Vochtige schraalgraslanden hebben bijna altijd een verleden als boerengrasland dat voorzag in de behoefte aan hooi als wintervoer voor het vee. Zo mogelijk vond na de oogst ook enige beweiding plaats. De graslanden waren een essentieel onderdeel van het landbouwkundig systeem dat eeuwen heeft voortgeduurd. De lage ligging in het landschap bracht met zich mee dat de meeste gebieden regelmatig overstroomden met water vanuit beek, rivier of boezem. Daarmee werden bufferstoffen en vaak ook enige voedingsstoffen aangevoerd die de vegetatie en de productie in stand hielden. Voor het laatste werden veel graslanden in de beekdalen en natte heidegebieden zelfs opzettelijk bevloeid. In de hogere delen van Nederland staan vochtige schraalgraslanden bovendien van nature onder invloed van kwel, die ook zorgt voor aanvoer van bufferstoffen.
Het overgrote deel van de vroegere vochtige schraalgraslanden heeft de intensivering van de landbouw niet overleefd. Zelfs de restanten die zijn aangekocht als reservaat zijn daarna veelal nog aangetast of verdwenen door een scala van oorzaken, zoals waterwinning, ontwatering, verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater en onvoldoende beheer.