarig riet).

De Nederlandse moerassen zijn vrijwel volledig ontgonnen of verveend; het resterende deel wordt bedreigd door vermesting, verdroging en verbossing. Daarnaast zijn er ook recent moerassen aangelegd. Veel van deze moerassen komen slechts geïsoleerd op een kleine oppervlakte voor en staan onder grote menselijke invloed. Hierdoor zijn er toch beperkingen aan de voor dit type noodzakelijke dynamiek. Ze kunnen daarom geen onderdeel vormen van Grootschalig Rivier en Moeraslandschap (N01.03). In voedselrijke gebieden kunnen ruigte en bosvorming (afhankelijk van peilregime en aanwezigheid van grote herbivoren en beheer) na verloop van tijd de overhand nemen.

Voor een goede kwaliteit en duurzame instandhouding is een natuurlijk fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Thans is er veelal sprake van gebrek aan nieuwvorming en versnelde successie waardoor extra beheer nodig is om voldoende oppervlak en kwaliteit te behouden.

Voorbeeldgebieden

Moeraslocaties in de Oude Rijnstrangen/Oevers van het Zwarte Meer, het Lauwersmeer, Harderbroek, De Groene Jonker (Nieuwkoopse Plassen), de Onlanden in Noord-Drenthe.

Afbakening

  • Het beheertype Dynamisch Moeras omvat verlandingsvegetaties zoals riet- en biezenvegetaties, natte ruigte en grote zeggenvegetaties.
  • Moeras kan tot 20% uit open water bestaan en tot 10% uit struweel. De zomersituatie geldt hier als referentiepunt.
  • De gemiddelde grondwaterstand in het najaar zakt maximaal tot  40 cm onder het maaiveld, behoudens eventuele periodieke droogteperioden.
  • Gebieden waar de waterstanddymaniek beperkt is (minder dan 20 cm verschil tussen zomer en winter) en/of waar niet regelmatig (minimaal 1 keer per jaar) overstroming met oppervlaktewater plaatsvindt,  vallen onder het type N05.03 Veenmoeras.
  • Droge rietruigten vallen niet onder dit beheertype maar onder het beheertype Ruigteveld.
  • In de nattere delen varieert de grondwaterstand tussen 0 en -20 cm.
  • Gebieden die onderdeel uitmaken van het natuurtype Grootschalige dynamische natuur: N01.03 Rivier- en Moeraslandschap, vallen niet onder het type Dynamisch Moeras.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N05.04 Dynamisch Moeras.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Beheeradvies

Het beheeradvies volgt nog.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Een gevarieerd en structuurrijk moeras vormt een geschikte biotoop voor diverse faunagroepen zoals vissen en zoogdieren. Minstens dertig procent van de oppervlakte van het beheertype wordt ingenomen door riet, hoge zeggen en/of hoge biezen. Dit structuurelement is van groot belang als broedgebied voor moeras- en rietlandvogels zoals grote karekiet, roerdomp, purperreiger, snor en rietzanger. Het type kan tot maximaal 20% (open) water omvatten.

De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden:

N05.04 Dynamisch Moeras – Structuur

Structuurelement Minimum % Maximum %
Water 5 20
Krabbenscheervelden 5
Waterriet (riet met voeten in het water) 5
Riet, hoge zeggen en/of hoge biezen 30 60
Struweel en bosjes, incl. solitaire bomen 5 10

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien 4 of meer kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Midden”: indien 2-3 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Laag”: indien 0-1 kwalificerend structuurelement aanwezig is.

Flora en fauna

Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:

N05.04 Dynamisch moeras – Flora en fauna

Soortgroep Soorten
Planten Doorgroeid fonteinkruid, draadzegge, driekantige bies, echt lepelblad, galigaan, genadekruid, gevleugeld hertshooi, gewone dotterbloem, heemst, klein blaasjeskruid, kleine valeriaan, kleinste egelskop, krabbenscheer, lange ereprijs, lidsteng, moeraskartelblad, moeraslathyrus, moerasmelkdistel, moerasvaren, moeraswolfsmelk, poelruit, rietorchis, ruwe bies, rijstgras, selderij, slangenwortel, spindotterbloem, stijf struisriet, vleeskleurige orchis, voszegge, waterdrieblad, waterlepeltje, waterscheerling, zilt torkruid, zomerklokje.
Broedvogels Baardman, blauwborst, blauwe kiekendief, bruine kiekendief, buidelmees, grote karekiet, grote zilverreiger, klein waterhoen, kleinst waterhoen, kwak, lepelaar, porseleinhoen, purperreiger, rietzanger, roerdomp, snor, sprinkhaanzanger, waterral, woudaap.

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 10 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 6 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en minimaal 2 soortgroepen vertegenwoordigd zijn.
  • “Midden”: indien 7-9 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
  • “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.

Milieu- en watercondities

Standplaatsfactoren

Moerassen ontwikkelen zich in voedselrijke wateren of op de (natte) overgangen tussen land en water en waar (zoet) water blijft staan, bijvoorbeeld in verlandende plassen en meren, oude rivierarmen, kanalen, langs stromende rivieren en beken. Ze worden gekenmerkt door de aanwezigheid van veel open water en grondwaterstanden die tenminste in de winter en voorjaar dicht aan of boven maaiveld staan. De diepte tot waarop grondwaterstanden wegzakken varieert per type gebied, met relatief grote (grond)waterstandfluctuaties in de rivieruiterwaarden en grote wateren.

De pH bevindt zich tussen zwak zuur tot basisch. De typische begroeiingen, vegetaties met biezen, riet of grote zeggenvegetaties, komen onder voedselrijke omstandigheden voor. Overgangen naar ruigten en struwelen zijn nog voedselrijker.

N05.04 – Dynamische Moeras. Ranges waarbij voor moeras kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG)

Schematische weergave gvg (cm - maaiveld): Geel: -70 tot -50. Groen: -50 tot 5. Geel: 5 tot 25. Rood 25 tot 250

N05.04 – Dynamische Moeras. Rood is laag, geel is midden, groen is hoog.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minstens 50% van de oppervlakte zich voor GVG binnen het bereik voor Hoog ontwikkeld bevindt.
  • “Midden”: indien niet voldaan wordt aan “Hoog” en minstens 50% van de oppervlakte voor GVG zich minimaal binnen het bereik voor “Midden” ontwikkeld bevindt.
  • “Laag”: indien aan bovenstaande criteria niet wordt voldaan.

Ruimtelijke condities

N05.04 Dynamisch Moeras – Ruimtelijke condities

Oppervlakte / Ruimtelijke samenhang > 50 ha 50 – 30 ha 30 – 10 ha < 10 ha
Verbonden met (afstand max. 30 meter) ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Hoog Midden
In de nabijheid (binnen 1 km) van ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Midden Laag
Geïsoleerd Hoog Midden Laag Laag

*Naast moeras betreft dit: N05.02 Gemaaid rietland, N06.01 Veenmosrietland en moerasheide, N12.06 Ruigteveld, N06.02 Trilveen.

Monitoring

N05.04 Dynamisch Moeras – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar
Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Broedvogels Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Standplaatsfactore Iteratio (aangevuld met directe metingen en expertoordeel) 12 jaar en controle na 6 jaar
Vegetatie Vegetatiekartering 12 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar