N15.02 Dennen-, eiken-, en beukenbos
Bijgewerkt op: 19 december 2023Dennen-, eiken-, of beukenbos omvat bossen met dennen, eiken, beuken en/of berken en zijn vaak eenvoudig van structuur.
Dennen-, eiken-, of beukenbos omvat bossen met dennen, eiken, beuken en/of berken en zijn vaak eenvoudig van structuur.
Veel van deze bossen komen voor op zure, droge en zandige bodems. Wanneer de bodem meer leem bevat, kennen de bossen een grotere floristische rijkdom. Ook vochtiger typen van deze bossen met pijpenstrootje in de ondergroei behoren hiertoe. Vegetatiekundig behoren deze bossen tot het Zomereikenverbond of het Verbond der naaldbossen.
Dennen-, eiken of beukenbos is te vinden in het Zandlandschap zoals op de Veluwe en delen van Drenthe. Plaatselijk komt het ook voor in het Heuvellandschap en op oude strandwallen. Veel van de bossen zijn vorige eeuw ontstaan als gevolg van aanplant of natuurlijke successie. De cultuurlijke invloed is vaak te merken aan bijvoorbeeld ingevoerde boomsoorten en sporen van hakhoutbeheer. Hoewel Dennen-, eiken-, of beukenbos algemeen voorkomt ontbreekt vaak een hoge diversiteit aan flora en fauna. Oorzaken betreffen een geringe structuurrijkdom in voormalige productiebossen, de jonge leeftijd en gevolgen van verzuring en vermesting. Dennen-, eiken- en beukenbos kan zowel combinaties van boomsoorten bevatten als een sterke dominantie van één soort. Door het zure en voedselarme karakter is er bij ongestoorde ontwikkeling sprake van ophoping van strooisel wat zich met name voordoet bij bossen zonder leem in de ondergrond en bij sterke dominantie van eiken en beuken die zuur strooisel produceren. Hierdoor is bodemvegetatie vaak beperkt aanwezig. Aanwezigheid van soorten met rijker en makkelijker afbreekbaar strooisel, zoals linde op leemhoudende bodems, zorgt voor een milde humus, en daardoor een beter ontwikkelde bodemvegetatie. Het kronendak is minder gesloten en er is meer variatie tussen lichte en donkere delen. Op open plekken ontwikkelen zich vaak braamstruwelen en vestigen zich struiken als lijsterbes en vuilboom. In late stadia kan hulst dominant aanwezig zijn. Bij begrazing zijn ook grazige heidevegetaties aanwezig. Begrazing heeft een sterk effect op omvang en samenstelling van de boomverjonging. Natuurlijke processen zoals windworp kunnen voor variatie in structuur zorgen, maar vaak is (een aanvullend) menselijk beheer nodig om gevarieerde bossen te verkrijgen. Begrazing kan voorkomen dat open plekken weer snel dichtgroeien.
De betekenis voor de biodiversiteit is met name gelegen in grote aantallen (vaak bedreigde) paddestoelen, blad- en korstmossen en enkele vaatplanten. Structuurrijke bossen met enige buffering in de bodem, bossen met een hoge luchtvochtigheid en bossen met oude bomen kennen vaak een hogere biodiversiteit.
Veluwezoom, Dwingelderveld, Mantingerbos, Drents-Friese Wold, Kootwijk en het Speulderbos.
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N15.02 Dennen-, eiken-, en beukenbos.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Het dennen-, eiken- en beukenbos is een vaak gesloten tot soms halfopen bos met een meestal eenvoudige structuur. Wanneer er langdurig niet wordt gekapt of begraasd ontstaat een gesloten bos met een dikke strooisellaag. Doordat de afbraak van strooisel op de veelal zure en voedselarme bodem langzaam gaat, ontstaat een dikke strooisellaag met maar weinig ondergroei. Op leemhoudende bodem is het kronendak minder gesloten en is er minder strooiselophoping, waardoor de ondergroei ook beter ontwikkeld is. Voor extra variatie aan structuur is meestal gericht beheer nodig.
Variatie in het bos door de aanwezigheid van bijvoorbeeld open plekken, dode bomen en een goed ontwikkelde bosrand is van belang voor diverse faunagroepen zoals broedvogels, dagvlinders en zoogdieren.
Binnen het beheertype dennen-, eiken- en beukenbos beslaan uitheemse boomsoorten maximaal 20% van het areaal. De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden¹.
Parameter | Methode |
---|---|
Gemengd | > 40% oppervlakte |
Gemengd | > 60% oppervlakte |
Europees | > 60% oppervlakte |
Europees | > 80% oppervlakte |
Struweel en open plekken | > 5% oppervlakte |
Struweel en open plekken | > 10% oppervlakte |
Gelaagde boomfase | > 20% oppervlakte |
Gelaagde boomfase | > 40% oppervlakte |
Dikke dode bomen | > 3 per ha |
Dikke dode bomen | > 6 per ha |
Dikke dode bomen | > 9 per ha |
Dikke levende bomen | > 20% oppervlakte |
Dikke levende bomen | > 40% oppervlakte |
¹Structuurelementen in bossen worden niet gekarteerd in geïsoleerde bospercelen < 5 ha.
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende soorten uit de volgende soortgroepen:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | bochtige klaver, bosanemoon, dalkruid, dennenorchis, dennenwolfsklauw, dubbelloof, Duitse brem, echte guldenroede, fraai hertshooi, gebogen driehoeksvaren, geschubde mannetjesvaren, gewone salomonszegel, grote veldbies, hengel, klein wintergroen, kleine keverorchis, koningsvaren, kranssalomonszegel, lelietje-van-dalen, linnaeusklokje, mispel, ruige veldbies, schaduwkruiskruid, steenbraam, stekende wolfsklauw, stengelloze sleutelbloem, stippelvaren, stofzaad, valse salie, valse zandzegge, wilde narcis s.s., witte klaverzuring, witte veldbies, zevenster, Zweedse kornoelje |
Broedvogels: | appelvink, boomklever, boomleeuwerik, fluiter, geelgors, groene specht, keep, kleine bonte specht, middelste bonte specht, raaf, sijs, vuurgoudhaan, wespendief, wielewaal, zwarte specht |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdepositie* | < 15 kg N ha-1 y-1 < 1070 mol N ha-1 y-1 | 15 – 20 kg N ha-1 y-1
1070-1420 mol N ha-1 y-1 |
> 20 kg N ha-1 y-1
> 1420 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde Beuken-eikenbossen met Hulst (20 kg), Eiken-haagbeukenbossen (20 kg) en Oude eikenbossen (15 kg) (Van Dobben & Van Hinsbergen, 2008).
Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang | >300 ha | 50 – 300 ha | 5-50 ha | < 5 ha |
---|---|---|---|---|
Verbonden met (afstand max. 30 meter) met andere bosbeheertypen* | Hoog | Hoog | Hoog | Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere bossen | Hoog | Hoog | Midden | Laag |
Geïsoleerd | Hoog | Midden | Laag | Laag |
* Dit betreft N14.01 t/m N17.03
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bosstructuurkartering | 12 jaar |
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 12 jaar |
Broedvogels | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |