N06.05 Zwakgebufferd ven
Een Zwak gebufferd ven bevat zeer helder water met vegetaties van biesvormige planten. Vennen zijn laagten met water die in de zomer soms droogvallen.
Een Zwak gebufferd ven bevat zeer helder water met vegetaties van biesvormige planten. Vennen zijn laagten met water die in de zomer soms droogvallen.
Rond de vennen komen doorgaans droge en natte heide en soms kleine zeggenvegetaties of blauwgrasland voor. Het water is voedselarm, een beetje gebufferd en is daarom niet echt zuur. De oorzaken voor de lichte buffering, in een zure omgeving, zijn verschillend. De buffering kan veroorzaakt worden door stroming van water. Zwak gebufferd ven kan liggen in een slenk die de winter de afvoer van het water uit de heidevelden verzorgt of er kan een bovenloopje door het ven stromen. Andere oorzaken zijn het toestromen van grondwater of de aanwezigheid van een lemige bodem. Het aantal zwakgebufferde vennen is in het verleden groter geweest, door menselijk gebruik van de vennen werd de bodem opgewoeld. Bij opwoelen van de bodem lossen mineralen uit de bodem op in het water, hierdoor wordt het water gebufferd. Schapen werden in de vennen gewassen en er werd regelmatig in de vennen gezwommen. Door deze buffering onderscheidt het zich van zure vennen; verlanding naar hoogveen wordt door de buffering afgebroken. De buffering uit zich in een ijle, veelal uit zeldzame planten bestaande vegetaties. Kenmerkende soorten zijn waterlobelia, oeverkruid, ongelijkbladig fonteinkruid, pilvaren, moerashertshooi, veelstengelige waterbies, grote en kleine biesvaren. Zwakgebufferde vennen worden nu vooral aangetroffen in open heidelandschappen van de hogere zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land. Zwak gebufferde vennen verzuren snel door verdroging en luchtverontreiniging. Bij verdroging wordt de invloed van regenwater zo groot dat een ven sneller verzuurd. Nationaal zijn zwakgebufferde vennen schaars verspreid over Nederland. Gezien de kenmerkende vegetaties en libellen die aan dit beheertype gebonden zijn heeft Nederland op zowel nationaal als internationaal niveau een grote verantwoordelijkheid om dit beheertype in stand te houden.
Ter Horsterzand, Bergvennen, Breckelenkampse veld, Punthuizen, Lonnekermeer, Stelkampsveld, Grote veld, Empense en Tondense heide, Oisterwijkse vennen, Strabrechtse Heide, De Banen en Broekse Wielen.
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N06.05 Zwakgebufferd ven.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Over de aquatische typen is overleg gaande met de waterbeheerders. Mogelijk wordt dit type hier nog op aangepast. Voor 2012 kan dit type WEL gemonitord worden.
Een zwakgebufferd ven met variatie aan structuur in de vorm van aanwezigheid van permanent open water, schaars begroeide, zandige oever, verlandingsvegetatie van snavelzegge en/of veenpluis en waterplantenvegetatie is rijk aan planten, amfibieën en libellen. Voor de fauna is het belangrijk dat het ven het merendeel van de dag in de zon ligt. Het beheertype bestaat hoofdzakelijk uit open water inclusief droogvallende oevers, met een lage bedekking van veenmossen. Daarnaast worden de volgende kwalificerende structuurelementen onderscheiden:
Structuurelement | Minimum % | Maximum % |
---|---|---|
Vegetatie van ondergedoken of drijvende waterplanten | 5 | – |
Kale bodem en/of open pioniervegetaties* | 5 | 60 |
Vegetaties van snavelzegge en / of veenpluis* | 5 | 50 |
Oever tot 30 meter van hoogwaterlijn vrij van bomen* | 50 | – |
* geen oppervlakte, maar aandeel oeverlengte
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen (kranswieren zijn met (k) aangeduid):
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | donker glanswier (k), doorschijnend glanswier (k), draadgentiaan, draadzegge, drijvende waterweegbree, duizendknoopfonteinkruid, dwergvlas, gesteeld glaskroos, grote biesvaren, klein glaskroos, kleine biesvaren, kleinhoofdig glanswier (k), kleinste egelskop, kraaltjesglanswier (k), kruipende moerasweegbree, moerashertshooi, moerassmele, oeverkruid, ondergedoken moerasscherm, ongelijkbladig fonteinkruid, pilvaren, plat blaasjeskruid, stijve moerasweegbree, teer guichelheil, teer vederkruid, veelstengelige waterbies, vlottende bies, waterlobelia, waterpostelein, witte waterranonkel |
Libellen: | bruine winterjuffer, gevlekte witsnuitlibel, glassnijder, Kempense heidelibel, koraaljuffer, oostelijke witsnuitlibel, sierlijke witsnuitlibel, speerwaterjuffer, tengere pantserjuffer, vroege glazenmaker |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra soorten uit Bijlage 3 gerekend worden, indien deze voorkomen in het beheertype.
De beoordeling van abiotische condities wordt gedaan op basis van de interne water- en milieuconditie (standplaatsfactoren). Wanneer externe beïnvloeding beter, respectievelijk slechter scoort, wordt het eindoordeel 1 punt/klasse naar boven of beneden bijgesteld.
a) Standplaatsfactoren
Natte omstandigheden met schoon, voedselarm, gebufferd water zijn sleutelfactoren voor dit type. Van groot belang is de stabiele waterhuishouding die veroorzaakt wordt door slecht doorlatende lagen in de ondergrond of door enige grondwatertoevoer. In vergelijking met de zure vennen is de voedselrijkdom vaak wat groter, zeker in vormen die periodiek onder invloed staan van instromend grondwater of oppervlaktewater. De meest interessante vormen komen voor in vennen met helder water. Te voedselrijke omstandigheden zijn ongunstig omdat dit de helderheid van het water negatief beïnvloedt. Herstel kan meestal snel optreden na een ingreep, bijvoorbeeld het baggeren van sliblagen. Het type is tamelijk gevoelig voor stikstofdepositie.
b) Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdespositie* | < 5 kg N ha-1 y-1 < 360 mol N ha-1 y-1 | 5-10 kg N ha-1 y-1
360-710 mol N ha-1 y-1 |
> 10 kg N ha-1 y-1
> 710 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor (Zeer) Zwakgebufferde vennen (5,8 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang | >5 ha | 3 – 5 ha | 1 – 3 ha | <1 ha |
---|---|---|---|---|
Andere vennen binnen 400m* | Hoog | Hoog | Hoog | Midden |
Andere vennen* binnen 1 km | Hoog | Hoog | Midden | Laag |
Geïsoleerd | Hoog | Midden | Laag | Laag |
*Dit betreft naast zwak gebufferd ven ook N06.06 Zuur ven of hoogveenven. Kleine wateren binnen andere beheertypen of zelfs buiten het natuurnetwerk kunnen ook voor verbondenheid zorgen. Deze zijn niet bij de gisanalyse betrokken, maar kunnen wel bij het expertoordeel betrokken worden.
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bepaling bedekking | 6 jaar |
Planten | inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Libellen | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Bepaling abiotiek | Diverse methoden | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |