Veelgestelde vragen over het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL)
Op deze pagina vindt u een overzicht van veelgestelde vragen en antwoord over het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).
Op deze pagina vindt u een overzicht van veelgestelde vragen en antwoord over het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).
Op deze pagina vindt u een overzicht van veelgestelde vragen en antwoord over het SNL. Kijk voor meer informatie ook in het Basisboek Subsidiestelsel Natuur en LandschapDeze link opent in een nieuw tabblad of Het Subsidiestelsel Natuur en Landschap in het kortDeze link opent in een nieuw tabblad.
Bij een vegetatiekartering wordt de vegetatie in een gebied over de hele oppervlakte in beeld gebracht. Vlakdekkende vegetatiekaarten vormen een belangrijk middel voor terreinbeheerders voor het beheer en de inrichting van natuurgebieden, omdat de plekken waar beheermaatregelen worden uitgevoerd – waar wordt geplagd, gemaaid of begraasd – worden uitgekozen op basis van de aanwezige vegetatie. Daarnaast vormen vegetatiekaarten de basis voor habitatkaarten en beheerkaarten, die in het natuurbeleid een rol spelen.
Een beheerpakket voor agrarisch beheer is een samenhangend geheel van beheermaatregelen en beheervoorschriften die passen binnen een leefgebied. Zo zijn er bijvoorbeeld beheerpakketten voor broedende of foeragerende weide- of akkervogels. De beheermaatregelen en -voorschriften zijn gericht op het instandhouden van (een groep van) bepaalde doelsoorten. Er zijn beheerpakketten voor agrarisch natuurbeheer op landbouwgrond, landschapsbeheer, water en vanaf 2023 ook voor klimaat. BoerenNatuurDeze link opent in een nieuw tabblad ontwikkelt deze pakketten voor gebruik door agrarische collectieven en agrariërs. Voor natuurbeheer bestaan geen pakketten. Daar wordt gewerkt op basis van beheertypen. Beheerders bepalen zelf hoe ze een gebied beheren. Ze zijn wel verplicht het beheertype in stand te houden.
Beheerders krijgen een vergoeding voor natuurbeheer. Deze worden per beheertype bepaald en zijn gebaseerd op de kosten van het landelijk gemiddelde beheer, de zogenoemde standaardkostprijs (SKP). Van die SKP wordt 84% vergoed via het landelijke, vaste tarief voor het betreffende beheertype. Daarnaast kunnen er aanvullende bijdragen worden uitgekeerd. De vergoeding voor agrarisch natuurbeheer wordt bepaald in een overleg tussen het agrarisch collectief en de individuele agrarische beheerder. Voor agrarisch beheer gelden geen landelijke vaste tarieven, wel maximale tarieven die zijn gebaseerd op de Catalogus Groenblauwe diensten, gebaseerd op inkomstenderving plus de kosten voor het beheer.
De toezichtsbijdrage is een vergoeding voor het houden van toezicht op een natuurterrein. De toezichtsbijdrage kan alleen worden verstrekt in aanvulling op de subsidie voor natuurbeheer. Gedeputeerde Staten kunnen kiezen waar ze de bijdrage beschikbaar stellen.
De voorzieningenbijdrage is een bijdrage in de kosten voor het beheer van basisvoorzieningen in voor publiek opengestelde terreinen, naast de al verstrekte beheersubsidie. Voorbeelden hiervan zijn bijdragen voor onderhoud van wegen en paden. De voorzieningenbijdrage wordt in principe verstrekt voor opengestelde terreinen, tenzij de aanvrager een gemeente is.
Beheertypen zijn typen natuur in een gebied, zoals heide, bos of grasland. Ze zijn bedoeld voor de beschrijving en indeling van het natuurbeheer. De beheertypen zijn de ‘taal’ waarmee het natuurbeleid van de provincie wordt ingevuld en vormen daarmee de basis voor afspraken over doelen en middelen tussen provincie en terreinbeheerder. Er worden 49 landelijke beheertypen onderscheiden, gebundeld in de Index Natuur en Landschap.
Het Natuurbeheerplan (NBP) is een beleidskader voor het provinciale natuurbeleid. In het NBP begrenzen en beschrijven provincies de gebieden waar beheerders subsidie kunnen krijgen voor het beheer en de ontwikkeling van natuur, agrarische natuur en landschapselementen.
CertificeringDeze link opent in een nieuw tabblad is het proces om te komen tot een certificaat, een verklaring van de provincie waarmee een natuurbeheerder, gebiedscoördinator agrarisch natuurbeheer of (agrarisch) collectief bepaalde kwaliteitseisen voor beheer, organisatie en administratie garandeert. Beheerders maken op basis van het landelijke Programma van EisenDeze link opent in een nieuw tabblad van de provincies een kwaliteitshandboek waarin het bedrijfsproces beschreven wordt. De certificering gebeurt op basis van dit kwaliteitshandboek en wordt uitgevoerd door de Stichting Certificering SNL, een onafhankelijk orgaan dat in 2011 is opgericht door de provincies. Certificering is verplicht voor iedereen die een SNL-subsidie aanvraagt.
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) is onderdeel van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Via het SNL verlenen de provincies subsidie voor het behoud en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden:
Uitgangspunt van het ANLb is een leefgebiedenbenadering: het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbaar beheer vraagt. Bijvoorbeeld weide- en akkervogels.
Met het natuurbeleid willen de Nederlandse overheden de Nederlandse natuur behouden en versterken en de verschillende plant- en diersoorten (biodiversiteit) behouden. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, bijvoorbeeld de Waddenzee en de vertaling van internationaal naar nationaal beleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van het natuurbeleid binnen hun provinciegrenzen.
Natuurbeheer is het uitvoeren van specifieke natuurbeheermaatregelen in een terrein waar de natuurfunctie voorop staat en waarbij wordt uitgegaan van natuurdoelstellingen. Beheerders ontvangen subsidie voor het in stand houden van specifieke beheertypen. Agrarisch natuurbeheer is een concept waarbij agrarisch ondernemers maatregelen nemen op en rond hun bedrijf die gunstig zijn voor natuur en landschap. Combinaties van maatregelen zijn de zogenoemde beheerpakketten. Beheer vindt plaats in door de provincies aangewezen leefgebieden die kansen bieden voor specifieke doelsoorten. Agrarische collectieven vragen de subsidie aan en organiseren het beheer.
SNL staat voor Subsidiestelsel Natuur en Landschap. In Nederland zijn de provincies verantwoordelijk voor het natuurbeheer. Zij treden op als gebiedsregisseur in het landelijk gebied en brengen de partijen bij elkaar die zorgen voor het beleid en de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer. De provincies bepalen waar zij welke natuurdoelen willen realiseren en welke middelen zij hiervoor inzetten. Via het SNL verlenen de provincies subsidie voor het behoud en de ontwikkeling van (agrarische) natuurgebieden en landschappen. Partijen die dit beheer doen zijn terreinbeherende organisaties (zoals de Provinciale Landschappen, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer), particuliere natuureigenaren en verenigingen van particuliere natuureigenaren (natuurcollectieven). Bij agrarisch beheer zijn dit verenigingen van samenwerkende agrariërs die landbouwgrond beheren (agrarische collectieven). De subsidie geldt voor een periode van zes jaar. Provincies hebben in het kader van het Natuurpact afgesproken om de uitvoering van het SNL zo uniform mogelijk te doen.
Bij de meeste beheertypen mag geen mest worden gebruikt. Raadpleeg de Index Natuur en Landschap voor een omschrijving van het betreffende beheertype. Op de website van RVO staat hoeveel mest er eventueel op natuurgrond mag worden toegepast. Het principe van mestgebruik voor natuurbeheer is a) áls het mag (mag dus niet als bijv de gebruiksovereenkomst het verbied!) en dan nog b) alléén voor zover nodig voor instandhouding van het beheertype! (dus ook niet voor zover het beheertype het nog toestaat)
Provincies hebben ervoor gekozen om geen maatregelen voor natuurbeheer voor te schrijven. U moet als gecertificeerde beheerder het beheertype waarvoor u subsidie krijgt in stand houden en zelf bepalen welk beheer daarvoor nodig is. Voor een aantal beheertypen zijn beheeradviezen opgesteld. Die zijn te vinden bij de beschrijving per beheertype in de Index Natuur en Landschap.
De provincies geven in hun natuurbeheerplan aan of een perceel voor subsidie in aanmerking komt, en welk beheertype (natuurbeheer) of leefgebied (agrarisch natuurbeheer) daar aanwezig is. U kunt zelf in het natuurbeheerplan bekijken of percelen in aanmerking kunnen komen voor een SNL-subsidie. Via het jaarlijkse openstellingsbesluit bepalen de provincies waar en waarvoor (voor welke beheertypen) ze in een bepaald jaar subsidie geven. Voor vragen hierover kunt u contact opnemen met de provincie.
Bekijk de natuurbeheerplannen van de provincie
De bijbehorende kaarten kunt u terugvinden op de website van uw provincie.
Een subsidie kan worden aangevraagd bij de provincie, deze geeft de beschikking. Uitbetaling gebeurt door RVO. Het agrarisch collectief vraagt de subsidie aan voor zijn leden. Het is niet mogelijk een individuele aanvraag te doen.
Lees meer over het aanvragen van subsidie voor agrarisch natuurbeheer (ANLb)
De subsidie wordt verstrekt en uitbetaald door de provincie. Voor de provincies Groningen, Drenthe en Zuid-Holland doet de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dit. Een subsidie moet worden aangevraagd bij de provincie of bij RVO. Dit kan elk jaar tussen 15 november en 31 december. Om deel te nemen aan een collectieve subsidieaanvraag voor natuurbeheer kan de aanvrager contact opnemen met de provincie voor meer informatie over de collectieven in de betreffende provincie, of met een van de bestaande collectieven in het gebied.
De subsidie voor natuurbeheer geldt voor terreinbeherende organisaties, particuliere natuureigenaren en verenigingen van particuliere natuureigenaren (natuurcollectieven), maar ook voor gemeenten voor zover zij voor die percelen bij de start van het SNL-subsidie ontvingen. De subsidie voor agrarisch beheer geldt voor verenigingen van samenwerkende agrariërs die landbouwgrond beheren (agrarische collectieven).
Provincies sluiten een subsidie-overeenkomst af met de agrarische collectieven, maar dat is op het niveau van een leefgebied en niet op perceelniveau. Het agrarische collectief sluit met een deelnemer (eigenaar of gebruiker) een contract af over het beheerpakket op een perceel. Pakketten worden dus in overleg tussen deelnemer en het agrarisch collectief toegewezen aan percelen. De contracten worden afgesloten met een deelnemer voor een bepaald minimum en maximum aantal hectares. Een overheid kan geen subsidie krijgen voor agrarisch natuurbeheer. Als een agrariër grond pacht van een overheid, dan kan hij als deelnemer van een collectief die grond wel inzetten voor agrarisch natuurbeheer en daar subsidie voor ontvangen.
Het agrarisch collectief maakt jaarlijks een beheerplan. Daarin staat op welke percelen welke pakketten van beheermaatregelen worden uitgevoerd. Voor een optimaal natuurbeheer kunnen de beheermaatregelen van jaar tot jaar op verschillende plekken worden uitgevoerd.
Bekijk de actuele Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & LandschapbeheerDeze link opent in een nieuw tabblad via boerennatuur.nl
Over het beheer van ruiterpaden is niets opgenomen in de Subsidieverordening Natuur en Landschap (SVNL). De voorzieningenbijdrage is in de eerste plaats bedoeld om het terrein toegankelijk te houden voor publiek.
Er zijn verschillende voorwaarden om in aanmerkingen te komen voor een voorzieningenbijdrage. U vindt ze op de site van BIJ12. Daarnaast moet de provincie de mogelijkheid openstellen om deze subsidie aan te vragen.
Vegetatiekarteringen zijn openbaar voor zover het gegevens betreft die met overheidsgeld zijn verzameld en als ‘open data’ moeten worden gekwalificeerd volgens de Wet Open Overheid (WOO).
Lees meer over inwinning en verwerking van vegetatiegegevens
Agrarisch beheer wordt door de NVWA gecontroleerd op uitgevoerde maatregelen. Controle op natuurbeheer vindt plaats via drie sporen: certificering van beheerders, monitoring en het Goede gesprek of voortgangsgesprek van provincies en beheerders. Provincies kunnen controles (laten) uitvoeren, bijvoorbeeld bij het opstellen van het natuurbeheerplan.
Via de Natuurschoonwet, die tot doel heeft om het onversnipperd eigendom van landgoederen te behouden, kunnen landeigenaren gebruik maken van fiscale mogelijkheden. De beheerder kan ervoor kiezen om met dat geld natuur op het landgoed te beheren en te ontwikkelen. De subsidie op basis van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL), dat onderdeel is van het SNL, is bedoeld voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken voor (agrarisch) natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen via investeringssubsidie en subsidie functieverandering. De SKNL is dus een instrument om nieuwe natuur te realiseren of de kwaliteit van de natuur te verhogen. De subsidie moet daarvoor worden ingezet. In tegenstelling tot de SKNL worden er vanuit de Natuurschoonwet geen bijdragen voor beheer en onderhoud en aanleg van natuur verstrekt.
De jaarlijkse uitgaven voor natuurbeheer bedragen in 2020 ongeveer 130 miljoen euro. De jaarlijkse uitgaven voor agrarisch natuurbeheer bedragen in 2020 ongeveer 80 miljoen euro.
Voor de monitoring van het natuurbeheer en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is een uniforme landelijke systematiek ontworpen. Monitoring is een essentieel onderdeel van de beheercyclus. De uitvoering van het natuurbeleid en –beheer moet gemonitord worden om te weten of de afgesproken doelen ook gehaald en zo nodig bijgesteld moeten worden. Behalve informatie over de gerealiseerde hectares en het daarvoor benodigde geld, is ook informatie nodig over de resultaten in termen van natuurkwaliteit.
Controle op natuurbeheer vindt plaats door audits via de Stichting CertificeringDeze link opent in een nieuw tabblad, monitoring van de natuurkwaliteit en het goede gesprek tussen provincie en beheerder over de resultaten van het natuurbeheer. Gecertificeerde natuurbeheerders en organisaties worden periodiek door de Commissie Certificering geaudit. Bij een audit wordt nagegaan of de certificaathouder zijn gecertificeerde werkproces op consistente wijze in praktijk brengt en daarmee garant staat voor kwalitatief goed beheer. Het landelijk Programma van Eisen vormt hierbij de leidraad. Uit de audits blijkt of de certificering kan worden voortgezet. Daarnaast wordt de kwaliteit van de natuur volgens een afgesproken protocol door de natuurbeheerders in opdracht van de provincies gemonitord. De gegevens die hierbij verzameld worden, worden door de beheerders gebruikt bij de evaluatie van het beheer. Beheerders kunnen indien nodig met die informatie het beheer bijsturen.
De resultaten van de monitoring en evaluatie worden ook in het Goede gesprek of voortgangsgesprek met de provincies besproken. In dat gesprek worden afspraken gemaakt over de beheertypen die niet aan de vereiste kwaliteit voldoen (terreinen verwijderen uit de subsidiebeschikking of treffen van aanvullende (inrichting-) maatregelen die ervoor zorgen dat wel aan de vereiste kwaliteit wordt voldaan).