N15 Droge bossen

Droge bossen zijn bossen en struwelen met natuurfunctie op droge gronden. Een geringe mate van houtoogst is mogelijk zonder de natuurwaarden wezenlijk aan te tasten.

Algemene beschrijving

De boomlaag wordt in principe gedomineerd door een of meer Europese loofboomsoorten of door Grove den. In de praktijk zijn in veel gevallen vooralsnog ook niet-Europese boomsoorten aanwezig. Het overgrote deel van de droge bossen in Nederland is aangeplant of heeft zich spontaan gevestigd in de afgelopen anderhalve eeuw. Voor een bosecosysteem zijn ze dat betrekkelijk jong. Dit leidt ertoe dat de droge bossen in ons land nog niet erg structuurrijk zijn, dus zonder open plekken en zonder een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag. Ook andere oorzaken dragen daaraan bij, met name het feit dat de droge gronden in Nederland nog altijd de sporen dragen van eeuwenlange verschraling, waardoor een deel van de karakteristieke bomen en struiken nog niet aanwezig (kunnen) zijn.

Ontstaansgeschiedenis

De meeste droge bossen in ons land komen voort uit bossen die in de 19e en 20e eeuw zijn aangelegd en/of gebruikt als productiebos. Een deel daarvan was eikenhakhout. Andere gebieden zijn jarenlang beheerd als monoculturen van met name naaldboomsoorten, maar die in de laatste decennia worden omgevormd naar natuurbossen, zoveel mogelijk gebruik makend van natuurlijke successie. Vooral in het duingebied en aan de rand van droge heiden zijn ook droge bossen die zich spontaan hebben gevestigd. In ecologisch opzicht hebben de meeste droge bossen een jong karakter. Slechts sporadisch komen ook bossen voor met een lange bosgeschiedenis. Echte oerbossen komen hier al lang niet meer voor.

Beheertypen

Het natuurtype omvat de volgende twee beheertypen:

  • N15.01 Duinbos
  • N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos